HET DIERENPENSION

Al kon ze dit telefoontje elk moment verwachten, toch gaf het bericht haar een schok. Ze bekeek haar agenda, zag geen afspraken en reed naar haar ouderlijk huis. Brenda, de zwarte hulp deed met een bedrukt gezicht open. Willemijn keek om de hoek de kamer in. Pa zat er nog net zo bij. Hij leek een dutje te doen. Ze trok haar jas uit en ze knikte de jonge vrouw die haar vader de laatste maanden verzorgd had vriendelijk toe.
‘Uw vader…’
‘Je schrok zeker toen je vanmorgen binnenkwam.’
‘Ja, mijnheer zat gisteren nog vol grapjes.’
‘Ach Brenda, bijna 100. Het zat eraan te komen. Een hartstilstand is voor hem een mooie dood.’
Brenda liep naar de keuken, Willemijn hoorde haar met het koffiezetapparaat rommelen. Het wachten was op de dokter voor de overlijdensverklaring; weer nodig voor de acte van erfrecht. Waarschijnlijk zou zij als oudste dochter de taak krijgen om de boel te regelen, al had pa dat nooit met zoveel woorden gezegd.
Haar blik ging door de kamer. Een gigantische troep. Pa deed nooit iets weg en sinds de dood van haar moeder was het huis helemaal dichtgeslibd. Stapels kranten, waar naar zijn zeggen een interessant artikel instond dat hij wilde herlezen, waar toch nooit iets van kwam, rezen als paddenstoelen van de grond.
Willemijn belde haar middelste zus Anneke. Meteen bood zij aan om te komen helpen met opruimen. ‘Je bent ook de jongste niet meer Willemijn,’ deed haar beseffen dat zij nu de oudste van de familie was.
In Sydney nam Alice meteen op met de woorden: ‘Jezus, weet je wel hoe laat het hier is?’
‘Pa is net overleden, dat wilde ik je even zeggen. Kom je over voor de crematie? We moeten ook nog naar de notaris.’
‘Oh jee. Is het huis nog iets waard?’ begon haar jongere zus. Willemijn kreeg de neiging om de telefoon op de haak te gooien. Altijd aan centen denken.
‘Meid, ik ben wel eerlijk. Jij kunt ook best een tonnetje gebruiken toch? Pa kreeg zijn centen van opa en ma zat er, nadat haar ouders waren overleden, best warmpjes bij.’
Willemijn keek ongeduldig op haar horloge. Kwam die dokter nu maar, dan kon ze verder. Zitten wachten was niets voor haar; blijkbaar verleerd door alle tijd die ze aan pa had besteed, waarbij ze zijn grillen op de koop toe had genomen.
Al kon pa nauwelijks meer lopen, hij was nog goed bij. Elke ochtend las hij de financiële pagina van de Telegraaf en bekeek de koersen. Hij wist dondersgoed hoeveel zijn portefeuille waard was, al liet hij het bellen met de bank om zijn orders te laten uitvoeren door zijn doofheid aan haar over.
‘Jij bent toch gescheiden en je zoon is zelfstandig, dus…’ was zijn argument om haar voor zijn karretje te spannen.
Met een glimlach pakte ze de koffie aan en zei: ‘Brenda, jij neemt toch ook?’
De donkere vrouw lachte verlegen. ‘Ik dronk elke morgen koffie met mijnheer… ik zal hem missen. Hij had altijd een vriendelijk woord en… oh, daar zal de dokter zijn.’
Brenda had de auto al gehoord.
Meer dan een blik op haar vader werpen deed de dokter niet.
‘Ik was vorige week nog bij hem. Hartfalen. Mooie leeftijd. Mijn condoleances. Hij had het er nog over dat u alles zou regelen.’
Willemijn knikte en wees op het bureau van haar vader.
‘Hij had alles al op schrift gezet. Crematie en bijzetten naast moeder.’
De dokter bromde goedkeurend, overhandigde haar de overlijdensverklaring, gaf haar een hand en vertrok.
Ze haalde de map uit het bureau, belde de begrafenisondernemer en vroeg de notaris te spreken.
Toen haar moeder 15 jaar geleden was overleden, had pa alle instructies van moeder opgevolgd. Ma was een harde geweest. Altijd regelen, zelfs haar eigen dood. Toen de kanker terug kwam, vertikte ze het om zich te laten behandelen.
Dinsdag wil ik dood, ze hoorde het haar nog zeggen. Ma had afscheid genomen en wachtte op het fatale spuitje. Toen die dinsdag ochtend aanbrak wilde de verpleegster haar geen spuitje geven.
‘Dat zullen we even zien, niets ervan, het is afgesproken, bel jij de dokter maar,’ riep haar moeder boos. Ze kreeg haar zin. Ze had pa voorgehouden niet te gaan zitten treuren en dat had hij braaf ook niet gedaan.
Willemijn kon de centjes best gebruiken, want na haar scheiding was het niet vetsoppen. Vreemd dat pa, die altijd op de belasting zat te kankeren nooit eerder giften aan zijn dochters had gedaan. Ze kende de belastingtarieven. Zonde om zoveel te moeten betalen.
Brenda stak haar hoofd om de hoek en vroeg of ze nog iets kon doen.
‘Ga maar Brenda. Heel veel dank wat je voor mijn vader hebt gedaan. Over een uur komt de begrafenisondernemer. Ik heb je adres en stuur je een kaart.’
‘Graag mevrouw, ik wil nog even afscheid van mijnheer nemen.’
Ze liet Brenda uit en ging naast haar vader zitten. Hij zag er helemaal niet dood uit. Het leek net of hij elk moment iets kon gaan zeggen. Ze pakte een zakdoek en moest even huilen.
Natuurlijk dacht ze aan de erfenis. Ze gniffelde en dacht aan de woorden die haar vader vroeger zei als zij of haar zusjes vervelend waren geweest. ‘Als jullie niet ophouden met kibbelen, vermaak ik al mijn geld aan het dierenpension.’
Hij was dol op zijn honden geweest en de dieren hadden het daar zalig gevonden als hij met moeder op reis ging.

De begrafenisondernemer kwam met een busje.
‘Gaat u maar even de kamer uit mevrouw, dit is geen prettig gezicht. Hebt u al kleren klaarliggen voor in de kist? Straks zoeken we de kist uit.’
Ze liep naar boven en zocht zijn beste pak uit. Beneden zag ze dat het lichaam van haar vader al weg was. De deur van het busje ging net dicht.
‘Zo, mevrouw, mijn condoleances. Ik heb hier een aantal voorbeelden waaruit u een keuze kunt maken.’
‘Mijnheer, mijn vader heeft alles al op schrift staan, tot de rouwadvertentie toe, behalve de datum natuurlijk.’
‘Dat vergemakkelijkt de zaak mevrouw. Weet u al in welke kranten?’
Ze zag de tarieven en riep: ‘Zoveel? Dat adverteren kost een vermogen! Belachelijk, doet u maar een achtste pagina.’
‘Zoals u wilt mevrouw.’

Ze hoorde Anneke met haar aftandse Range Rover aankomen. Zij zou nu mooi een nieuwe bolide kunnen kopen.
Anneke omhelsde haar. Ze zette haar grote tas neer en pakte een schort.
‘Laat dat maar, we moeten toch eerst horen wat zijn testament inhoudt.’
Anneke bekeek de kamer, liep naar de keuken waar de koffie nog warm stond en kwam met een dampende Wedgwood kop de kamer in. ‘Wat een troep. Denk je dat we 500 vangen voor het huis in deze staat? Niemand heeft meer zin in gedoe van een verfbeurt of een verbouwing. Die keuken… en de badkamer… oeroud. Dat wil geen hond meer.’
Willemijn schoot in de lach.
‘Weet je nog dat pa dreigde ons te onterven als we weer eens vervelend waren geweest?’
‘Natuurlijk, alles zou dan naar het dierenpension gaan.’
‘Zeg wanneer komt Alice?’
‘Ze moet eerst een ticket regelen.’
‘Ik ga toch maar eerst de bedden verschonen, dan kunnen we hier met ons drietjes slapen.’
Willemijn liep met Anneke naar boven, waar Anneke een gebaar met haar vingers maakte: ‘Heb je al enig idee…?’
‘Nee, pa wilde nooit dat ik erbij zat als de notaris kwam. Idioot natuurlijk, tenzij hij een buitenechtelijk kind heeft. Je wist toch dat oma in zonde geboren was? Dat hoorde ik later pas.’
‘Gut, ja en ze deed zo vreselijk chic.’
Ze stonden met een stapel lakens te gieren van de lach, net zoals vroeger.
‘Weet je wel hoeveel hij had?’
‘Ja, geen fortuin. Acht ton. Het huis brengt hopelijk vijf op, maar daar moeten we niet op rekenen, de tuin is een wildernis. Dan die klote belasting. Als we schoon twee ton in onze handjes krijgen, mogen we blij zijn. Het meubilair is niets meer waard. Wie wil nog antiek? Zag je hoe versleten het bankstel is? De zitting van pa’s bureaustoel is helemaal door. Hij was te krenterig om dit te laten repareren. Hij kocht wel een nieuwe auto.’
‘Is er nog iets te eten?’
‘Jezus, goed dat je het zegt. Ik moet de thuiszorg afbellen, tafeltje dekje en de hele rataplan.’
Willemijn wilde de trap af gaan.
‘Zeg de telefoon maar niet op.’
‘Nee, die houden we aan. Kan je het alleen verder af?’
Anneke knikte. Willemijn liep naar beneden en ging achter haar vaders bureau zitten. Ze was enkele uren bezig. Ondertussen mestte Anneke vloekend de keuken uit en gooide bendes weg, steeds mopperend over bolstaande blikken en potjes die al jaren over de uiterste verbruiksdatum heen waren.
Laat in de middag belde Alice: ‘Ik heb een ticket! Kan een van jullie mij van Schiphol halen? Ik mail je mijn vluchtnummer wel.’
‘Zo, morgen aan het eind van de dag komt Alice. Ik zal haar van het vliegveld halen.’
‘Kan je nog wel autorijden met die artrose handen?’
‘Ik ben nog niet fossiel hoor. Was er nog iets eetbaars? Ik heb eigenlijk zin om een hapje buiten de deur te eten.’
‘Prima, we pikken een Chineesje.’

De drie zusjes zaten in hun mantelpak en met de parelketting om die ze voor hun 18e verjaardag hadden gekregen in de wachtkamer van de notaris.
Alice keek strijdlustig. Voor ik op het vliegtuig stap wil ik mijn centen anders draait Jaap mijn nek om.’
‘Je man boert toch goed?’
‘Puh, Sydney is duur hoor. Het komende huwelijk van Antje gaat veel geld kosten.’
‘Hoeft toch niet?’
‘We kunnen niet achterblijven. De knaap met wie ze trouwt bulkt van het geld en dan…’
Ze werden opgeschrikt.
‘Dames wilt u mij volgen…?’
Ze stonden op en liepen achter de jongeman aan. Hij hield beleefd de deur voor hen open.
De notaris stond op en groette hen plechtig met: ‘Uw vader was een goede vriend van mij. Ik zal hem missen.’
Alice keek op haar horloge.
De notaris begreep de hint en zei: ‘Ik begrijp dat u weer terug moet naar Australië. Ik heb het dossier al voor mij. Voordat ik het testament zal voorlezen, is hier eerst nog een brief. Speciaal aan u gericht.’ De zusjes keken elkaar verbaasd aan.
De notaris pakte de brief met het hun bekende handschrift.
‘Lieve kinderen. Vaak sprak ik mijn ongenoegen uit over jullie gedrag, maar ik heb altijd veel van jullie gehouden en deed dit voor jullie bestwil. Na het overlijden van jullie moeder heb ik voor elk van jullie iets speciaals uitgezocht. Voor mijn oudste, Willemijn, heb ik de zilveren theepot bedacht. Anneke krijgt de oude hondenmand en voor Alice zocht ik mijn wandelstok uit.’
De notaris zweeg en verschoof enkele papieren.
Verbaasd riep Alice: ‘Nou, mooi aandenken. Ik ben er kapot van. Nu de centen.’
De notaris pakte het testament. Hij keek de dochters een voor een aan, wreef over zijn wang en begon:
‘Heden voor mijn verschenen…..’
‘Ja, laat die flauwe kul maar mijnheer. Details alstublieft,’ zei Alice luid.
De notaris boog zijn hoofd. Hij liep rood aan en zei: ‘Als u het persé wilt, ik zal kort zijn: uw vader heeft zijn gehele bezit vermaakt aan het dierenpension.’
‘Wat!’ Riepen de zusters in koor.
Willemijn zakte achterover in de stoel en begon te snikken.
Anneke balde haar vuisten en Alice stond op en wilde de notaris te lijf gaan.
‘Hebben jullie dit bekonkeld? Godsamme, wat een achterbaks gedoe.’
‘Hieraan is niet te tornen.’
‘En de successierechten, moeten wij die soms ook betalen? Nou dan weiger ik die hele handel. Kom meiden we gaan.’
Woedend stapte Alice op. Anneke en Willemijn volgden.
Anneke drukte op de afstandsbediening van de Range Rover. Bedrukt stapten ze in.
‘Nou, dan kan de notaris dit in zijn reet stoppen, we pakken onze spullen en laten hem de zooi maar uitzoeken. Dierenpension… huh…’
Mokkend reden ze naar het ouderlijk huis.
Willemijn opende de voordeur. Ze renden alle drie naar boven, trokken hun nette kleren uit, waarbij Alice bromde: ‘Heb ik goddomme speciaal een mantelpak aangetrokken en die stomme parels…’
In jeans gekleed liepen ze de trap af. Alice pakte de stok en wilde deze doormidden breken.
Willemijn zei: ‘Wacht… kijk die knop eens?’
Ze pakte de stok aan en draaide aan de zilveren knop. Nieuwsgierig keken Anneke en Alice toe.
Met de knop in haar hand zei ze schor: ‘Hol… hemel… er zit iets in,’ ze keek en trok er voorzichtig een papier uit.
‘Postzegels… verrek is dat niet de Mauritius zegel?’
Verbaasd keken ze elkaar aan. Willemijn liep naar de hoekkast en pakte de in plastic verpakte theepot. Ze rammelde hiermee en voelde dat er iets zachts in zat. Ze keerde de pot om op de kussens van de bank. Er viel een vies oud zakje met een koordje uit. Ademloos keken ze hoe Willemijn hier een aantal edelstenen uit haalde.
‘Nu de hondenmand, waar is die? Toch niet weggegooid?’ begon Anneke helemaal opgewonden.
‘Pa had zo zijn eigenaardigheden. Ik stond wel even goed op het verkeerde been bij die notaris,’ zei Alice.
Anneke riep: ‘Zeg, ik heb nog niets, help eens mee zoeken. Laten we in de garage kijken.’
Daar was niets te vinden. Ze voelden zich hoe langer hoe ongemakkelijker.
Anneke zei met een klein stemmetje: ‘Brenda heeft toch een hond? Zou zij die mand hebben?’
‘Ik hoop van niet. Kom verder zoeken. Op naar de zolder.’
Willemijn hield de wrakke vlizotrap vast en Anneke kroop op haar knieën de zolder op. Enkele motten fladderden om haar gezicht.
In een hoek zag ze de hondenmand. Ze trok haar neus op en mompelde: ‘Stinkt als de ziekte en half opgevreten. Kan iemand een vuilniszak geven?’
Toen Anneke de gouden munten had gevonden, begon Alice: Dat gezicht van die notaris. Hij moest eens weten… en wij maar denken dat pa ons wilde onterven.Volgens mij zitten we hier met een miljoen per persoon en dat is niet te achterhalen.’

De hun toebedeelde spullen lieten ze anoniem in Londen veilen. Het geld werd prima belegd en van de rente gingen ze leuke dingen doen.
Twee jaar later lag er weer een brief van de notaris in de bus, of ze zo spoedig mogelijk konden komen.
De zusjes belden elkaar. ‘Heb jij ook bericht van de notaris gekregen?’
‘Ja, begon Willemijn. Ik hoop niet dat de fiscus er achter is gekomen.’
Nieuwsgierig en bedrukt gingen Willemijn en Anneke naar het notariskantoor.
‘Zo dames, ik had niet verwacht u zo snel weer te zien. De eigenaar van het dierenpension is eergisteren overleden. Hij voelde zich bezwaard dat u zo berooid was achtergelaten. Dus heeft hij het pension in zijn testament aan u vermaakt.’
‘Dierenpension?’ herhaalden ze in koor.
‘Ja, u hebt het goed gehoord. U moet daar straks naartoe want er wachten een tiental honden om verzorgd te worden.’
‘En het geld?’
‘Het pension is helemaal opgeknapt,’ zei de notaris.
Gniffelend liepen ze naar de auto.
‘Ik kon de man wel zoenen,’ zei Willemijn.

Advertisement

Koken met de Franse slag

‘Jan-Kees dat kan je mij niet aandoen!’
‘Sorry Samantha, ik…’
Samantha zag het aan zijn gezicht. Ze vloekte zacht. Op staande voet eruit! – mijnheer had zich overeten met zijn dure kantoor om indruk te maken op zijn louche clientèle, dus kon haar salaris er niet meer af. Zelf zat ze tot haar nek in de schulden. Voordat ze weer een goedbetaalde baan als advocate zou hebben, was ze een half jaar verder. Ze knikte kort naar Jan-Kees, wenste hem sterkte en maakte met geknepen lippen haar bureau leeg. Jan-Kees stond er schaapachtig bij. Zijn dure pak was gekreukeld en scheren had hij vanmorgen maar vergeten. Het succes van het grote geld was van korte duur geweest. Wijzend op de hoge rekeningen die meteen betaald werden had Jan-Kees vorige maand nog bezworen dat ze niets te vrezen had. Boos kwakte ze de sleutels van de lease BMW op zijn bureau en pakte haar spullen in de klaarstaande doos.
‘Sorry,’ zei hij zacht en hij hield de deur voor haar open toen ze met volle handen naar buiten stapte.
Met de belofte om binnenkort partner te worden, had ze de dure flat met een hoge hypotheek gekocht. Meteen verkopen? Dan moest ze de prijs flink laten zakken en weg was al haar spaargeld.
Ze liep de laatste meters met een steeds zwaarder wordende doos naar haar flat, griste de krant uit de brievenbus, smakte de doos in de hal, schopte haar schoenen uit en schonk zich een bel whisky in.
Ze plofte op de linnen taupekleurige designbank en pakte de telefoon. Met opgewekte tegenzin toetste ze het nummer van Harm, een succesvolle headhunter in. Wachtend op het doorverbinden met haar oude klasgenoot dronk ze het glas leeg.
Harm begon vrolijk: ‘Wat kan ik voor je doen schoonheid.’
Na haar vraag veranderde zijn toon. ‘Samantha, jij durft zeg. Eerst laat je mij stikken en nu je mij nodig hebt… Een baan, ha, ha, en wel meteen? Laat me niet lachen. Probeer een uitzendbureau. Ik kan je op de mailinglist zetten. Reken zeker op drie maanden.’
Korzelig antwoordde ze: ‘Prima, ik red me wel.’
Ze hing op en slikte. Stom om hem gedumpt te hebben. Hij had haar nog zo gewaarschuwd om zich niet met strafzaken te gaan bezighouden, maar ze had hem uitgelachen.
Op haar laptop bekeek ze haar banksaldo en schrok. Drie maanden geen centjes verdienen, kon echt niet. Grommend pakte ze de krant en bekeek de advertenties. Het vetgedrukte woord dringend en ook nog eens onderstreept trok haar aandacht. Na het lezen van de advertentie, stond ze op en liep peinzend door haar flat.
Koken op een Frans kasteel… drie maanden… kost en inwoning en een redelijk salaris. Wie weet kon ze haar flat verhuren nu de zomermaanden voor de deur stonden. Maar een kok? Voor een etentje met vrienden draaide ze haar hand niet om. Ze vouwde de krant met de advertentie naar boven. Beter eerst de uitzendbureaus gaan bellen.
Na een uur was haar moreel gezakt tot nul. Op een stom baantje als kassière, kinderoppas, hondenuitlaten of verkoopster zat ze niet te wachten. Met lood in haar schoenen las ze de advertentie uit Frankrijk nog eens door en zette haar laptop aan. Hun website loog er niet om. Een kasteeltje om verliefd op te worden met antiek ingerichte kamers; vier dubbele kamers en een eenpersoonskamer. Op het grote terrein lag een beschut zwembad met een pool house. Aantrekkelijke ligbedden noodden om je zo daarop te willen neervlijen. Op een kladje schreef ze enkele vragen in het Frans en draaide het nummer.
Een aardige stem vroeg haar beleefd naar een aantal vaardigheden.
Ja, ze sprak de moderne talen en koken kon ze als de beste. Haar hart sloeg een slag over toen ze dit gezegd had. Stom was ze niet en op internet zou ze vast goede recepten met de plaatselijke ingrediënten kunnen vinden, maakte ze zichzelf wijs.
Monsieur de Montigny vroeg haar e-mailadres en haar telefoonnummer en beloofde om snel iets te laten horen.
Meteen belde ze haar zusje om te vragen of zij haar flat zou kunnen verhuren, mocht dit baantje doorgaan.
‘Hemel Samantha…jij en koken… laat me niet lachen. Sta je zo met je rug tegen de muur?’
‘Heleen, mijn flat raak ik echt niet morgen kwijt en om eerlijk te zijn, ben ik blut.’
‘Rot voor je. Ik heb die vent voor wie jij werkte nooit gemogen. Veel te gladjes. Oké, ik zal mijn best doen.’
Ze zuchtte opgelucht, trok haar nette pak uit, hees zich in jeans en begon haar privéspullen op te ruimen. In de berging was nog een lege kast; prima om deze daar te stallen.
Telkens keek ze op haar horloge maar ze schrok toch toen haar telefoon rinkelde.
‘Oui? Morgen? Ik kan de nachttrein nemen… Ja, ik zag dat al op internet.’
Ze juichte hardop en draaide meteen het nummer van Heleen. Haar praktische zus begon: ‘Neem een eigen koksmes mee, dat staat professioneel. Ik kom zo wel naar je toe. Van een carnavalsfeest heb ik nog een koksoutfit.’

Gebroken van de nachttrein stapte ze uit de taxi. Met moeite herkende ze de foto van de website. Het kasteel kon best een verfje gebruiken. Met gemengde gevoelens zag ze de achterlichten van de taxi de oprijlaan afrijden.
Gewapend met de kokskleding en een eigen mes in haar bagage liep ze het bordes op.
De bel ging over, maar niemand kwam. Geïrriteerd keek ze op haar horloge. Elf uur. Ze had verteld dat ze met de nachttrein zou komen en tegen elven zou aankomen. Ze liet haar zware koffer staan en liep achterom.
Op het terras zaten vier jongemannen relaxed rond een grote tafel waarop een champagnekoeler prijkte.
‘Hallo, ik ben jullie nieuwe kok,’ riep ze de jongelui toe.
De oudste stond op ontkurkte de fles en bood haar met zwier een glas aan met de woorden: ‘Welkom, we zijn erg blij dat u meteen kon komen. Goede reis gehad? Ik ben Alain.’
Ze herkende de prettige stem van het telefoongesprek.
Hij wees op de anderen en zei: ‘Madame dit zijn mijn broers Bernard, Claude en Didier. U komt net op tijd en dat moet gevierd worden, want straks komen de eerste gasten; acht mensen. Ze bestelden een vijfgangenmenu.’
De jongens stonden op en gaven haar een hand.
Met het glas in haar hand stamelde ze: ‘U maakt een grapje…’
‘Nee, helemaal niet… De vorige kok die eh is… nou ja… u bent er nu toch. De ijskast is dacht ik vol. Kijk maar even. Morgen brood bakken en dan de lunch serveren. De gasten willen morgenavond ergens naartoe, dus dan is een klein hapje voldoende. U kijkt zo… ‘
‘Nou ja, ik had me dit anders voorgesteld. Eerst de voorraad bekijken en aan de hand daarvan samen het menu opstellen, zo deed ik dat in Nederland.’
‘Tja, Nederland, die gasten komen daarvandaan…’
Met grote moeite kreeg ze eruit: ‘Nou dan moet ik maar eens opschieten. Waar kan ik slapen? Laat u mij de keuken en de voorraad zien.’
Alain de Montigny maakte een gebaar dat ze moest blijven zitten en zei: ‘Oké, drink eerst maar rustig het glas leeg.’
‘De reiskosten… begon ze.’
‘Dat regelen we wel als de gasten betaald hebben. Hebt u bagage madame?’
‘Staat bij de voordeur.’

Alain pakte haar koffer op en ging haar voor.
De trap naar de zolder waar eens de meidenkamers waren, kraakte.
De kamer stonk muf, naar oud huis. Jaren niet gebruikt. Het verschoten bloemetjesbehang liet op sommige plaatsen los. Had de vorige kok een betere kamer? Ze trok een vies gezicht en wilde het raam opendoen.
‘Voorzichtig,’ waarschuwde hij – hij wees op een afgebroken scharnier.
Met lichte afkeer bekeek ze het vertrek. Op de bobbelige matras die uit 1800 leek te stammen, lagen lakens en handdoeken. Het sanitair bestond uit een brocante bidet op pootjes en een lampet kan. Ze bevoelde de matras en zei: ‘Zit het familiekapitaal er soms in?’
Alain streek peinzend met zijn hand door zijn donkerblonde haar.
‘Ik neem aan dat de gastenkamers beter zijn.’
Hij knikte, zette haar koffer met een plof op de grond en gebaarde dat ze mee kon komen.
Trots toonde hij de kamers en sloot zijn rondleiding af met: ‘Het sanitair heeft Claude aangelegd.’
Ze knikte en slikte de woorden duidelijk zichtbaar nog net in.
‘De foto’s van de website…’ begon ze.
‘Ach… de sfeer, typisch Frans… daar komen de gasten voor.’
‘Hebben jullie dit al lang?’
Alain knikte. ‘Ruim 200 jaar in de familie. Onze ouders kwamen recent om en…’ hij maakte een hulpeloos handgebaar.
‘Ik begrijp het. Jullie proberen ervan te leven.’
‘Ja, met een topkok, zoals u moet het lukken.’
Ze waren bij de keuken aangekomen. Een groot fornuis en een vieze magnetron.
‘Voorraad?’ vroeg ze.
Hij sloeg met zijn hand op zijn hoofd en mompelde iets van helemaal vergeten.
Op haar vraag: ‘Hoe laat wilt u dat het eten klaar is?’ keek Alain peinzend.
‘Ik veronderstel dat de gasten eerst een apéro krijgen?’
Hij knikte en mompelde: ‘goed, goed.’

Ze bekeek de aanwezige ingrediënten in de ijskast, spitte de keukenkastjes door en herhaalde als een mantra: ‘Een goede kok moet improviseren.’
De koude lamsbout rook nog goed en een ragout was zo gemaakt. Een torentje couscous uit een pak dat eigenlijk over de datum was, toonde heel aardig. Kazen waren er volop al verdacht ze de broers ervan dat ze hiermee – plus een slok uit de fraaie wijnkelder van wijlen papa – hun maag vulden.
Vruchtensla van fruit uit de tuin als dessert, overgoten met een flinke scheut Marc moest de maaltijd maar afsluiten.
Gekleed in de toneeloutfit, stond ze courgettes uit de tuin te snijden toen de jongste zoon snuivend de keuken in kwam. Hij bromde goedkeurend en tilde het deksel van de pan met ragout op en wilde met zijn vinger een lik nemen.
‘Ho, ho, dat gaat zo maar niet. Jullie willen toch geen zieke gasten? Wie dient? Wie wast af?’
‘Nou u toch?’
Ze draaide met haar ogen en ging met haar armen over elkaar voor hem staan. ‘Ik ben daarvoor niet ingehuurd. Ik kook, maar jullie doen de rest. De inkoop wil ik wel voor mijn rekening nemen, maar meestal werk ik met vaste leveranciers die de goederen afleveren. Hoe heet je ook alweer?’
‘Sorry, ik ben Didier. Ja, ziet u… eh we doen dit nog niet zo lang…’
‘Maar jullie hadden toch een kok? Is die vermoord of zo?’
Didier sloot zijn ogen. Samantha had het niet meer.
Ze begon: ‘Hebben jullie al veel gasten gehad? Hoe doen jullie dat met schoonmaken en de was?’
‘Eh… daar moeten we nog over denken.’
‘Maar jullie website zegt…’
Met: ‘ Ja, mooi is die hè?’ ontweek hij haar vraag.
Samantha schudde haar hoofd. ‘Hoeveel boekingen hebben jullie? Helemaal vol voor de zomermaanden?’
Hij knikte enthousiast.
‘Echt?’
‘Ja, Amerikanen, Engelsen, Duitsers en Russen en natuurlijk die Hollanders die straks komen.’
Ze liep naar het terras en begon tegen de jongens: ‘Ik wil even duidelijk zijn over de taakverdeling. Didier verwacht dat ik ook opdien, opruim en de afwas doe. Dat zijn we niet overeengekomen.’
Alain hield zijn hand op en zei: ‘Goed, dan doen wij dat wel.’
‘Nog iets, hebben jullie een schoonmaakster? Hoe doen jullie dat met de was?’
Bernard keek haar aan, krabde zich achter zijn oor en zei alleen: ‘Tja…’
‘Het gaat niet vanzelf hoor. Ik wil jullie best helpen.’
De rest van de middag gaf ze de jongens instructies. Als de bliksem werden haar suggesties, zoals het kopen van extra lakens en handdoeken plus zeepjes en shampoo van een goed merk, uitgevoerd. Verse bloemen uit de tuin sierden alle kamers en voor het ontbijt lagen de stokbroden al in de vriezer.
‘Fijn dat u als professional het overneemt,’ zei Bernard gniffelend, toen de eerste gasten het hek binnenreden.
Wat schrok ze toen ze de grote knalrode Bentley van Paul herkende.
Ze rende naar boven. Dat ze juist hem had verdedigd…
Na snel haar make-up te hebben verwijderd en met haar lange blonde haar onder de hoge koksmuts gepropt, kwam ze beneden.

Het water liep over haar rug, maar rond 8 uur stonden de fraai opgemaakte borden op de grote tafel. Met ludiek gedrapeerde sla uit de tuin leek het voorgerecht heel wat.
‘We hebben dan ook een topkok,’ hoorde ze Alain zeggen toen de laatste vuile borden op het aanrecht stonden.
Hij kwam de keuken in en zei: ‘Ze willen u zien.’
‘Zeg niet dat ik uit Nederland kom,’ smeekte ze.
Paul zat aan het hoofd van de tafel met zijn hand veel te hoog voor netjes op het dijbeen van een ordinaire blondine. De andere mannelijke gasten hadden ook een stoeipoes meegenomen. De tafel leek een slagveld. Ze trok haar mondhoeken op en liet het slappe applaus gelaten over zich heen komen.
Ze boog kort, draaide zich om en hoorde Paul zeggen: ‘Die meid lijkt sprekend op Samantha, de advocate die mij heeft vrijgepleit. Die troel moest eens weten…’
Ze voelde zich een sufferd. Natuurlijk had ze hem van meineed verdacht, maar Jan-Kees wilde dat ze alles op alles zou zetten om hem vrij te pleiten, de schoft…
Net toen ze de neiging kreeg om iets in zijn koffie te doen, kwam Claude de koffiekopjes halen. Didier boog zich zuchtend over de afwas. Samantha pakte een stuk kaas van het geplunderde plateau en vroeg aan Alain: ‘Het zijn mijn zaken niet, maar hebben jullie een creditcard machine?’
Hij schudde zijn hoofd.
‘Betalen jullie gasten contant? Gaan ze er nooit vandoor zonder betalen? Ik vraag dit omdat ik hier voor mijn broodje werk en ik dacht dat jullie…’
Didier wreef met de theedoek zijn nek droog en keek verlegen.
Alain ging op een punt van de tafel zitten en vroeg: ‘Mag ik Samantha zeggen?’
‘Natuurlijk.’
‘We hadden nooit gedacht…’
‘Bedoelen jullie dat dit zou gaan lopen?’
Alain knikte en schonk haar een glas in. De mannelijke gasten liepen luidruchtig sigaar rokend naar het zwembad. Door het open raam ving ze het een en ander op. Prima locatie. We blijven hier 14 dagen. Niemand weet dat we hier zijn. We bereiden alles voor. Geef die sloebers een voorschot, dat houdt ze rustig.
Samantha maakte een gebaar dat ze stil moesten zijn. Met haar hand achter een oor probeerde ze nog zoveel mogelijk op te vangen.
Alain boog zijn hoofd naar haar en keek vragend.
‘Criminelen,’ fluisterde ze terug.
Bernard deed het dressoir open en pakte een geweer. Ze pakte de loop beet en boog deze naar de grond.
‘Ben je raar… ze willen je een voorschot betalen, wacht dat eerst af.’
Hij knikte en borg het geweer op.

Na een week had ze het koken in haar vingers. De broers vroegen haar of ze in vaste dienst wilde komen.
‘Jongens, in de zomer komen de gasten wel, maar zonder verwarming…’
‘Een paar elektrische kacheltjes,’ begon Claude.
Ze schudde haar hoofd. ‘Bovendien heb ik nog een appeltje te schillen met mijn vroegere baas…’

Samantha keek de Bentley na. Een dagje Aix, had Alain gezegd. Ze trok Alain aan zijn jasje.
‘Heb je iets verdachts op de kamer van die kale gezien? Papieren? Een laptop?’
Hij trok zijn mondhoeken naar beneden en wenkte dat ze mee kon komen. Samen onderzochten ze de kamer.
Samantha zette Pauls laptop aan. Ze slaakte een kreet toen ze de correspondentie met Jan-Kees onder ogen kreeg. Alain keek mee en zei: ‘Je bent vast geen echte kok.’
Ze hield haar adem in en zei: ‘Nee, het spijt me dat ik hier onder valse voorwendsels ben gekomen. Ik ben advocate… werkeloos door … door hem.’
Boos wees ze op de correspondentie.
‘Ik herken het logo van justitie. Ik studeerde rechten. Toen kwamen mijn ouders om. We dachten dat ze er warmpjes bijzaten, maar hun banksaldo was nul.’
Ze trok haar lippen tot een smalle streep en zuchtte: ‘We zijn dus allebei blut. Gewoon doorgaan lijkt me het beste en zorg vooral dat ze betalen.’
Alain keer zorgelijk, krabde zich op zijn hoofd en zei zacht: ‘Als amateurs hebben we het zo slecht nog niet gedaan.’
Beiden schoten in de lach.

Van al dat staan in de keuken wilde ze even bijkomen en ze trok peinzend baantjes in het zwembad. De broers doken ook het water in en stelden haar allerlei vragen.
Samantha stapte het zwembad uit en sloeg een handdoek om. Ze hield haar hand op. ‘Niet door elkaar praten alsjeblieft.’
Zittend op de rand met haar vermoeide benen in het water bungelend, vertelde ze in het kort wat Paul had uitgespookt en waarom ze op de advertentie had gereflecteerd. Ze eindigde met: ‘Puur toeval dat die vent juist bij jullie logeert.’
‘We kunnen hem laten verdwijnen,’ zei Bernard en voegde meteen toe: ‘Grapje.’
‘Niets laten merken. Ik zal mijn best blijven doen en jullie helpen om een succes van jullie chambres d’hôtes te maken. Reuze rot dat jullie berooid zijn.’
‘We willen ons huis houden,’ zei Bernard.
‘Nergens iets te vinden?’
‘We hebben overal gezocht…’
Samantha keek Alain plotseling aan: ‘Herinner jij je nog wat ik zei toen jij mij mijn kamer toonde?’
‘Shit,’ siste hij en rende naar boven.
De broers volgden hem. Even later kwam een stralende Alain op haar af. Hij gaf haar spontaan een zoen en overhandigde haar een stapel bankbiljetten. ‘Je verdiende loon!’
‘Ik heb het met mijn eigen lichaam bewaakt,’ grapte ze.
‘We zijn uit de ellende,’ riep Claude en maakte met haar een rondedans.
‘Wat nu? Moet ik naar huis en spelen jullie niet meer chambres d’hôtes?’
Alain keek haar korzelig aan. ‘Natuurlijk niet! Ik hou mij aan het contract van drie maanden, wat dacht je. Kom dit moeten we vieren. We gaan vanavond uit eten.’

Drie maanden later belde een bruin verbrande Samantha bij Jan-Kees aan. Verbaasd vroeg hij haar binnen. ‘Je ziet er prima uit. Hoe was je vakantie?’
‘Zeer leerzaam, ja heel bijzonder, moet ik zeggen.’ Ze graaide in haar tas en overhandigde hem een dwangbevel, draaide zich om en zei koel: ‘Ik laat niet met me sollen.’
Gniffelend reed ze in haar oude auto naar huis.
In haar flat zaten de vier broers te wachten. Alain keek haar vragend aan.
Ze knikte. ‘Ja, hij was er en ik heb het afgegeven. Als hij dit heeft gelezen, ontploft hij.’
Ze schonk net koffie in, toen de bel ging. Claude keek naar buiten en zei: ‘Zoals verwacht… die rode Bentley… maak je geen zorgen, we staan ons mannetje. We hebben onze mobieltjes in de aanslag en…’
Alain gaf haar een duwtje. Trillen op haar benen deed ze open.
Paul keek haar vuil aan, duwde haar naar achteren, pakte haar ruw bij haar pols en stapte naar binnen. Hij trapte de deur dicht en begon dreigend: ‘Zo, laat jij niet met je sollen…? Nou ik ook niet. Je gaat eraan. Dacht ik het niet… kok spelen… knappe meid. Dat je mij gevonden hebt… Jan-Kees belde mij meteen. Dwangbevel… laat me niet lachen. Jij hebt mij vrijgepleit. Niemand weet dat je terug bent, dus…’
Hij draaide haar arm op haar rug en trok met zijn andere hand een pistool uit zijn broekriem.

Met de broers keek ze uit het raam toen de overvalwagen wegreed.
Ze wreef haar pols en zei zacht: ‘Fijn dat jullie er waren.’
Alain sloeg een arm om haar heen.
‘Zonder jou…’ begon Claude.
Gniffelend zei Didier: ‘En jij sliep op ons familiekapitaal…’
Samantha grinnikte.
‘Nu champagne!’ bromde Bernard. Alain schonk de glazen in en vroeg: ‘Wat wil je doen? Blijf je in Amsterdam tot de rechtszaak achter de rug is of ga je met ons mee?’
Bernard schonk nog eens in en zei: ‘Op je kookkunst, heel goed voor een amateurtje.’
Ze stak haar tong naar hem uit, hief het glas en zei: ‘Op maître Alain, dokter Bernard, ingenieur Claude, websitebouwer Didier en natuurlijk op de restauratie van jullie kasteel.’
‘Je vergeet ons,’ zei Alain en hij keek haar veelbetekenend aan.

VERHUIZEN NAAR BOYANA

‘Jij organiseert prima…,’ ik hoor het mijn man nog zeggen.
Hans vertrok 3 juli naar Sofia en liet de verhuizingen verder aan mij over, leuk!
Binnen een maand hadden we het nodige achter de rug. Een huizenjacht in Sofia op kantoorruimte en woonruimte, een flat in Brussel gekocht en het bod op ons Wassenaarse huis aanvaard.
‘Maar je komt wel over naar Brussel voor de verhuizing,’ zei ik dreigend.

Een groot huis noodt tot bewaren, recent ontvingen we nog een hele inboedel uit een erfenis en het huisje in Bulgarije was piepklein.
Afgelopen Kerstmis stond nog in mijn geheugen gegrift, want toen waren onze net afgestudeerde kinderen niet te porren om dingen weg te doen.
14 dagen had ik.
Wat ging naar Brussel, wat wilden we meteen in Boyana hebben en wat zou later komen, als het te bouwen huis klaar was. Al zouden de verhuizers het gedeelte dat naar Sofia zou gaan inpakken, alles moest eerst door mijn handen gaan. Brussel kwam geheel voor mijn rekening, maar gelukkig kreeg ik van vele kanten hulp, al was het alleen maar voor het inpakken voor de duizenden boeken.

Was het toeval of stond het in de sterren hoe we aan dit huisje in Bulgarije waren gekomen?
Een van mijn porselein beschilder vriendinnen, had als makelaar een Bulgaarse diplomaat als klant. Leuk om kennis te maken opperde ze en zij nodigde ons met de Bulgaren uit voor een etentje en wel de dag voor ons vertrek naar Bulgarije om op huizenjacht te gaan.
Aardige lui. Samen met zijn moeder Ana, weduwe van een hoge communist, bezat de diplomaat een jachtdacha. Pa was chef de protocol geweest en had samen met vriend Boyev eigenhandig dit optrekje in het uitsluitend voor goede communisten geprivilegieerde deel van Boyana gebouwd.
‘Geknipt voor jullie. Het grenst ook nog aan het huis van de president en in het bos kan je de honden uitlaten. Ik bel mijn vriend Milan. Hij was ambassadeur in Parijs en spreekt vloeiend Frans. Mijn moeder beheerst naast Bulgaars alleen Russisch. Jullie kunnen dit huren,’ sprak hij enthousiast.

Balkan Air had de kortste trip voor onze dieren zonder stop-over. Kennel huren bleek uitgesloten, die moesten we op het laatst op het vliegveld kopen.
Maandag 25 juli 1994. Met een gevoel van licht onbehagen stapte ik met onze honden in de taxi.
Daar stonden we dan op het oude kleine vliegveld Zaventem. Al hadden wij een maand geleden Sofia even gedaan en wist ik waar we terecht kwamen, ik vond het toch best spannend. Voelde me half landverhuizer en vluchteling. Onze enige koffer zat vol met hondenvoer, lakens, handdoeken, theedoeken, een kleine radio met wereldontvanger, een rol WC papier, plus een rampen pakket voor de eerste dagen zoals koekjes, plakken chocolade, worstjes en ronde doosjes Zwitserse kaas in zilverpapier. Geen jas, nauwelijks schoon ondergoed, want al onze goederen zouden twee dagen later aankomen.

Op het oude vliegveld Zaventem moesten de honden deze plastic-met-tralies-hokken passen. De labrador stond bij de eerste aandacht al vrolijk te kwispelen, maar de slimme beagle zag de bui al hangen. Het grondpersoneel smeerde grote maten aan, waarin de dieren ook konden staan. Hierna werden ze met loeizware kennels en al gewogen om hun tarief te berekenen.
‘Dat is niet niks, $ 25 per kilo, onze honden betalen meer dan wij in de business! Zeg, krijgen ze daarvoor champagne?’
Flux werd het bakje dat aan de tralies hing met vers water gevuld. Er vormde zich een groepje lieden met duidelijk Slavische trekken om dit pas en meet gebeuren te bekijken. Ik stootte Hans aan: ‘Ik zie jou niet in zo’n auberginekleurig pak lopen, of dat foute groen, nog erger.’
Ik gaf onze dieren pillen ter kalmering en vervolgens liet ik ze achter bij de vriendelijke Sabena jongelui.
Globe trottende vrienden hadden mij voor vliegen met dieren al gewaarschuwd; verkeerde bestemming, doodgevroren dieren omdat de verwarming niet aan stond…
Tot halverwege de vlucht naar Sofia, hoorde ik onze beagle in het vrachtruim, luid blaffend protesteren tegen de in zijn ogen hondse behandeling.
De vlucht naar Sofia verliep prima. Voor we bij de paspoortcontrole kwamen, hoorde ik onze beagle Dandy er al luid bovenuit blaffen. Ik keek even richting geblaf en hoorde achter mij in prima Engels: ‘Your dogs are there, you need car, where is your luggage?’ en voor we het wisten waren we met bagage, honden in kennels en al door de douane. Alle moeite om gezondheidsverklaringen voor de dieren te verkrijgen…
Als de rest ook zo vlot verliep als de werkmethode van de twee efficiënte kruiers, die ons op Sofia airport door de douane loodsten, dan zou het met de minimale verbouwing ook wel meevallen, dacht ik.

Achter de dranghekken stond een hele commissie van ontvangst en dat deed deugd. Milan, Boyev en de chauffeur van Penyo, de man die dit project om een Bulgaarse investeringsbank op te richten, had aangezwengeld.
Tussen de iets te nieuwsgierige Bulgaren begon Hans de kennels te demonteren. Met handen vol schroeven stond ik met een omvallende beagle. Op Milans gebaar, dat ik goed op onze spullen moest passen, trok ik onze koffer en Hans’ documenten koffertje tussen de benen.
De schroeven in mijn handtas gewurmd, droeg ik de beagle, hield de labrador aan de lijn en probeerde mijn zware reistas op mijn schouder te houden en wilde ik zoveel mogelijk in me opnemen. Hans nam de koffers, Milan, Boyev en de chauffeur pakten de kennels op.
Intussen was het bijna donker geworden. We reden de berg op naar Boyana, het commy ghetto, gelegen op 700 meter. Een bergklimaat, erg gezond zegt men. Ja, dat hadden die commies goed bekeken. Vroeger mocht de gewone man hier niet eens komen. Nu stond de slagboom open, knipperde het stoplicht continu en zat er nog een ventje in een hokje te niksen.
Een heldere sterrenhemel en de lichtjes van het achterliggend Sofia gaven een romantische touch aan de start van ons avontuur.
In konvooi reden we naar het “commy”-huisje, feitelijk een jacht dacha. Blij verrast dat de bedjes al waren opgemaakt. Ook aan handdoeken, een stuk zeep en zowaar een rol WC papier was gedacht. Geroerd door deze warme aandacht voelden we ons echt welkom.
Ik bewonderde het schilderwerk. Het leek iets groter nu een aantal meubels eruit gehaald waren. De binnenkant was beneden zonnig geel, en boven wit geschilderd, net zoals Hans gevraagd had. Gelukkig waren Ana en Boyev zo slim geweest om het allernoodzakelijkste meubilair te laten staan.
Van het rotan (zorgvuldig gerestaureerd met verhuizers plakband) zitje hebben we veel plezier beleefd in de anderhalve week dat we ons meubilair nog niet hadden, maar dat konden wij toen nog niet vermoeden.
Bij inspectie bleek dat de werkzaamheden nog lang niet klaar waren. Niet verwacht, wel gehoopt, maar in mediterrane landen, zoals Bulgarije, was het: “manyana” of “outre” zoals dat in het Bulgaars heet. Douchen of badderen was er jammer genoeg nog niet bij, maar wij wisten dat dit avontuur de nodige kommer en kwel met zich zou meebrengen. Boyev beloofde dat alles binnen de kortst mogelijke keren af zou zijn. De oude brommende ijskast stond in de woonkamer wat blijkbaar de vaste plaats was, want de keuken was te klein voor dit exemplaar. Wij waren voorlopig dolblij met dit museumstuk. De keuken was nog in staat van afbraak, maar morgen zou er verder gewerkt worden.
Mijn eerste indruk was dat de Bulgaren vreselijk hun best deden om het ons naar de zin te maken, al ging dat begrijpelijk ook met Dollar-ogen gepaard. Wij waren ook onder de indruk van de tijd en moeite, die Milan en Boyev aan Ana besteed hadden. Zou dit een Bulgaarse gewoonte zijn, of was het een wederdienst. Misschien had Ana’s overleden echtgenoot, die generaal bij het protocol was, als belangrijke communist destijds veel voor Milan en Boyev kunnen doen.
Wij sliepen niet bijster veel, al was de nacht stil en zorgde de koele berglucht voor een weldadige frisheid. Godzijdank was het niet zo bloedheet als het de afgelopen dagen in Wassenaar en Brussel geweest was. Onze rust werd onderbroken door gespook van Dandy, die net zo lang blafte tot hij op onze kamer mocht. Natuurlijk ging ik door de knieën, want het dier voelde zich beslist niet op zijn gemak. Na een paar pogingen om op mijn bed te springen, gaf hij dat op. Hij probeerde heel ludiek een mandje te maken van mijn grote last-minute reistas. Ik werd vroeg gewekt door een natte hondenneus. Plassen. Hondjes in de tuin. Ze besnuffelden alles en ik zag aan hun gedrag dat ze het heel vreemd vonden. De buren hadden poezen! Dat was een feest en daar moest natuurlijk flink tegen geblaft worden.
Voor de dieren was het natuurlijk een hele schok, eerst een vliegreis en daarna een wildvreemde omgeving, waar alles ook nog anders rook.
Nog ruim tijd om ons in de keuken tussen een meter hoge berg puin en aangekoekte cementresten, met koud water te wassen, voordat het werkvolk zou komen.
Voor het ontbijt aten wij wat koekjes, die ik uit ons overlevingspakket haalde. Ik was blij dat de verhuizers mijn keukenmes vergeten waren, zo kon ik de worstjes van het noodrantsoen tenminste snijden. Gelukkig was het kraanwater in Boyana drinkbaar, bovendien was het erg lekker koel en fris. In Sofia was dit niet het geval, zelfs niet in het Vitosha hotel, zoals ik vorige maand had geconstateerd.

Bij inspectie tijdens het ochtendgloren, bleek dat het meubilair, de hertengeweien en het opgezette-vogel-assortiment in de kelder stonden, geheel tegen afspraak. De badkamer was gesloopt en de muren werden betegeld. Vraag alleen niet hoe! Onhandig, slordig en scheef! Blinden zouden het waarschijnlijk beter doen. De keukenkastjes waren van de muur af gehaald en zodanig “afgezaagd” om plaats te maken voor een nieuwe rioleringsbuis dat meer dan de helft van de plankruimte verloren was gegaan. Van huilen wordt je lelijk, dus…

Met punaises in de wangen begroette ik om 9 uur het equipe van stoere jongens dat met de werkzaamheden zou doorgaan. Verder dan “dober den” ging de conversatie niet. De drilboor werd hier en daar ingestoken om het aanrechtje, een “home-made” steenklomp, ludiek versierd met mozaïek van kapotte tegels, te slopen. Gevolg: een gigantische stofboel. Dweilen of ander schoonmaakmateriaal zat in de verhuisauto. Verlichting in de gang en de WC werkte niet.
Voor de badkamer had Ana nog een “nieuw” bad. Dit had al jaren in de kelder gestaan en het was helemaal dof en roestig geworden. Wij zouden dit bij het groot huisvuil zetten, maar dat was zo’n verspilling, dat wij maar toestemden dat dit gebruikt zou worden. Hans schoot alle kosten voor, die we later zouden delen, want de Bulgaren trokken een zielig gezicht.
De werklui, ik noemde ze voor het gemak maar Jut en Jul, spraken uiteraard alleen maar Bulgaars. Jut kon “alles” en Jul was goed in het aangeven en kijken of alles wel goed ging. Zij stonden weer onder toezicht van een man die zich voorstelde als “ingenieur”. Tekeningen kon hij niet lezen leek het en ik vroeg me af of hij echt iets van bouwkunde begreep of alleen maar goed was in vernietiging werkzaamheden. Hij zou een tweelingbroer geweest kunnen zijn qua uiterlijk van Chriet Titulaer met zijn tuinkabouter achtige uiterlijk. Echter een zeer vreugdeloze en tobberige tuinkabouter, die overal problemen zag. Ik heb me suf getekend om bepaalde dingen uit te leggen. Communiceren met een pocket woordenboek, lukte maar gedeeltelijk, want een specifieke “bouwvocabulaire” stond er niet in.
Boyev, de communistische buurman van huiseigenaresse Ana zou af en toe langs komen om te helpen vertalen, want zo schoot het niet op. Het viel al mee dat Jut en Jul niet bang van onze honden waren. We hadden begrepen, dat het tijdens het communisme voor gewone stervelingen blijkbaar verboden was om honden te hebben. Omdat er dus nauwelijks hondenbezit in Bulgarije was toen wij kwamen, hadden veel Bulgaren geen idee hoe ze zich tegenover honden moesten gedragen.
De werkbespreking was wel komisch want Boyev sprak een paar woorden Duits en een aantal zinnen Frans. Verder werd er driftig met gebaren gecommuniceerd en gewezen op het papier waarop het hele plan tijdens Hans’ eerdere verblijf uiteen gezet was. Hierna kon Hans meerijden naar Sofia in de Lada van Boyev.
Ik bleef met de laptop achter, waarop ik mijn eerste ervaringen in briefvorm aan onze familie en vrienden ging zetten schrijven met de honden aan mijn voeten.
Het weer was en bleef stralend, zodat ik ook af en toe heerlijk in het zonnetje kon zitten. Voor mij bestond de dag verder uit het surveilleren van het werk en van de honden, die naast het schamele gereedschap, het lunchpakket van het komische duo Jut en Jul een interessant snuffel object vonden. Ik was toch nieuwsgierig waarmee ze hun maag gingen vullen. Dat bestond uit een stuk brood, tomaten en een stuk watermeloen, wat ze met water doorspoelden. Werken met de radio keihard aan en blikjes consumeren, was er hier nog niet bij. Ze genoten royaal van de lunchpauze en deden zelfs een tukje.
Tegen de avond kwam Hans per taxi “thuis”. Deze tweede avond aten wij uit arren moede weer uit ons rampen pakket, aangevuld met heerlijk vers fruit uit onze tuin.
‘Zo doorgaan gaat niet. Is er een winkel op loopafstand? Er moet toch ergens een restaurantje zijn?’
‘Kom maar mee,’ sprak Boyev en reed naar Supermarket Boyana.
Ik keek mijn ogen uit. Gelukkig wist ik nu ook de weg naar een restaurantje, hier tien minuten lopen vandaan. Toen Hans thuis was zei ik: ‘Hans, die supermarkt… je weet niet wat je ziet, brood in roestige rekken, koelbanken waar het water uit loopt en dat met steeds uitvallende elektriciteit. Het is bovendien een aardige klim terug. Ik kan dat echt niet sjouwen. Je zou toch een auto met chauffeur krijgen? Kan de EBRD niet regelen? Die man sprak over un project de haute prestige maar het lijkt op een camping reis met blikken mee, alleen zijn we nu door de voorraad uit het rampen pakket heen.’
In de avond pakten we de benenwagen en liepen met onze viervoeters naar Gargana.
De sfeer in dit met maar 4 tafeltjes in de boomgaard uitgeruste tentje kwam zeer relaxed over. Ook weer zo’n privé initiatief’je. Tussen de fruitbomen wat grind, daarop 4 tafeltjes en voilà je had er een restaurantje bij (de vijfde tafel was voor de stamgasten.) Het feit dat dit restaurantje goed bezet was, vonden wij een prima teken. Het bestek en de borden waren simpel maar schoon. Wij zagen dat de buren, die een geit koesterden, een kan met geitenmelk over de heg aan het dienstertje van dit eettentje aanreikten. Gelukkig waren er wat vriendelijke mensen die wat Engels spraken en bereidwillig vertaalden wat er zoal te eten was. We konden aanschuiven aan een deels bezet tafeltje. Toen deze mensen uitgegeten waren, vroegen andere Bulgaren of zij bij ons konden gaan zitten. Hieruit ontsproot een zeer gezellige en interessante conversatie! Beiden “zaten” in computers en wie weet was dat nog een nuttig contact! Hun namen waren: Nelly en Kiril. Hij stond op toen zijn vrouw na een neus poeder operatie weer aan tafel wilde gaan zitten, en wat ik belangrijker vond: beiden keken goed uit hun ogen. Voor een oud tientje (de Euro was ons nog niet door de strot geduwd) waren we klaar, inclusief voorgerecht, gegrilde spiesen, wijn en koffie toe.
Over tientje gesproken, toen Kiril enkele dagen later ons kwam opzoeken in het restaurantje, nodigde hij ons uit om bij hem thuis te komen eten. Ook vroeg hij of Hans serieus was toen hij had laten doorschemeren dat hij iemand zocht om het computersysteem van de bank te kunnen regelen. ‘Is $10 per uur niet te veel gevraagd?’ vroeg hij. Tja, daar werden wij weer even stil van.

Ik kon niet tegen de onverschilligheid waarmee hier met schaars materiaal werd omgesprongen. Als er weer een pakje tegels uit het Trabantje van de “ingenieur” kwam, werd dat niet voorzichtig neergezet, maar kwakten ze het achteloos op de grond. Het resultaat was natuurlijk dat een groot gedeelte van deze tegels brak. Een emmer om cement in te roeren, maakten zo ook niet schoon, net zo min als het andere werk materiaal. Als hun werkdag erop zat, koekte het gereedschap gedurende de nacht lekker aan, maar dat mocht de pret niet drukken!
De Berlijnse muur was toch al een aantal jaren geleden doorbroken, waardoor ik in Bulgarije een andere houding had verwacht omtrent bezit, dienstbaarheid en de waarde van geld en goed. Vastgeroest aan het oude systeem, zat een verandering van mentaliteit er nog lang niet in. Van ijver was ook nog zeer weinig te bespeuren.
Ik heb wel 1000 keer uitermate vriendelijk geprobeerd uit te leggen dat het onnodig beschadigen van materiaal toch zonde was. Maar ik werd bekeken alsof ik van de maan kwam en ze haalden onverschillig hun schouders op. Het lukte me niet altijd om mijn geduld te bewaren en dit schouders ophalen begon als een rode lap op een stier te werken.

Inmiddels werd het maandag 1 Augustus 1994. De verhuisauto stond al sinds afgelopen vrijdag bij de douane, maar onze goederen werden niet vrijgegeven. Hans nam weer contact op met de correspondent van de verhuizer. De hele maandag werd Hans op het douanekantoor van het kastje naar de muur gestuurd. De jonge vlerk die het daar voor het zeggen had, speelde met zijn voeten op het bureau computer spelletjes of reed af en toe rondjes op een dure motor. Ambtenaren maakten bedremmeld bij hem zijn opwachting. Verveeld nam hij ook af en toe een envelopje aan. Maar we kregen onze spullen niet.

Ondertussen vorderden de werkzaamheden in het poppenhuisje maar matig. De tegels werden weer van de muur afgehaald, toen bleek dat de kranen lekten. Ook de stopcontacten voor afwasmachine en scheerapparaat in de badkamer zorgden voor de nodige consternatie. Meer tegels er af, opnieuw afbikken, het was om dol van te worden. De spiegel boven de wastafels, bleek een oud exemplaar te zijn, die Boyev nog ergens vandaan had getoverd. Als verlichting moesten daar maar pottenkijkers boven komen, die waren neutraal. De “luxe” armaturen, die ik gezien had, vond ik van zulk een kitscherige slechte kwaliteit, dat ik daar pijn van aan mijn ogen kreeg. Hierna bleek dat zelfs simpele pottenkijkers nauwelijks te krijgen waren.

Inmiddels was het dinsdag geworden. Op mijn verzoek dat ik het huisje wel schoon wilde hebben voordat onze meubels kwamen, kwam Ana met een slachtoffer-achtig-gezicht aanzetten met een aftandse vriendin en samen gingen ze op z’n boerenfluitjes met oude kranten de ramen te lijf! Nu had ik beslist niet gesuggereerd dat zij dat zelf moest schoonmaken. Ana had nog geen idee van de waarde van het geld. Ze realiseerde zich totaal niet dat ze per maand royaal een Bulgaars jaarsalaris ontving. Ja, die communisten hadden het prima bekeken! Altijd geprofiteerd. Huisje door soldaten laten bouwen, waarschijnlijk de grond onder bedreiging zich toegeëigend en nu weer profiteren van de buitenlanders!
Je kon nooit inschatten hoe Bulgaren zouden reageren en dat was soms best lastig. Hoe aardig Ana was om de bedjes op te maken, zo pinnig en negatief werd ze als wij iets vroegen over schoonmaken of haar spullen uit het huisje halen.

Dinsdagmiddag zou alles bij de douane in orde zijn, verzekerde de verhuizer Voerman. Hij was speciaal uit Praag overgekomen om de douane faciliteiten af te handelen. Hans zou om 2 uur opgehaald worden. Mooi dat er om 4 uur nog niemand kwam. Toen maar weer proberen te bellen. Wat bleek: ineens werden er grote problemen gemaakt omdat er nog geen verblijfsvergunning afgegeven was! Deze verblijfsvergunning was een klein blauw boekje waar “pasport” op stond. We kregen de meubels pas als dat blauwe boekje er zou zijn. We verkeerden in een uitermate vreemde situatie, waar de EBRD advocaten gewoon niet aan gedacht hadden. Het was wel erg slordig, want deze club, was toch al een aantal jaren bezig om hulpprojecten in Oost Europa op te zetten. Al was Hans benoemd tot directeur, hij zou zijn verblijfsvergunning pas kunnen krijgen als de bank een licentie had gekregen. De licentie moest door Justitie verleend worden en die was een maand met vakantie. Een maand in een leeg huis? Wij hadden niet eens een jas meegenomen in onze enige koffer en van mijn in het roestwater met de hand gewassen ondergoed werd ik ook niet vrolijk.

Toen ben ik ontploft! Ik belde de verhuis correspondent zelf en ging tieren, dat ik er een politiek schandaal van zou maken. ‘Morgen staat het op de voorpagina van de Herald Trib en ik zal het ook laten uitzenden door CNN’, gilde ik dreigend. Tevens suggereerde ik dat ze de hele handel maar meteen rechtsomkeert moesten sturen en dat ik geen seconde meer in dit stomme land wilde blijven. Dat hielp. Ze zouden er meteen aankomen. Er kwam ook een hogere vent mee. Binnen 20 minuten stonden ze bij ons op de stoep en dat was heel erg snel, zelfs voor Bulgaren.
Inmiddels werd er druk gewuifd; daar stonden Ivan en Irina die we een paar dagen geleden in onze tuin aantroffen. Toen zij van onze problemen hoorden, boden zij spontaan hulp aan. Ze zouden meteen proberen met mensen van de douane te gaan praten. Door hun import business, kenden zij het klappen van de douane zweep blijkbaar goed. De volgende ochtend stonden twee van Ivan’s vrienden, compleet met zwarte zonnebrillen, bij de douane klaar om Hans te helpen. Inmiddels schoot Balkan Cargo, de verhuis agent geld voor als een soort “bankgarantie”, dus was hun hulp niet nodig. Wij vonden het buitengewoon aardig, want uiteindelijk waren wij wildvreemden.

Eindelijk kon de verhuisauto komen. Ik stond op de uitkijk. In plaats van de verhuisauto kwam Hans aanrijden met mijn Jeep. De telefoondraden hingen zo laag over de weg, dat de verhuisauto er niet onderdoor kon. Eer alles in kleinere auto’s was overgeladen…
Het was een uitje voor de straat. Acht gnoom-achtige mannetjes die zo uit een Fellini film waren gestapt, probeerden zonder mes, breekijzer of wat dan ook, de grote houten kisten (van zeker 8m3 per stuk) open te maken. Ik zag geen mechanische hulpmiddelen om de lood zware stukken, zoals de piano en mijn keramische oven, uit de vrachtauto te tillen.
Trots liet de chauffeur vallen dat dit hun eerste verhuizing was. Zelf sjouwen dan maar?
Op de dozen had ik de inhoud in het Engels geschreven, tja…
Binnen een mum was het huisje vol. Ik probeerde nog zoveel mogelijk orde aan te brengen. Achteraf viel het nog mee dat er weinig kapot was gegaan.
We lieten de grote stukken uitpakken door deze sterkte kerels, die alleen maar ervaring bleken te hebben met kratten sjouwen, maar ons glaswerk en serviesgoed en zeker mijn porselein, verf, boeken en andere fragiele zaken deden we liever zelf, ook al was er een lieve duit voor betaald! Trouwens als alles uitgepakt zou zijn, waar zouden we het dan moeten laten? Het vergde veel geplus om een grote hoeveelheid in een piepklein huisje te proppen, en wel zodanig, dat je het ook weer kon vinden! Gelukkig was Hans daar zeer bedreven in.
De legen kartonnen dozen scheurden ze stuk, in plaats van ze plat te vouwen voor hergebruik. In dit land van schaarste, bleef ik mij verbazen over de enorme verspilling. De buren kwamen al gauw vragen of ze het oude papier (mooie kwaliteit vonden zij!) mochten hebben. Ook Ana pikte driftig dozen mee. Boyev’s Lada werd helemaal volgestouwd. De schoonmaak vriendin had het slimme idee om een paar dozen met afval te vullen. Wij begonnen over een volgende verhuizing na te denken en gingen ook “Bulgaars” doen. Dozen keurig uit elkaar en papier opvouwen.

Boyev hielp zelfs mee met het naar boven sjouwen van onze matrassen. De 5 centimeter dunne matrassen van Ana wilden wij zo snel mogelijk vervangen door onze eigen exemplaren. Toen hij onze donzen dekbedden zag, was hij onder de indruk van de goede kwaliteit! Ondertussen waren Jut en Jul ook nog aan de arbeid! Ana was natuurlijk razend benieuwd om te zien hoe haar huisje eruit zou zien met onze spullen. Boyev had 2 heerlijke meloenen meegenomen, een fles champagne en een fles uitstekende Rakia. Moe van het uitpakken, streken we met z’n allen op het terras neer, waar wij met Ana, Boyev en Ana’s werk-vriendin de inmiddels gevonden glazen hieven. Een mes om de meloen te snijden kon ik ook zowaar opduiken. Ik had het niet beter kunnen doen, dan er vorken bij geven om de stukjes voortreffelijke meloen te eten, want dit bleek hier “bon ton” te zijn; ieder zijn eigen vork en prikken maar. We waren echt bekaf, waardoor de conversatie zich beperkte tot knikken en elkaar toelachen.
Boyev had zijn belofte niet na kunnen komen, dat alle werkzaamheden in het huisje klaar waren voor ons meubilair kwam. De keukenvloer moest nog een laklaag krijgen en om de voordeur zou nog het een en ander gestuukt worden. Maar we hadden tenminste onze eigen spullen en zo te zien had de douane daarvan niets “geleend”.
Het nieuwe fornuis had geen elektrisch snoer, dus aten we maar weer in Gargana. Boyev kende een elektricien.
‘De man werkt in de Boyana Residenz,’ zei hij trots. Ja, hier komen communistische staatshoofden bij elkaar. Wij hebben later ook eens een dergelijke sessie meegemaakt. Net of ik in een James Bond film from Russia with love meespeelde. Ook de satelliet moest geplaatst worden en zo bleven er de eerste dagen nog duizend kleine probleempjes om op te lossen.

EEN ONVERWACHT PAKJE

De oude man schrok wakker van een vaag geluid. Moeizaam richtte hij zich op. Met zijn hand schoof hij over de tafel totdat hij zijn gehoorapparaat voelde. Met een van de apparaten in zijn oor hoorde hij duidelijk gebonk op de deur.
“Ja, ja, ik kom eraan”
Het geklop ging door.
Hij gleed zijn voeten in de sloffen en stond kreunend op.
Hijgend vroeg hij zich af wie dat kon zijn. Bezoek kreeg hij nauwelijks sinds Miep was overleden.
Zijn stok tikte regelmatig op de vloer toen hij een traag loopritme had gevonden. Door het raampje van de voordeur zag hij iemand staan.
Beverig ontgrendelde hij het slot en schuifelde achteruit.
“Pakje mijnheer van Holte.”
“Kom binnen jongen,” zei Alexander van Holte tot Springer.
Een praatje zou de dag breken.
De jongeman ondersteunde Alexander op weg naar de keukentafel.
Alexander ging zitten en vroeg, “Moet ik tekenen?”
De jongeman knikte en haalde een formulier tevoorschijn. Met zijn vinger wees hij op de plaats waar Alexander een krabbel moest zetten. Vervolgens reikte hij een ballpoint aan.
Alexander pakte de bril die aan een koordje om zijn nek hing en zette deze langzaam op zijn neus. Hij tekende op de aangegeven plek.
De postbode maakte aanstalten om weer weg te gaan.
“Moet je nu al gaan jongen?”
“Ja mijnheer, het werk roept.”
“Nou bedankt. Jij bent toch Piet, de zoon van Arnold.”
De jongeman knikte.
“Hier is uw pakje. Vergeet het niet open te maken. Wie weet is het iets bijzonders. U moest immers tekenen?”
“Ja, ja Piet, je komt er zelf uit?”
Piet knikte en vertrok.
Alexander pakte het pakketje. Hij rammelde ermee en hoorde niets. Vervolgens rook hij eraan. Hij bekeek het vreemde handschrift. Zijn naam was met een fors handschrift geschreven. De aanhef De HoogWelgeboren Heer en niet De Heer, zoals hij af en toe las op een verjaardagskaart van een van zijn kleinkinderen, stemde hem tevreden.
Het pakje, met een touwtje dicht gemaakt was aan de achterkant op het knoopje zelfs met lak gedicht. Heel ouderwets.
Hij zuchtte en leunde achterover. Zijn geliefde Marieke… zo plachten ze elkaar hun liefdesbrieven te sturen, dichtgeplakt en gezegeld met rode lak. Hij maakte met zijn, eerst met spuug natgemaakte, zegelring een keurige afdruk van zijn familiewapen in de nog warme lak. Goh, wat was dat lang geleden. Marieke was er niet meer. Ook het grote huis waarin hij was opgegroeid was verdwenen. Had hij toch een verkeerde keuze gemaakt? Zijn leven was niet over rozen gegaan.
Nadat Marieke met een auto-ongeluk om het leven was gekomen, raakte hij aan de drank. Zijn vader onterfde hem toen Miep in zijn leven kwam.
Miep, een pronte kroegbazin zag hem, een jongeman van adellijke afkomst, wel zitten.
Dat hij regelmatig haar beste klant was, maakte hun contact alleen maar steviger.
Ze schonk hem 3 dochters.
Hij staarde weer naar het pakje en schoof met het handvat van zijn stok de schaar over de tafel dichterbij.
Knap, zei het touwtje toen hij het doorknipte. Bevend maakte hij het platte doosje dat tevoorschijn was gekomen open.
Hij kreeg een hoestbui, waardoor het pakje uit zijn handen gleed.
Water, schoot door zijn hoofd.
Alexander stond moeizaam op en schuifelde naar het aanrecht. Hij pakte het glas waaruit hij gisteren ook had gedronken en draaide de kraan open om dit te vullen.
Gulzig dronk hij het glas leeg. Enkele druppels waren op zijn donkerblauwe trui terechtgekomen. Hij pakte een theedoek om het water op te deppen. Vroeger zou Miep dat gedaan hebben.
Miep was bloedmooi en zeer sexy. De eerste jaren van hun huwelijk waren gelukkig.
Zijn ouders hadden hem liever met Aleida getrouwd gezien. Aleida, de keurigheid zelf. Saai en stijf.
Haar ouders waren zeer gefortuneerd. Laatst zag hij haar nog. Na de dood van Miep, kreeg hij weer een uitnodiging van de vereniging van adellijke lieden. Even leek het of hij weer thuis kwam, maar hij was zijn milieu te veel ontgroeid om zich op zijn plaats te voelen. De jongere generatie had zich in zijn ogen nogal brallerig gedragen. In feite stelden ze niet veel voor. Teren op de zak van pa. Zo zou zijn leven er ook hebben uitgezien als hij Miep niet getrouwd had. Aleida was op hem afgekomen; haar grijze haar strak achterover in een knot. De smalle lippen keken nog even afkeurend als vroeger. Ze droeg de grote diamanten broche van haar moeder die deze destijds betitelde met mijn vluchtkapitaal.
Vluchtig had hij haar uitgestoken hand gekust toen ze voor hem stond; de koude bloed-loze vingers gekromd om een stok met een zilveren knop. Haar pinnige oogjes die hem nooit hadden kunnen bekoren, keken hem afkeurend aan.
“Aleida, dat is lang geleden. Hoe maak je het? Ben je hier alleen?” vroeg hij beleefd.
“Ik ben altijd alleen Alexander. Wij waren voor elkaar bestemd, maar…”
Een jongmens botste tegen haar op en zei: “Pardon freule.”

Alexander merkte dat hij het pakje nog steeds niet had kunnen openen. De herinneringen aan vroeger waren door het zien van het lakstempel boven gekomen.
Bukken kon hij niet meer. Hij zou moeten wachten totdat iemand het pakketje voor hem zou kunnen oprapen.
Ongeduldig probeerde hij of hij het pakje toch van de grond kon krijgen. Met de stok schoof hij het langzaam richting muur. Hij pakte zijn jachtgeweer van de muur en probeerde samen met de stok het pakje langzaam omhoog te schuiven. De loop van zijn oude jachtgeweer was glad. De rubberen knop van zijn stok bood meer houvast.
Hij kreeg het pakje 20 centimeter van de grond toen de voordeur openvloog. Van schrik liet hij de stok vallen en in een reflex pakte hij het jachtgeweer, waarmee hij als jongeman menige jachtpartij had meegemaakt.
“Alexander, wat doe je nou,” hoorde hij verschrikt roepen.
Hij moest de tafel vastpakken om niet te vallen.
In de deuropening stond een jonge vrouw. Hij keek naar de deur en herkende een van de diensters uit het café.
“Emma, wat verschaft mij de eer,” sprak Alexander.
“Nou, ik hoorde dat jij een pakje hebt gekregen en wel aangetekend. Ik was gewoon nieuwsgierig.”
Hij wees naar de grond.
“Oh, heb je het laten vallen? Vast geen bom,” zei Emma schaterend, die altijd om haar eigen grapjes moest lachen.
“Moet ik het dan maar voor je pakken ouwetje?”
Inwendig verstijfde hij, maar hij knikte gedwee.
“Dank je Emma. Als je het niet erg vindt, pak ik het liever uit als ik alleen ben.”
“Oké ouwe. Hier.”
Emma smeet het pakje op de tafel en liep heupwiegend zijn woning uit.
Alexander zuchtte.
Schuifelend langs de tafelrand zocht hij zijn stoel op. Hij sloot zijn ogen, haalde diep adem en maakte voor de tweede keer voorzichtig het dekseltje open die door de val weer was dichtgeklapt.
Bovenop lag een kort briefje van de notaris van zijn ouders met de woorden op verzoek doorgestuurd.
Hij fronste zijn wenkbrauwen en pakte een enveloppe met Italiaanse poststempels, geadresseerd aan de erven Van Holte tot Springer. De enveloppe was opengescheurd. Nieuwsgierig schudde hij de inhoud van de enveloppe op tafel uit. Het bevatte een brief van een Italiaans notariskantoor en een zacht pakje in vloeipapier.
Voorzichtig bevoelde hij het vloeipapier. Het was zacht als zijde. Langzaam bewoog hij het pakje heen en weer. Hij had nog steeds geen idee wat hierin kon zitten. Voorzichtig ontrolde hij het papier. Een haarlok. Blond met een krul en samen gebonden door een zachtroze satijnen strik. Zachtjes streek hij over het zachte blonde haar.

Hij zag de zomer aan het meer weer voor zich. Het grote buitenhuis in Italië aan het Lago Maggiore.
Hier had hij met zijn ouders gelogeerd. 17 was hij.
Patricia was 16. Het mooiste meisje dat hij ooit gezien had. Het enige kind van de Italiaanse vrienden van zijn ouders.
Enkele jaren geleden hadden ze in het grote huis in Rome gelogeerd. Patricia had toen vlechten en hij was een jongen, een kind nog. Samen hadden ze verstoppertje gespeeld. Enkele jaren later zag hij een bekoorlijke jonge vrouw.

Hij sloot zijn ogen.
“Alexander, ga je mee varen?”
Patricia keek hem stralend aan. Haar witte batisten jurk sloot om haar mooie jonge lichaam en haar borsten tekende zich fier door de stof af.
Samen liepen ze naar het botenhuis.
“Onze ouders zijn naar het casino vertrokken. Ze komen pas vanavond laat thuis.”
Hij had haar hand gepakt en haar naar zich toe getrokken. Voorzichtig kuste hij haar lippen.
“Straks, nu wil ik varen,” zei ze en duwde hem van zich af.
Pietro de tuinman hielp hen om de donkerbruin gelakte roeiboot in het water te laten glijden.
Hij zette zijn pet op en draaide zich om.
“Zo, hij moet toch vandaag het gras maaien. We zullen niet gestoord worden,” zei Patricia en lachte ondeugend.
Hij roeide in de richting die Patricia aangaf.
“Je wordt helemaal rood. Kom laten we gaan zwemmen.”
Ze trok haar kleren uit en rolde deze op.
“Nu jij,” sprak ze bevelend.
Verlegen om zijn erectie niet te laten zien trok hij langzaam zijn kleren uit.
“Wat groot,” zei ze. Ze begon zichzelf te strelen. Alexander raakte opgewonden en trok haar naar zich toe. Bevend van begeerte drong hij bij haar naar binnen.
Ze kreunden van genot.
“Heb ik je pijn gedaan? Ik wist niet dat jij nog maagd was,” zei hij na wat hem een eeuwigheid in de zevende hemel leek.
“En jij?”
“Ik ook,” had hij zachtjes gefluisterd.
“Nog een keer, toe,” zei ze smekend.
Plotseling verstrakte haar lichaam.
“Ik kan zwanger worden. We hebben niet opgepast.”
“Nou als het kwaad toch geschiedt is, kunnen we het best nog een keer doen,” had hij theatraal uitgeroepen.
Tegen het donker roeide hij naar huis.
Patricia meerde de boot aan in het botenhuis. Ze sloop langs de bosjes richting huis.
“Ik zie de auto nog niet. Kom mee naar mijn kamer, dan doen we het nog een keer.”
“Ben je niet bang dat we betrapt worden?” had hij angstig gevraagd.
“Welnee, ik doe gewoon de deur op slot.”
In haar slaapkamer kleedden ze zich beiden weer snel uit.
“Beloof je dat jij altijd van mij zal blijven houden?”
“Ja, Patricia, jij bent voor mij de eerste en de enige.”
Net toen ze zich tegen hem aandrukte, werd er op de deur geklopt. Ze hield haar vinger voor haar lippen en begon hem te kussen.
“De deur is afgesloten, waar zou ze zijn?” hoorden ze zacht. Het was de stem van een van de meiden.
Van schrik kon hij niet meer.
Plagend pakte ze zijn deel en kuste het. Het verwarde hem, de keurig Calvinistisch opgevoede jongen die nooit was voorgelicht. Patricia’s warmbloedige lichaam had van de jongen een man gemaakt.

Alexander voelde dat zijn broek nat was geworden. Hij was op zijn oude dag klaar gekomen. Verward legde hij de haarlok op tafel terug. Hij rook haar lichaamsgeur weer en schaamde zich dat hij haar nooit meer had geschreven.
Al gauw had hij Marieke ontmoet…
Hij schoof ongemakkelijk in zijn stoel en voelde dat zijn erectie was verdwenen.
Met bevende vingers pakte hij de enveloppe.
Met enkele woorden werd hem verzocht om contact op te nemen met een Italiaanse notaris.
Verder niets. Hij vroeg zich af wat de notaris hem te melden had. Zou Patricia zijn overleden en had ze hem in haar testament bedacht? Hij verweet zich dat hij zich zo gemakkelijk had laten inpalmen door Marieke. Hoe zou zijn leven verlopen zijn als hij met Patricia zou zijn verder gegaan? In ieder geval was zij hem nooit vergeten.
Hij probeerde het telefoonnummer dat in de brief stond te bellen, maar hij kreeg geen gehoor. Op zijn horloge zag hij dat het al na vijven was.
Hij besloot een borrel te nemen. God, Patricia… ze bleef door zijn hoofd spoken.
Doordat zijn vader het steeds drukker kreeg om het familiebezit draaiende te houden, gingen ze niet meer op reis naar Italië. Studeren en een goed betaalde baan zien te krijgen, dat was de gedachte van zijn vader, zodat hij later het grote landhuis en de landerijen zou kunnen beheren. Wat was ervan terecht gekomen?
Alexander schuifelde naar de oude kast en pakte een fles cognac. Kristallen cognacglazen had hij al lang niet meer, dus nam hij genoegen met het glas waaruit hij ook water dronk. Bevend schonk hij een flinke scheut in het glas. Na een grote slok voelde hij zich iets rustiger, maar de scene in de roeiboot bleef op zijn netvlies. Kon hij de klok maar terugdraaien.
Het werd donker en hij besloot te gaan slapen. Trek had hij niet meer.

De volgende ochtend pakte hij de telefoon en belde naar de notaris in Italië.
“Tja, u zult hierheen moeten komen. De situatie is nogal ingewikkeld,” kreeg hij te horen.
Parbleu, dacht Alexander terwijl hij tijdens zijn huwelijk met Miep shit gezegd zou hebben.
Op naar Italië! Door de gedachte aan Patricia voelde hij zich plotseling 20 jaar jonger. Hij zocht zijn paspoort op en boekte telefonisch een reis naar Milaan.
De nieuwsgierigheid overwon de kwaaltjes van zijn gekwelde zeventig jarige lichaam.
Geestelijk voelde hij zich weer de jongeling en de woorden chercher la femme, drongen weer tot hem door. Hij nam een warm bad en schoor zich zorgvuldig, net als vroeger voordat hij ging stappen.
Met de gepakte koffer stond hij de volgende dag klaar om de taxi naar de luchthaven te nemen. Eerste klas had hij ietwat overdreven gevonden, maar toen hij de mensenmassa op het vliegveld zag, verwenste hij zijn zuinigheid.
De vlucht verliep prima. In Milaan nam hij een taxi. Hier werd hij weer behandeld zoals hij vroeger gewend was.
Het notariskantoor oogde voornaam. In de wachtkamer kwamen zijn vragen boven. Vol ongeduld wachtte hij tot de notaris hem te woord zou kunnen staan. Eindelijk ging de deur open. De secretaresse, een jonge vrouw van ruim 25 lentes verzocht hem haar te volgen. Ze liet hem plaats nemen in een comfortabele stoel. Na enkele ogenblikken kwam een snelle jongeman, strak in het pak, gehaast de kamer binnen.
“Signore, mille excuses voor het wachten,” riep hij theatraal.
Alexander knikte en toonde de brief.
De jonge notaris las het epistel en begon ongemakkelijk op zijn stoel heen en weer te schuiven.
“Eh, eh, tja, de erfenis is nogal ingewikkeld. Hoe zal ik het zeggen,” begon de man.
“Nou gewoon bij het begin,” antwoordde Alexander.
“Eh, u bent erfgenaam maar ook weer niet. Mejuffrouw Patricia is in het klooster getreden toen ze merkte dat ze zwanger was. Eh, eh, u bent de vader van haar zoon en u erft het buitenhuis aan het Lago Maggiore op voorwaarde dat u daar voor uw zoon zult zorgen.”
“Wat?” sprak Alexander verbijsterd.
“Ja, u hebt bij mijn cliënt een zoon verwekt.”
“Mijn God, maar dat kind moet zeker 50 zijn!”
“Juist, 52 om precies te zijn.”
“Maar…”
“Uw zoon heeft een afwijking.”
Alexander voelde de grond onder zijn voeten weg zinken. Hij had een achterlijke zoon verwekt.
De notaris zag zijn schrik en vroeg beleefd of hij zich wel goed voelde.
“Hoe kan iemand zich na dit nieuws goed voelen,” antwoordde Alexander verontwaardigd.
De notaris stond met de mond vol tanden.
“En wat nu?” vroeg Alexander.
“Ik kan een auto sturen zodat u uw zoon in de kliniek kunt ontmoeten. Hierna mag u beslissen of u de erfenis aanvaardt.”
Alexander zag dat het officiële document jaren geleden getekend was. Heel vreemd.
Hij vroeg zich af welke beperkingen zijn zoon zou hebben. Kon de jongen wel praten? Hoe moest hij de dagen met een achterlijk kind van 52 in het schitterende buitenhuis doorbrengen. Zou er voldoende geld zijn om hulp te kunnen aannemen? Zijn Italiaans was niet bepaald vloeiend, maar dat kon hij leren.
In ieder geval mocht hij hierover een nachtje slapen voordat hij de erfenis zou aanvaarden.
De notaris keek uitdrukkelijk op zijn horloge, een teken dat hij het interview voor gezien hield.
Nadat de notaris op een bel had gedrukt verscheen de secretaresse, die hem meetroonde naar een wachtende limousine. Bedrukt keek hij naar het voorbij schietende landschap. Hij zag Patricia weer in haar witte jurk voor zich. Zou ze haar mooie haar hebben moeten afknippen toen ze non werd? Door de ondragelijke gedachte dat ze door hem in het klooster was gegaan voelde hij zijn schuld met de minuut groter worden.
De auto reed een oprijlaan in en na enkele minuten stopte de taxi voor een groot wit landhuis. Verplegers stonden al klaar om hem verder te helpen. Bedrukt liep hij langzaam naast de hoofdzuster die hem naar zijn zoon zou brengen.
“Het spijt me dat u even moet wachten. De dokter is nog bezig,” meldde een verpleegster eerbiedig alsof het een heel speciaal iemand betrof.
Hij had een zoon, een erfgenaam! Alleen… verward staarde hij voor zich uit.
Plotseling ging een deur open. Een knappe man in doktersjas stond voor hem en zei met een warme stem: “Dag vader, blij je eindelijk te leren kennen.”
Verbluft staarde Alexander naar zijn evenbeeld. Zo had hij eruit gezien toen hij begin 50 was.
“Maar…,” stamelde hij.
“Ik ben niet gek vader. Moeder is doodziek en is uit het klooster getreden. Ze zou het zo fijn vinden wanneer u haar laatste maanden met haar zou willen delen.”
Spontaan sloeg hij zijn armen om zijn zoon en fluisterde: “Jongen.”
Hij deed een pas achteruit en vroeg met zijn hand op de arm van de arts: “Hoe heet je eigenlijk?”
“Alexander vader.”
De oude man sloot zijn ogen.
“Waar is, ze? Wat heeft ze?” stamelde hij.
“Ik zal het u vanavond allemaal rustig vertellen. De auto zal u zo naar het buitenhuis brengen.”
Hij begreep dat zijn zoon een drukke praktijk in een privékliniek had. Zou hij ook zijn eigen moeder behandelen? Duizend vragen stormden door zijn hoofd en hij was blij dat de arts hem niet had uitgefoeterd.
Zijn zoon schonk hem een warme glimlach en draaide zich om. Door de dichte deur hoorde hij hem een patiënt toespreken.
“Komt u mee, de auto wacht,” zei de verpleegster.
Hij knikte verstrooid.
“Uw zoon is een briljant arts. Hij is geniaal, maar af en toe heeft hij een depressie. Wat heerlijk dat u gekomen bent.”
Blijkbaar was de verpleegster van de situatie op de hoogte.
Als een zombie liep hij naar de wachtende auto. Tijdens de rit sloot hij zijn ogen. Toen hij voelde dat de auto een scherpe bocht maakte, wist hij dat hij bij het buitenhuis was aangekomen.
De voordeur op het statige bordes zwaaide open en hij zag een fragile vrouw naar buiten lopen. Hij pakte zijn stok en liep zo snel hij kon naar haar toe en sloot haar voorzichtig in zijn armen. “Patricia, ik laat je nooit meer gaan,” snikte hij.
De vrouw keek hem verstrooid aan en zei met zachte stem: “Wie bent u mijnheer.”
O God, laat het niet waar zijn; ze herkent me niet meer.
Ze draaide zich om en riep bevelend: “Agnes, maak een kamer voor mijnheer klaar.”
Haar stok tikte op de marmeren vloer en ze verdween in een kamer.
De bediende die hij haar Agnes had horen noemen, kwam op hem af en zei: “Mevrouw is helaas de weg kwijt. Af en toe heeft ze een helder moment. Mevrouw heeft de grote slaapkamer voor u in orde laten maken. Volgt u mij.”
Moeizaam liep hij de trap op. In het slaapvertrek liet hij zich op het bed zakken en barstte in snikken uit.

STRIJD

‘Jezus, Sabine, ben je gek geworden.’ Inspecteur Tollenaar pakte ruw haar pols beet.
‘Man, zie je dan niet dat hij nog leeft?’ Sabine wees met de kruiskopschroevendraaier naar de neergestoken man op de grond.
Tollenaar brieste: ‘Onzin, je hebt het bewijsmateriaal in je hand. Hoe kon je zo stom zijn om het moordwapen… Sukkel, jij zult het nooit ver schoppen.’
Sabine keek Tollenaar vuil aan. ‘Jij bent een te oud voor dit vak, je teert op je roem, je hebt geen idee van moderne technieken… hoor je mij.’
Tollenaar draaide haar pols om.
Sabine gilde.
Op het geluid kwamen agenten Dirk en Johan aangerend.
Tollenaar wilde haar arm op haar rug draaien.
Sabine siste: ‘Die oude zak moet loslaten, vooruit bel 112, het slachtoffer leeft nog. Hij werd razend toen ik deze schroevendraaier uit het lichaam trok. Godsamme, als ik dit niet gedaan had, had zijn hart niet meer…’
Dirk pakte Tollenaar beet. ‘Loslaten.’
‘Ik ben hier nog altijd de baas, ik zal er voor zorgen dat jullie ontslagen worden.’
Tollenaar liet niet los. Sabine kreeg de neiging om hem met de schroevendraaier een mep te geven.
‘Eikel, zie je dan niet dat ik een handschoen aan heb…’
‘Rustig maar,’ riep Johan. ‘Vooruit Tollenaar laat los. Wil jij een moord op je geweten hebben?’
Tollenaar liet haar los. ‘Waar heb jij het over lamzak. Ik ben hier degene met de meeste…’
Sabine richtte haar hoofd op en wreef haar pijnlijke schouder. Ze zei zacht: ‘De ambulance komt er aan.’
Dirk en Johan keken op. ‘Dat is vlug.’
Johan zette de hoofdinspecteur op een stoel.
‘Ik zal je,’ siste Tollenaar.
Sabine hield de schroevendraaier op en Dirk pakte een zakje voor bewijsmateriaal.
‘Vlug naar het lab ermee Dirk.’
‘Komt voor mekaar.’
Johan sprak in zijn walkietalkie met de broeder van de ziekenauto. Hij gaf de precieze locatie op.
Sabine bukte zich over het slachtoffer, voelde zijn hals en knikte goedkeurend. Voorzichtig beklopte ze het lichaam en haalde zijn portefeuille tevoorschijn. Ze hield het op. Dirk pakte het aan en bekeek de papieren van het slachtoffer. Hij klakte met zijn tong. Weet je met wie je te maken hebt?’
Sabine knikte. ‘Dit is de kok van Le Bistrot, hier aan de gracht.’
‘Grote genade, wie zou…’
‘Kan een afrekening zijn. Het restaurant verdient schatten met zijn eten en de boefjes…’
Sabine draaide zich om naar de ambulancebroeders.
Tollenaar stond op en begon: ‘Het slachtoffer leeft nog. Ik was zo slim om het wapen, een doodgewone kruiskopschroevendraaier uit de hartstreek te verwijderen.’
‘Daarmee heeft u zijn leven gered mijnheer.’ De broeders legden een brancard naast het slachtoffer en zette hem een zuurstofmasker op.’
Sabine draaide zich woest om. ‘Tollenaar, hoe durf je…’
Met een gemeen lachje draaide hij zich om.
‘Godnogantoe Dirk, die rotzak… Ik heb de kok gered. Hij gilde dat ik… Altijd hetzelfde liedje, ik zal blij zijn als hij met pensioen is. Ik kan daar niet tegen. Met de eer willen strijken, terwijl…’
Johan mengde zich in het gesprek: ‘Hij is nu eenmaal zo, maak je niet druk.’
‘Jawel, ik wil ook eens promotie maken. Ben nu 45 en…’ Ze zag hoe behendig de broeders te werk gingen.
Een knikte goedkeurend na het meten van de bloeddruk. Ze gaven de kok een beademingsapparaat en schoven de brancard in de ziekenauto. Met loeiende sirene reed de ambulance weg.
‘Ik laat het er niet bij zitten, ik ga dit met onze hoogste baas opnemen.’
Johan haalde zijn schouders op: ‘Wees verstandig, tegen dit stuk vreten kan je toch niet op.’
‘Heeft iemand het restaurant al gebeld?’
Beide agenten knikten ontkennend.
Sabine kneep haar lippen samen en liep de loods uit. Ze zag Tollenaar niet meer. ‘Vast naar het restaurant,’ mompelde ze in zichzelf. Ze begon te rennen. Na tien minuten stond ze voor Le Bistrot en duwde de deur open.
Emile de eigenaar keek verbaasd. ‘Hé Sabine, we zijn nog niet open.’
Ze schudde haar hoofd. ‘Ik ben hier beroepsmatig. Het gaat om Jules, je kok. Hij is neergestoken in de loods even verderop. Als het goed is ligt hij nu in het ziekenhuis.’
‘Hoe…, hemel, ik moet even gaan zitten.’
Sabine rook dat de keukenbrigade bezig was met de voorbereidingen voor het diner.
Ze pakte een stoel en keek Emile ernstig aan. ‘Is er iemand die het op Jules gericht kan hebben?’
‘Niet dat ik weet… wat is er gebeurd?’
We kregen een anonieme melding over een steekpartij in de loods aan de gracht. Ik was het eerst ter plaatse, zag de schroevendraaier in zijn lichaam… in de hartstreek en die trok ik in een reflex eruit. Het was een kruiskopschroevendraaier en zoiets in een kloppend hart…’
‘Juist, je hebt hem dus het leven gered, als ik er van uit mag gaan dat hij het redden zal.’
‘Natuurlijk hoop ik dat.’
Sabine hoorde de telefoon overgaan.
Een van de obers kwam aanlopen met het toestel en fluisterde: ‘inspecteur Tollenaar.’
Emile pakte het toestel. ‘Fijn dat u belt, heeft u al nieuws over de toestand van Jules?’
Vaag hoorde Sabine: ‘Hoe weet u…’
Ze leunde achterover en zag dat Emile haar vragend aankeek.
‘Ik zit hier met een collega Sabine.’
Sabine wenkte Emile om het toestel aan haar te geven.
‘Tollenaar, je hoeft je er niet mee te bemoeien hoor. Ik heb alles al verteld.’ Ze verbrak de verbinding en vertelde in het kort wat er gaande was. ‘Ik weet niet of dit ook in het restaurant wereldje speelt, maar ik word hier echt niet goed van. Het gaat tenslotte om een mensenleven.’ Ze stond op. ‘Sterkte Emile, ik hou je op de hoogte.’ Ze stak haar hand uit.
Emile drukte die met beide handen. ‘Dank, als Jules weer aan de slag is, nodig ik je uit voor een etentje.’
‘Dat mag ik niet aannemen, maar het is erg aardig van je om dit te zeggen.’
Sabine liep het restaurant uit, keek op haar horloge en zag dat ze nog net tijd had om op het bureau in de Warmoestraat een rapport te schrijven.
Het begon al donker te worden. Ze liep de gracht af en keek spiedend om zich heen. Enkele jongeren hingen rond. Ze vertrouwde die leren jackers niet. Met haar dienstpistool in haar hand begon ze sneller te lopen. Vlugge voetstappen volgden haar. De adrenaline stroomde door haar lichaam. Nog steeds was ze woest op Tollenaar en die woede kon ze mooi gebruiken, mocht een van die knakkers te dicht bij haar komen. Ze draaide zich plotseling om en stond oog in oog met een van die boefjes.
‘Wat moet dat, kan een vrouw niet rustig lopen? Vooruit wegwezen.’
‘Mooie meid, we kunnen samen lol maken.’
‘Flikker op ik ben politie-inspecteur.’
‘Ha, ha.’
Ze duwde het pistool op de borst van de jongeman. ‘En nu geen geintjes of ik schiet. Ik ben er echt voor in de stemming.’
Het jongmens schrok van haar houding en hij aarzelde. Zodra hij een klik van de veiligheidspal hoorde, rende hij er vandoor.
Trillend op haar benen vervolgde Sabine haar weg naar het bureau. Ze liep naar haar werkplek, waar Tollenaar het hoogste woord had.
Met een klap smeet ze haar dienstpistool op haar werkblad.
Johan keek op, liep naar het wapen en vergrendelde de veiligheidspal. ‘Jezus Sabine… je wapen… wat is er, je ziet zo bleek.’
‘Op weg hier heen, zaten een stel jochies achter mij aan. Een bedreigde mij… en…’
‘Je hebt toch niet geschoten?’
‘Nee, maar het scheelde niet veel. Jullie moeten de gracht beter beveiligen als het donker wordt. Nu zitten jullie liever binnen achter de koffie. Ik vind dat slap en zal hierover een rapport schrijven.’
‘Sabine, zo ken ik je niet, je lijkt Tollenaar wel.’
‘Hou op over die vent of ik ga echt schieten. Dit was niet mijn dag. Ik kots van jullie gedrag.’
Ze pakte haar sjaal van de rugleuning van haar stoel, trok haar dons-jas aan en liep het bureau uit.
Op een elektrische fiets reed ze naar haar appartement. Na het stallen van dit vervoer, opende ze haar voordeur. Nog met haar jas aan, pakte ze een fles wijn en schonk ze zich een goed glas in. Met uitgeschopte schoenen plofte ze op de bank. Het huilen stond haar nader dan het lachen.
Automatisch dacht ze aan haar carrière. Ze wist best dat Tollenaar haar als een bedreiging zag, maar ze had nooit gedacht dat de vent haar zo zou tegenwerken. Pesten op het werk, kwam overal voor, al had ze dit bij de politie niet in die mate gedacht. Ze keek op haar horloge. Bijna 11 uur alweer. Ze trok haar jas uit. In gedachten verwenste ze Tollenaar. Viel hij maar dood neer, dan was ze van hem af. Een beter salaris kon ze best gebruiken nu de buurt waarin ze nu al jaren woonde verloederde. Ze had er genoeg van om ook op weg naar huis op haar hoede te moeten zijn. Samenwonen vond ze maar niets. Na 3 relaties, waar de vriend telkens het zo manipuleerde dat ze voor het huishouden moest opdraaien, prefereerde ze het om alleen te wonen, maar wel in een betere buurt.
Bah, die mannenmaatschappij. Ze schonk zich nog eens in. Na een vierde glas viel ze in slaap.
De wekker maakte haar wakker. Als een haas nam ze een douche en kleedde ze zich aan. Met een dubbelgevouwen boterham in haar mond pakte ze haar fiets. Al etend fietste ze hard door.
Ze liep het politiebureau in. ‘Goedenmorgen jongens, nog nieuws?’ Ze schrok van de bedrukte sfeer en keek haar ondergeschikten vragend aan.
‘Weet je het nog niet?’
Sabine schudde haar hoofd. ‘Wat moet ik weten, hoe gaat het met onze kok?’
Johan kuchte even en sprak ernstig: ‘Die overleeft het wel, maar…’
‘Gelukkig. Zeg wat kijk jij…’
‘Tollenaar…’
‘Wat is er met hem, heeft hij een vrije dag genomen?’
‘Hij heeft nu eeuwig vrij.’
‘Wat bedoel je?’
‘Hij, eh, kreeg klokke 11 een hartstilstand.’
‘Wat zeg je. Dood?’
‘Yep, zo te zien zat je daar op te wachten.’
‘Oh God, zo had ik het niet bedoeld.’ Sabine hield haar hand voor haar mond en ze vroeg zich af of hij nog zou leven als ze hem niet zo hartgrondig had verwenst.
Johan overhandigde haar een brief. ‘Je moet bij de ouwe komen, onze hoogste baas.’
Sabine stond op. ‘Goed, ik ga meteen.’
Met lood in haar schoenen liep ze naar de kamer van Joris Eggenstein. Voordat ze zacht klopte rechtte ze haar schouders.
‘Binnen.’ Zij stem klonk bars.
Ze opende de deur en zag hem nog net een sigaar wegmoffelen.
‘Kom verder, en ga zitten. Je hebt vast al gehoord dat Tollenaar…’
‘Ja, inderdaad.’ Het woord vreselijk kon ze niet over haar lippen krijgen.
Eggenstein keek haar peinzend aan. ‘Ik weet heus wel wat zich hier afspeelde. Jammer dat je zo door Tollenaar werd behandeld.’
‘Ach…, maar waarom deed u niets?’
‘Ik moet hier een kantoor leiden en jullie menselijke problemen, kan ik daarbij niet hebben. Sorry.’
Sabine zuchtte.
Eggenstein pakte een dossier op en haalde daar zorgvuldig een papier uit dat hij op zijn bureau naar haar toe draaide.
‘Je krijgt de functie van Tollenaar. Je bent een prima kracht. Ik neem aan dat jij blij zult zijn met zijn salaris, dan kan je iets beters huren.’
Hij wees op het papier en maakte een gebaar op een lijntje waar ze moest tekenen.
‘Ik neem aan dat jij de tekst wel kent. Zodra je getekend hebt, ben jij nu hoofdcommissaris. Gefeliciteerd.’
Ze tekende als in trance en ze voelde niet de euforie die ze zich had voorgesteld bij deze promotie.
Hij stond op. ‘Dat was het. Dit gaat per vandaag in. Voor een feestje hebben we geen tijd. Trouwens prima dat jij die kok het leven hebt gered. Een fijne dag.’
Wat een anticlimax, maar goed, ze had nu de begeerde functie. Langzaam liep ze terug naar haar bureau. Ze scheurde de enveloppe open en moest even gaan zitten toen ze het bericht was. Tollenaars laatste woorden. Het speet hem dat hij haar zo had behandeld, maar hij wilde zijn gezag niet verliezen, temeer daar Sabine beter functioneerde dan hij zelf ooit had kunnen doen.
Ze liet de brief uit haar hand glijden en sloeg haar handen voor haar ogen.
De woorden van Johan ‘zo reageer je net zoals Tollenaar,’ schoten door haar hoofd. Ging ze zich ook zo gedragen?
Het zou niet meevallen om een uitstekende hoofdinspecteur te zijn en zich ook geliefd te maken bij haar ondergeschikten, maar ze wilde het proberen.
Ze liep naar de kantine waar Johan en Dirk zaten. Ze kuchte hard.
Dirk en Johan keken op.
‘Jongens, ik heb net de functie van Tollenaar gekregen. We moeten aan de slag. Hebben jullie de schroevendraaier al naar het lab gebracht om op vingerafdrukken te controleren?’
Ze zag een schaapachtige uitdrukking op het gezicht van Dirk.
‘Hum, ik zal hier niet over vallen, maar doe het meteen. Ik wil nog even zeggen dat ik erg mijn best zal doen. Ik verwacht hetzelfde van jullie en nog iets… Die brief… jullie mogen hem lezen. Ja, van Tollenaar. Ik hoop dat ik niet een zelfde gedragsfout ga maken, maar daarvoor heb ik jullie steun hard nodig. Deal?’
Beide agenten knikten. Johan pakte de brief al op en slaakte een diepe zucht voordat hij dit epistel aan Dirk gaf.

VAKANTIE IN VENETIË

 

Eveline stapte voorzichtig in de wiebelende watertaxi. Nu de koffer nog. Minachtend keek de schele schipper

naar haar weinige bagage.

‘Kunt u mij even helpen met mijn koffer?’ vroeg ze.

De man krabde zich achter zijn oor, pakte met een onverschillig gebaar haar koffertje en kwakte dit met een klap aan boord.
Hij tuurde even of er nog meer klantjes zouden komen en toen een lange blonde man haastig naar de

steiger liep, haalde hij zijn hand van knop van het gashandel.

De man smeet twee tassen in de boot en sprong de kuip in. De boot schommelde zo erg dat Eveline het dak

stevig moest vastpakken om niet te vallen. 

Voordat ze haar bestemming kon opgeven, begon de blonde te commanderen: ‘Cipriano, en vlug een beetje.’

Eveline keek haar mede passagier boos aan en sprak: ‘Wie denk je wel dat je bent. Ik zat eerder in de boot. Mijn

bestemming ligt aan het Canal Grande, het…’

Hij lachte spottend en zei: ‘Cirpiano ook hoor. Als ik er ben kan je rustig naar je hotel.’

De kapitein van het bootje keek recht voor zich uit. Hij stoomde in volle vaart de lagune over, tot hij zich aan de

snelheidsbeperking moest houden.

Wat een vlerk dacht Eveline. Ze negeerde de man en keek met haar neus in de wind naar de gevels van de in het

water staande huizen. Zonder een woord te zeggen klom de man bij de steiger van het dure hotel aan wal.

Hij liet zijn tassen liggen en knipte met zijn vingers naar de portier die al kwam aan rennen.

De bediende tikte eerbiedig aan zijn pet, pakte de tassen van de kapitein aan en betaalde met een royale fooi.

Eveline probeerde haar woede in te houden, want ze wilde haar vakantie niet met een slecht humeur te beginnen.

De kapitein stak rustig het geld weg. Vervolgens draaide hij zich om en vroeg verveeld: ‘Welk hotel?’

Ze noemde de naam van een palazzo. 

De man keek haar peinzend aan.

Na enkele minuten draaide de watertaxi voor de oude steiger. Marie, de oude hulp stond haar al op te wachten.

‘Je bent laat Eveline. Je vliegtuig zou toch om twee uur landen?’

‘Ja Marie, maar er sprong een brutale kerel in de boot en hij wilde coûte que coûte snel naar het Cipriano.’

Marie zuchtte, keek de schipper boos aan en begon in het rap Italiaans: ‘Schande om de señora zo te behandelen

Luigi.’

Luigi keek gegeneerd en zei timide tegen Eveline: ‘Had u dan gezegd dat u bij de Contessa ging logeren.’

Marie sprak luid: ‘Luigi, zij is de nicht van de Contessa, ze komt hier al jaren. Voortaan meer respect èh?’

Luigi zette zorgvuldig haar koffer op de steiger en hielp haar galant uitstappen.

Mario de oude huisknecht kwam aanlopen om haar koffertje aan te nemen.

Eveline omarmde Marie en zei: ‘Heerlijk om hier weer te zijn. Hoe is het met mijn tante?’

‘Prima Signora Eveline. Ze doet haar middagdutje… vanavond… kom er staat buiten nog een antipasta voor u

klaar.’

Eveline liep naar de binnentuin. Ze snoof de geur van Venetië op en ging aan de oude marmeren tafel zitten waar

Mario gedienstig haar stoel aanschoof.

‘Dank je Mario. Wat heb ik dit in New York gemist. Hm, dit ruikt goddelijk.’

Ze had net haar espresso op toen ze haar moeders zuster hoorde aankomen. De elegante slanke vrouw was

veertig jaar geleden met een Italiaanse graaf getrouwd. Na zijn dood had hij haar dit statige palazzo nagelaten.

‘Eveline, heerlijk dat je er bent’ riep tante Alexandra en kwam met uitgestoken handen op haar af.

Eveline stond op en omhelsde haar tante.

‘Laat me je bekijken, je ziet er moe uit. Hier kan je heerlijk bijkomen. Hoe was je reis? Ik hoorde al van Marie

dat je lastig gevallen werd door een brutale vent.’

‘Ach, lastig gevallen was het niet, maar …’

‘Kindje, je bent nu 40 en nog steeds alleen.’

Eveline lachte. ‘Mijn werk tante… dat kan ik nauwelijks met een vaste relatie combineren.’

‘Kom, ik laat je de nieuwe badkamer zien. Het was hard nodig om die te vernieuwen. Je kunt nu zonder

problemen een bad nemen.’ 

Gearmd liepen ze door het oude gebouw. Eveline zag dat het vocht de muren behoorlijk had aangetast. Tante zag

haar kijken en sprak: ‘Al heb ik hier constant werklui over de vloer, ik zou dit paleis voor geen goud willen

ruilen. Zolang Marie en Mario voor mij kunnen zorgen, zit ik hier prima.’

Boven opende tante de deur van de logeerkamer waar Eveline elk jaar kwam.

‘Is dat al je bagage?’ vroeg ze toen ze haar kleine koffer zag.

‘Nee, mijn grote koffer is kwijtgeraakt op het vliegveld van Rome. Ik hoop dat deze morgen wordt gebracht.’

‘Je hebt je avondjurk toch hopelijk wel bij je.’

Lachend antwoordde Eveline: ‘Natuurlijk! Rome is berucht voor het kwijtraken. Ik kon de Pucci in mijn

handbagage proppen. Wat wordt er vanavond gespeeld? Weer een première?’

Haar tante knikte en lachte geheimzinnig. Ze pakte haar bij haar arm en zei: ‘Blijf even staan. Doe je ogen dicht.’

Eveline hoorde haar tante weglopen en even later voelde ze iets in haar handen.

‘Stevig vasthouden. Doe nu je ogen open.’

Nieuwsgierig wreef ze met haar hand over de donkerrode fluwelen bekleding van het foedraal. Ze slaakte een

verrukte kreet toen ze deze opende en de tiara zag.

‘Lieve kind, later erf jij deze toch. Ik heb het al beschreven. Met mijn tiara zie jij er vanavond vast betoverend

uit. Ik zou het zo fijn vinden als je hem met plezier kan dragen’

Eveline wist dat tante Alexandra het vreselijk had gevonden dat ze kinderloos was gebleven.

‘Veel partijen geef ik toch niet meer. Zoals je ziet, heb ik mij ook aangepast. Giacomo zou mij nu eens in jeans

moeten zien!’

‘Tante Alexandra, je ziet er nog geweldig uit.’

Alexandra knikte en zei trots: ‘Maat 38, en dat probeer ik angstvallig te houden.’

Eveline wees naar de tiara en sprak: ‘Maar wat draag jij dan vanavond?’

‘Ik doe mijn parels om. Een tiara erbij is gewoon teveel. Niet chic. Kom, ik wil alles van jou horen.

Hoe gaat het met mijn zusje? Nog steeds geobsedeerd door de wetenschap?’

‘Ja, mam heeft weer een boek geschreven over gentherapie.’

‘En Laurens?’

‘Ook met papa gaat het goed. Zijn laatste thriller is goed ontvangen. Stond zelfs op de lijst van bestsellers.’

Alexandra knikte goedkeurend en mompelde: ‘Het is een bof dat jullie allemaal een goed stel hersens hebben.
Liefje, vertel mij nu over jouw drukke leven.’

Nadat Eveline haar tante uitgebreid verslag had gedaan zei tante: ‘Rust maar lekker uit. Ik ga kijken of alles in

orde is voor vanavond.’ 

Eveline liet zich achterover zakken op de chaise longue en was even later onder zeil. Ze droomde van de blonde

vlerk. Verrekte knap, maar zeer arrogant. Vaag kwam hij haar ergens bekend voor.

Ze werd wakker toen de zon achter de grote boom was. Langzaam rekte ze zich uit.

Het was al bijna zes uur; tijd om zich rustig te gaan opknappen.

Eerst naar het theater en daarna zouden de gasten komen voor een souper, een ritueel waaraan haar tante zich

ook na de dood van haar man had gehouden. Om te kijken welk stuk er vanavond in de Fenice zou worden gespeeld,

was er niet van gekomen.

Terwijl ze de trap opliep, hoorde ze al gestommel in de keuken. Marie drilde de cateraars als een generaal. 

Boven had Marie haar lange  Emilio Pucci jurk al op een hangertje gedaan. Een ideale reis jurk die ze al jaren

had. De zijden jersey kreukte nauwelijks. Ze stak haar donkerblonde haar op, pakte voorzichtig de tiara en keek

voor de spiegel hoe ze de tiara het beste kon vastmaken. Op haar horloge zag ze dat ze nog tijd genoeg had voor

een warm bad.

Snel stapte ze uit haar reiskleding. Ze deed haar oorbellen uit voordat ze zich in het warme water liet zakken.

Voor zover ze wist had ze geen van tantes soirees gemist. De gasten zouden wel weer de haar bekende oude

vrienden zijn, allemaal Italianen die zich natuurlijk weer gingen afvragen waarom ze nog steeds geen echtgenoot

had gevonden. Na de dood van Diederik, had ze niemand ontmoet om samen mee oud te worden. Later zou ze

dit palazzo erven. Wat moest ze ermee? Zou ze hier haar werk kunnen voortzetten? Ruimte genoeg, maar erg

onpraktisch voor een laboratorium.

Ze had zo zitten dromen, dat het water was afgekoeld. Licht rillend stapte ze het bad uit. 

Haar schoenen zaten nog in de verdwenen koffer. Dan maar sandalen. Gelukkig was de lak op haar tenen nog

niet geschilferd. 

Zonder kousen, stapte ze in haar sandalen. Ze trok de jurk over haar hoofd, stak haar lokken op

en zette de tiara stevig met de bijbehorende spelden vast. Kritisch bekeek ze haar evenbeeld, trok de rok van de

jurk die een beetje strak zat recht en pakte haar smart Phone om deze op trillen

te zetten. Julian, schoot haar te binnen, helemaal vergeten.

Ze zond haar assistent een sms’je om te melden dat ze veilig in Venetië zat.

Meteen kreeg ze een bericht terug. Julian meldde dat de laatste test gelukt was.

Nu kon ze het patent gaan aanvragen. Opgelucht liep ze naar de piano nobile. 

‘Een glas champagne Eveline?’ sprak haar tante die haar had horen aankomen.

Ze antwoordde lachend in het Italiaans: ‘Si, dat heb ik wel verdiend. De laatste test is goed gegaan.’

Na een slok zag dat er al een andere gast was, een lange man met blond haar van wie ze alleen de brede rug van zijn

smokingjasje zag.

‘Jij, vlerk,’ had ze willen zeggen. Toen hij zich langzaam omdraaide, zag ze dat het niet de man was die zich bij

het Cipriano had laten afzetten, al leek hij er verdomd veel op. 

Zijn trieste blik viel haar op. Galant kuste hij haar hand en sprak zacht: ‘Wat een eer u vanavond in ons midden te

hebben.’

Ze was zo verbluft dat ze alleen maar knikte. 

Haar tante sprak: ‘Claude is zeer geïnteresseerd in jouw nieuwe medicijn.’

‘Dat is nog niet op de markt,’ sprak ze en schudde haar hoofd. Ze herinnerde zich dat ze een tiara droeg en

terwijl ze met een hand voelde of de tiara nog goed zat, ging ze door: ‘Het is nog niet eens gepatenteerd.’

Claude keek haar ernstig aan en zei: ‘Kanker toch?’

‘Hoe?’ Begon ze.

Claude wierp een blik op Alexandra.

Eveline zuchtte en zei: ‘Het is mijn enige korte vakantie, dus…’

Claude viel haar in de reden, ‘De artsen hebben mij opgegeven.’

Ze ging voor hem staan, keek hem onderzoekend in zijn ogen en zei kort: ‘Verkeerde diagnose. Je hebt geen

kanker, maar een aparte vorm van suiker.’

Claude keek haar verbluft aan.

‘Iriscopie, van Diederik geleerd,’ zei ze kort en dacht aan haar overleden vriend die zich in de Chinese

geneeskunde had gespecialiseerd.

‘Als het goed is, komt mijn tweelingbroer naar Venetië voor een beenmergtransplantatie, maar noem mij toch

Claude.’ 

Hij reikte haar een glas champagne aan. Eveline nam een slok en mompelde: ‘Dat is dan zeker die brutale man

die zo nodig snel naar het Cipriano moest.’

Haar tante keer verstoord en fluisterde: ‘Pierre?’

‘Zo erg was het ook weer niet, maar de man die mij vanmiddag in mijn watertaxi onbeschoft behandelde, lijkt

sprekend op Claude.’

‘Mijn broer kan zich soms onmogelijk opstellen, mijn excuses.’

‘Je hoeft je toch niet voor een volwassen vent te verontschuldigen,’ antwoordde ze lachend. 

Eveline hoorde iemand gehaast de trap opkomen. Een moment later stond ze oog in oog met de lange blond man.

Beiden keken verbaasd. 

Hij stak zijn hand uit. Ze negeerde die en zei koel: ‘Ik ben dokter Verhagen. Je broer heeft geen kanker. Je kunt

dus vertrekken.’

Eveline, opgelucht, dat ze hem de les had kunnen lezen, sprak op normale toon verder: ‘Na jaren onderzoek weet

ik heus het een en ander over deze ziekte. Ik denk eerder dat jij je moet laten onderzoeken Pierre, want jouw

gedrag doet me aan een ander syndroom denken.’

Verbluft staarde hij haar aan. 

Haar tante schudde haar hoofd en sprak zacht: ‘Oh, oh, Eveline…’

Tijdens de voorstelling zat ze tussen de tweeling. Ze voelde dat Pierre zijn arm bezitterig achter haar op de rand

van haar stoel legde, waarop ze in de pauze zei: ‘Hou op met dat populaire gedoe. Eerst negeer jij mij en nu je

weet wat ik doe…’

Als door een wesp gestoken trok hij zijn arm terug. De rest van de voorstelling spraken ze geen woord.

Toen het applaus verstomd was, gaf Alexandra hen een seintje en zei: ‘Jongelui, op naar het souper.’

Haar tante gaf haar een arm en fluisterde: ‘Pierre is de kwaadste niet, al is de roem hem naar zijn hoofd gestegen.’

Eveline liep naar de prachtig gedekte tafel, bekeek de naamkaartjes en zag dat tante Alexandra haar weer tussen de

broers had geplaatst. Snel verwisselde ze haar kaartje met die van de oudste vrouwelijke gast.

Tijdens het souper schaterde ze het uit met de oude besnorde professor die met twinkelende oogjes de ene

anekdote na de andere vertelde. Ze voelde de blikken van Pierre wel. Niemand nam notitie van hem en ze zag dat

zijn arrogantie op slag was verdwenen. Hij verwarde en intrigeerde haar met zijn pose. Ze probeerde de gedachte

aan hem opzij te schuiven, want ze wilde goed uitgerust aan de volgende fase van haar uitvinding beginnen.


Een week later stond de tweeling met een grote bos bloemen in een gondel aan de steiger te wachten. Marie

kwam geagiteerd naar haar toe: ‘Eveline, kom gauw… zo’n grote bos bloemen heb ik nog nooit gezien.’

Snel trok ze een knalroze dunne kaftan over haar bikini en liep Marie op blote voeten achterna. Marie opende de

kleine deur die direct op het Canal Grande uitkwam. Net kwam er een speedboot aan die haar kletsnat spoot. 

Eveline voelde dat ze over de gladde planken ging uitglijden en probeerde een van de palen te pakken. Pierre

sprong naar haar toe en kon net voorkomen dat ze in het water viel.

‘Dank je,’ fluisterde ze.

De dunne kaftan plakte tegen haar lichaam. Ze schudde haar kletsnatte haren uit.

Alsof hij niet opmerkte dat er weinig te raden over bleef, sprak hij: ‘Jouw diagnose… helemaal juist. We komen

je daarvoor een bloemetje brengen.’ 

Marie gebaarde dat ze binnen konden komen.

‘Even iets droogs aantrekken, ik had niet op een douche gerekend,’ begon Eveline.

‘Ik zie je liever zo dan met een tiara,’ zei Pierre olijk.

Zittend rond het kleine zwembad stak Claude van wal. 

Ze waren naar New York gevlogen met het medische dossier van de Romeinse arts.

‘Een klungel… hij had mijn dossier verwisseld.’

Eveline zag hoe opgelucht beide broers waren. Claude keek niet zo somber meer en van Pierre’s schouders leek

een last te zijn afgevallen.

Marie vertrok met de bloemen. Even later kwam Mario met een grote vaas aanzetten die hij met moeite kon

tillen. 

‘Prachtig, dat hadden jullie toch niet hoeven doen,’ zei ze.

‘Als we jou niet hadden ontmoet…’ sprak Claude net toen Alexandra in jeans de binnentuin in liep.

‘Jongens wat een verrassing, hoorde ik iets over New York?’ 

‘Na Eveline’s diagnose wilde ik een second opinion.’

‘Kettering Sloane zeker?’ sprak Alexandra.

De broers knikten.

‘Dat je geen kanker hebt! Heerlijk, dat moeten we vieren. Jullie blijven toch voor de lunch?’

Pierre pakte Eveline’s hand en zei: ‘Mijn excuses voor mijn onbeschofte gedrag… stond erg onder druk.

De zorg voor Claude… ik moest een belangrijk tournee afzeggen.’

Ze knikte en omdat het aperitief geserveerd werd, was het weer niet het moment om de vraag te stellen wat

Pierre nu eigenlijk deed. 

Eveline liep naar de keuken en vroeg aan Marie: ‘Weet jij hoe mijn tante de tweeling kent?’

Marie keek haar verbaasd aan en antwoordde: ‘Wist je niet dat Claude en Pierre de kinderen zijn van de eerste

vrouw van jouw tantes echtgenoot?’

‘Nee. Ik dacht dat Giacomo geen kinderen uit zijn eerste huwelijk had.’

‘Dat zijn ze ook niet. Eugenie, de eerste vrouw van mijnheer Giacomo hertrouwde met een Fransman die naar

Amerika vertrok.’

Ze wilde net vragen of Marie iets over het werk van Pierre wist toen Pierre de keuken in kwam.

‘O, ben je daar… Marie zal ik dat blad met glazen van je overnemen?’

‘Ik heb net begrepen hoe jullie band met mijn tante is. Zeg, waarom moest jij zo nodig maar het dure Cipriano?’

Pierre keek haar onbegrijpend aan en nam het blad mee naar buiten. 

De plens water had haar meer afgekoeld dan gedacht. Ze liep naar boven om even een vestje te pakken.

Met het kledingstuk in haar hand keek ze uit het raam dat op de binnentuin uitkeek. Haar tante zat geanimeerd met de

tweeling te praten. Mario was al bezit om de buitentafel te dekken. Ze zuchtte, om zo te leven… sprookjesachtig.

Vlak bij het Canal Grande en toch zo rustig. 

‘Al nieuws over het patent?’ vroeg Pierre belangstellend toen ze de tuin inliep.

‘Daarmee ga ik volgende week, als ik terug ben in New York aan de slag.’

Ze keek Pierre aan. In jeans en een mooi wit overhemd, zag hij er geweldig goed uit. Blijkbaar wist hij dat ook. 

Na de koude soep, leek hij zich te ontspannen en na enkele glazen wijn, lachte hij uitbundig.

‘Jij bent de enige vrouw die normaal tegen mij doet,’ fluisterde hij haar zacht tijdens de koffie toe.

‘Waarom zou ik dat niet moeten doen? Zo bijzonder ben je heus niet hoor. Al had je last van stress, je hoefde je

in de watertaxi toch niet zo onbeschoft tegen mij te gedragen? Maar goed, laten we het daar maar niet meer over hebben.

De bloemen zijn beeldig, maar het was echt niet nodig om zo uit te pakken.’

‘Mag ik jou vanavond uitnodigen voor een etentje?’ vroeg Pierre en voegde daaraan toe, ‘om het goed te maken.’

‘Liever niet, na deze lunch… morgen… schikt dat?’

‘Prima. Ik haal je af om kwart voor acht.’

‘Oké. Chic of casual?’

‘Casual, graag.’

Claude keek Pierre met een geamuseerd lachje aan.

Ze vroeg zich af, wat er zo bijzonder aan haar vraag was geweest. Ook haar tante had verbaasd gekeken toen

Pierre haar had uitgenodigd.

Ze haalde haar schouders op en kon zich er niet druk om maken, al spookte zijn opmerking door haar hoofd.

Er was iets aan hem dat ze niet kon plaatsen. Gespleten persoonlijkheid? 

De volgende avond stond ze om kwart voor acht klaar. Pierre gaf haar een kus en drukte haar even tegen zich aan

en zei: ‘Ik heb mij erg op deze avond verheugd. Bij jou kan ik eindelijk mezelf zijn.’

‘Dat kan je toch altijd?’ zei ze verwonderd.

Hij schudde zijn hoofd en keek somber.

Eveline zei zacht: ‘Af en toe ben jij een rare hoor. Voor wie hou jij je eigenlijk op?’

‘Voor mijn publiek natuurlijk,’ zei hij zo vanzelfsprekend, dat ze in lachen uitbarstte.

‘Nou ik hou mij in ieder geval niet op voor de aandeelhouders van mijn farmaceutische bedrijf.’

‘Maar dat is iets anders,’ zei hij doodernstig.

Ze haalde haar wenkbrauwen op. De watertaxi naderde het Cipriano hotel waar het zwart van de mensen stond.

‘Achteringang gauw,’ sprak Pierre tegen de bootsman.

‘Wat moet die commissie van ontvangst?’ vroeg ze en keek Pierre aan die zijn masker weer had opgezet en met

samengeknepen lippen naar de steiger staarde.

Ze stootte hem aan en vroeg: ‘Zeg komen die allemaal voor jou? Wat doe je in hemelsnaam? Ben je beroemd of

zo? Ik heb echt geen idee.’

Plotseling werd het haar duidelijk. Pierre was in feite… 

Voordat ze hierover iets kom zeggen zag ze dat een aantal hysterische jonge vrouwen gekleed en wel het water insprong

en naar de boot zwom.

Eveline keek vol afschuw naar de gillende meute en zei: ‘Laten we dat etentje vergeten. Kom maar mee terug

naar huis. In de ijskast van mijn tante is vast wel een broodje te vinden. Dit is toch te gek. Hoe kan je zo leven?’

Pierre hield zijn hoofd fier omhoog en zwaaide naar de menigte. Hij pakte haar bij haar schouders, trok haar naar

zich toe en kuste haar. Verbaasd beantwoordde ze zijn kus.

Het gejoel nam af, naarmate de boot zich van het dure hotel verwijderde.

Toen ze zich uit zijn greep had losgemaakt sprak ze: ‘Je zou je knappe gezicht moeten laten veranderen.’

Hij barstte in lachen uit en zei spontaan: ‘Je hebt helemaal gelijk. Niet alleen Claude heb je gered, maar je hebt

mij ook laten begrijpen dat ik het roer moet omgooien.’

Met de armen om elkaar heengeslagen kwamen ze bij de steiger van het Palazzo aan.

Voor Eveline was dit de eerste goede avond na de dood van Diederik. Zou ze de stap wagen om hier te blijven?
Als ze naar Pierre keek, dacht ze van wel.

DE VUURVOGEL

Een van mijn nieuwste korte verhalen.

Sandrine trapte het laken van het grote bed weg. ‘Ik drijf.’
Jeroen gromde. ‘Ik wil tukken meid, het is 6 uur. Verdorie, moet jij altijd je zin krijgen?’
‘Nou, als ik niet…’
‘Ja, ja, je hebt je creativiteit goed weten te gebruiken.’
‘Ik neem een koude douche.’
‘Dat is stom, dan krijg je het nog warmer.’
Sandrine keek uit het raam en zag de ekster al komen aanvliegen. ‘Zie je wel… het werkt, als je maar doorzet.’ Ze stond wankelend op en schuifelde over de parketvloer naar de inloopdouche. Die stomme augustus hitte, het lijkt of het in 2021 nog warmer is. Jammer dat mijn ouders geen airco wilden.’
Na een gloeiend hete douche zette ze de handdouche aan en sidderde even bij het voelen van de koude straal over haar lichaam. Haar gedachten gingen terug naar anderhalf jaar geleden… haar geweldige baan bij het PR bureau FUTURE. Erik, haar baas had haar met zijn arrogante kop aangekeken. De woorden om Covid te overleven moeten er nu eenmaal klappen vallen en jij kwam het laatste bij onze club.
Wat club, had ze gebruld. Bij een club verwacht ik saamhorigheid.
Door dat stomme virus stond ze plotseling op straat. Na een maand had ze de schok verwerkt, hoewel ze af en toe toch dacht. Hoe durven ze mij te ontslaan. Ik ben toch veel beter dan die andere lui? Ze moest plotseling grinniken. Wat had ze die andere lui te pakken genomen. Goed, ze liet haar creativiteit op volle toeren draaien, werkte keihard en had geluk door dit gat in de markt te vinden. Jeroen had braaf haar ideeën opgevolgd en nu stond er al bijna een miljoen winst van DE VUURVOGEL op hun gezamenlijke rekening.
Overleven zat blijkbaar in haar systeem. Ze droogde zich af en dacht aan de maanden dat ze nauwelijks te eten hadden in het stervenskoude huis van haar ouders. Geld om te stoken had ze niet meer. Al haar spaargeld ging in het enthousiasmeren van toeleveranciers zitten om haar nieuwe idee te kunnen uitvoeren. Ze was er heilig van overtuigd geweest dat de verkoop via haar website DE VUURVOGEL zou lukken. Gelukkig was ze een van de eersten in Nederland geweest met dit idee. Werken zonder voorraad, net zoals de Chinese Mr. Ma, was niet nieuw. Met de gedachte als het hem lukt, waarom zou mij dit niet lukken? Goed, bol.com deed ook al zoiets maar zij mikte op benodigdheden die thuiswerkers prima konden gebruiken. Al gauw hadden buitenlandse klanten op DE VUURVOGEL af.
Haar idee om geconditioneerde reflexen op te roepen, werkte prima bij de op eten verzotte ekster. Ze noemde hem Stravinsky. Bij de muziek van de Vuurvogel werkte ze haar ideeën uit om haar toekomstige klanten ook op deze manier te bewerken.
Ze trok een oversized wit batisten blouse aan en deed haar lange blonde haren in een staartje. Op blote voeten liep ze naar haar laptop en bekeek de cijfers van de omzet.
Uit de bloedhete slaapkamer hoorde ze het ouderwetse bed van haar ouders kraken. Jeroen was opgestaan. Ze gniffelde en dacht eraan om weer eens de Heer is opgestaan te roepen. Beter van niet, hij zou zich nog eens iets gaan voorstellen. Ach, Jeroen was geen slechte vent, maar lui. Braaf had hij al haar opdrachten uitgevoerd. Ja, de maïskolfjes techniek werkte ook in Corona tijd bij hem.
Jeroen stond zwetend achter haar en boog zich over het scherm. ‘Wow, miljoentje! Wat gaan we met al dat geld doen?’
‘Ik heb al een hele lijst hoor. Willen we samen blijven doormodderen?’
Jeroen pakte haar borst en begon die te masseren.
‘Hou op, je stinkt, ga eerst douchen.’
‘Jij denkt alleen aan werk.’
‘Als ik niet… luilak, met jouw manier van overleven zaten we in de bijstand of erger sliepen we nu onder een brug.’ Ze gaf hem een pets op zijn blote bil en duwde hem van haar af.
Starend naar het scherm vroeg ze zich af of ze wilde doorgaan. De post-Covid situatie kwam er aan, maar wanneer? Wilde het volk de winkels weer bestormen? Ze zag aan de cijfers, dat de groei bij DE VUURVOGEL er al uit begon te raken. Beter in iets anders investeren, maar wat? Dit grote huis van haar ouders opknappen zou een aardige duit kosten. Moest ze hiervan een B&B maken of de boel verkopen en op een Grieks eilandje gaan leven? Weer als loonslaaf werken, strak in het pak, trok haar niet meer.
Ze hoorde Jeroen in de ijskast morrelen en brulde, ‘Sapje graag.’
‘Komt eraan koningin.’
Ze gniffelde. Jeroen vond een miljoen veel geld. Zij wist beter. Voor het grote werk was dit lang niet genoeg.
Op YouTube zette ze de vuurvogel van Stravinsky aan. Haar blik ging naar buiten en verdomd ja, daar kwam het beest weer. Ze had de vogel getraind met deze ophitsende muziek. De ekster draaide rondjes op het voederplateau in de tuin, net zoals de kopers op haar webshop. Had Stravinsky hieraan gedacht toen hij deze compositie op papier zette? Uit de as herrezen… Even dacht ze aan haar oude baan. Veel handige marketing trucjes gebruikte ze om de verkoop via DE VUURVOGEL te stimuleren. Als ZZP-er verloor ze geen kostbare tijd aan vergaderen. Had Erik het gered? Tijd om het Financieel Dagblad te lezen had ze zich het laatste jaar niet gegund. De studeerkamer van haar vader bleek een uitstekende werkplek.
Ze klapte het scherm dicht en liep naar de grote vierkante keuken.
Jeroen stond voor het fornuis met een doos eieren. Hij wees met het pak naar haar.
‘Yep doe mij maar twee.’ Ze ging zitten in een van de antieke stoelen en leunde achterover. Prima om met hem in zee te gaan. Zij was de brains van DE VUURVOGEL en Jeroen moest het nest onderhouden. Ze had Jeroen een kookcursus van een top kok op het net laten volgen. Hij zou het uitstekend doen als ze van dit grote huis een luxe B&B wilde maken.
Jeroen draaide zich om. ‘Ik zie die denkrimpel… weer een idee?’
‘Hm… ik… dit huis… luxe B&B… jij kookt.’
Jeroen liet bijna de doos eieren vallen. ‘Ben je…’
‘Nou, wou je gaan rentenieren? Jij zou het liefst de hele dag in je nest liggen en af en toe een stomme film op Netflix bekijken. Niets daarvan ventje. Dankzij mij kreeg jij het koken in je vingers.’
‘Jij durft… slaven drijfster.’
‘Workaholic klink beter, slaven… is ouderwets en dat is niet ‘politically correct.’
‘Ha, ha, dat moet jij zo nodig zeggen. Jij noemt zwarten nog steeds negers…’
‘Doe die eitjes nu maar.’ Sandrine stond op en pakte twee grote borden. Ze rommelde in de lade van de grote buffetkast en pakte twee messen en vorken van het tafelzilver van haar ouders.
‘We kunnen personeel nemen.’
‘Jeroen, jij hebt geen idee wat een huishouden kost. Jouw ouders woonden driehoog achter. Mijn overgrootouders hadden nog 7 man personeel. Zie je dat huis daar? Dat grondstuk hoorde ook tot hun tuin. Ze verkochten het toen…’
‘Ja, ik ken die verhalen. Zielig hoor.’
‘Mijn voorouders waren ondernemers en ze zaten nooit bij de pakken neer.’
‘Je hebt vast hun genen.’
‘Stomme opmerking, dacht je dat ik uit een reageerbuis kwam? Nee, zakeninstinct zit blijkbaar ook in je DNA en bij jou…’
‘Hou op, anders gooi ik die eieren naar je hoofd. Ik weet heus wel dat ik uit een ander milieu kom maar in bed heb je meer aan een echte vent dan aan zo’n zak met een aardappel in zijn keel, eentje die het woord neuken niet eens kent.’
Sandrine bastte in lachen uit.
Jeroen liet de eieren op haar bord glijden.
‘Top kok, je zou ook op een cruiseschip aan de slag kunnen.’
‘Verrek Sandrine, kunnen we dat niet gaan organiseren?’
‘Je meent het!’
‘Ja, nu Corona bijna voorbij is, gaan de mensen weer als gekken reizen. Ik kan een grand chef kookcursus aan boord geven.’
‘Ho, ho…’
Jeroen rende weg en kwam met enkele papieren aanzetten. Hij pakte een ballpoint uit de zilveren geboorte beker en begon te schrijven.
De ekster tikte plotseling tegen het raam.
Verbaasd keken beiden naar buiten.
‘Verrek VUURVOGEL, mooie naam voor een klein exclusief cruiseschip. We nemen een lening en…’
Sandrine gaf Jeroen een por. ‘Kijk dat is nou ondernemen. Na het ontbijt ga ik mijn webwinkel verkopen.’
Jeroen mompelde: ‘Binnen is binnen.’ Hij liep naar de ijskast en pakte een fles champagne.
Sandrine keek toe en knikte goedkeurend hoe hij de fles heel voorzichtig zonder knallen ontkurkte.
Jeroen trok een gezicht en schonk twee glazen in.
Samen hieven ze het glas en riepen plechtig: ‘Op de nieuwe VUURVOGEL.’