Daar stonden we dan met onze bagage op airport in Absurdistan, klaar om vol enthousiasme aan een nieuwe levensfase te beginnen. Onze succesvolle huizenjacht in de maand daarvoor had een gebouw voor de op te starten investeringsbank opgeleverd en een jacht-dacha om de eerste maanden in te kunnen wonen. Voorlopig bivakkeerden we met onze twee honden in deze lege dacha. Gelukkig waren daar ingebouwde bedden. Wij verwachtten ons meubilair over enkele dagen uit Nederland.
Na de volgende avond ons rampenpakket te hebben aangesproken, hoorden we over een restaurantje op loop afstand. Dit was een privé initiatief en geen Staats bedoening. Eten kon alleen buiten in het boomgaardje aan vier plastic tafeltjes met ieder vier stoelen. In de kleine garage werd gekookt, simpel en spot goedkoop, lekkere lokale prutjes, zoals tiekwietski (gegrilde courgette met een knoflook/dille/yoghurt sausje). De zaak liep zo goed dat ze aan table-sharing deden. Wij schoven aan bij mensen die geen woord over de grens spraken. Met lachen, knikken en wijzen naar een prakje dat een van de andere gasten kreeg, kwamen we een heel eind. Nauwelijks waren onze tafelgenoten klaar of er stonden andere gasten te wachten om bij ons aan te schuiven. Zo ontmoetten wij Kiril en Nelly; beiden computerspecialisten. Ze spraken prima Engels en waren vreselijk nieuwsgierig wat wij hier kwamen doen. Mijn man vertelde over zijn opdracht: het opstarten en leiden van een investeringsbank. ‘Als ik u kan helpen?’ begon Kiril. Mijn echtgenoot antwoordde dat hij dit in gedachten zou houden. Eerst moest het gebouw opgeknapt worden.
Ons meubilair was net aangekomen, maar vrijdagmiddag wilde de verhuizer niet gaan uitladen. Tot mijn woede kregen we onze spullen niet, zonder daarvoor een fortuin aan invoerrechten te moeten afschuiven. De arrogante advocaten van de EBRD hadden eventuele problemen weggewuifd, onder het mom van wij hebben de centen. Nadat de douane mijn man tien dagen van het kastje naar de muur had gestuurd, vond ik het welletjes. Ik belde: ‘Als jullie onze meubels niet meteen komen brengen, maak ik er een groot schandaal van. Mijn man komt verdorie om jullie land te helpen. Is dat gastvrijheid? Ik ken Peter Wells, de chief editor van de International Herald Tribune en wanneer we nog een dag moeten wachten, zal ik zorgen dat het op de eerste pagina van deze krant komt. Zo niet, dan sturen jullie onze meubels meteen rechtsomkeert, want dan wil ik geen seconde langer in dit stomme land blijven.’ Dat hielp. Binnen 20 minuten stonden 2 kerels op de stoep. Zij zouden het krankzinnig hoge bedrag voorschieten.
Ik keek verbaasd toen er twee Westers uitziende Absurden, Ivan en Irina, over het hek vroegen of het land tegenover onze dacha te koop was. We raakten aan de praat en het probleem van ons meubilair kwam ter sprake. ‘Wie weet kan ik jullie helpen,’ opperde Ivan. Hij vertelde dat hij vroeger diplomaat was geweest, maar nu zijn kostje bij elkaar probeerde te sprokkelen met import van zalm uit Denemarken, waar zijn laatste diplomatieke post als handelsattaché was geweest. De komende maandag zou hij een van zijn medewerkers naar de douane sturen om voor ons een goed woordje te doen. Maandag vertrok mijn echtgenoot vol goede moed naar het douanekantoor waar hij de hulpjes van Ivan zag. Deze mannen, compleet met zonnebril, zouden zo in een gangsterfilm kunnen optreden.
Intussen was de agent van de verhuizer ook gekomen om de zogenaamde invoerrechten voor te schieten.
De verhuizing zelf kon zonder meer in een film van Fellini. Zonder gereedschap of lift, klaarden acht onverzorgd uitziende kerels het leeghalen van de drie houten containers die op een open vrachtauto stonden. Vooral mijn zware piano en de loodzware kiln voor het branden van mijn beschilderde porselein was een helse klus. Bij het uitpakken bleek ons nieuw geleverde fornuis geen snoer te hebben. We aten die avond dus maar weer in Gargana, waar we tot onze verbazing we Kiril en Nelly zagen. Nee, ze kwamen niet eten, maar ze nodigden ons uit om bij hen thuis een vorkje mee te pikken. Geroerd door deze gastvrijheid, bood ik meteen aan om in ons nieuwe huis een drankje te drinken.
De datum van onze diner afspraak brak aan. Vol spanning reden we naar een typisch Oostblok blok. Kiril en Nelly bewoonden een flat op de tweede verdieping. Het balkon werd als opslag gebruikt en deed tevens dienst als wasdroger. ‘Waarom hebben jullie daar kippengaas voor gespannen?’ vroeg ik naïef. ‘Anders wordt de was gestolen,’ kreeg ik te horen. Zo arm was dit land. De flat was sober ingericht met eenvoudige Hema-achtige zitelementen. Als borrel konden wij de aangeboden Coca-Cola, al dronken we liever wijn, niet weigeren. Coca-Cola was hier pas op de markt gekomen. Voor een klein flesje van dit statussymbool, moest de gemiddelde Absurd twee uur werken. Bij de maaltijd kregen we heerlijke rode wijn. ‘Before Chernobil,’ zei Kiril en vertelde over het samenwonen met een ander gezin in hun flat. Recent hadden ze de woonruimte eindelijk zelf kunnen kopen. Hun twee kinderen dienden op en droegen de vuile borden naar de keuken. Ik mocht absoluut niet meehelpen. De afwas was hier nog handwerk, want in Absurdistan waren destijds geen afwasmachines te koop. Wat zijn werk betreft: Kiril verdiende het meest aan het her-inkten van de computerlinten en dat terwijl hij lid was van het mathematische instituut, een instelling waar alleen hoog begaafde mensen toegelaten worden. Omdat wij een uitstekende indruk van deze mensen hadden bood mijn man hem aan om voor hem te komen werken. Kiril vroeg of $10 per uur geen bezwaar was.
De werkzaamheden in het gebouw vorderden. Nu nog personeel. Nadat een bijzonder assertieve jongeman die zijn stage bij de plaatselijke afdeling van de EBRD had voltooid beschikbaar was, zagen we direct dat hij een prima kracht als office manager zou zijn. Hij had de nodige vrienden die het eveneens een spannend idee vonden om voor een Westerling te gaan werken. ‘Laat ze maar komen,’ sprak mijn man.
Mijn studie psychologie kwam goed van pas om de cv’s door te lezen en de foto’s te bekijken, zodat mijn man een prima staf bij elkaar kon sprokkelen.
Onze kinderen kwamen bij ons logeren en uiteraard leek het mij leuk om onze nieuwe Absurdse vrienden met hun kinderen voor een barbecue uit te nodigen. Dit werd een groot succes.
Onze Hollandse vrienden konden nauwelijks geloven dat wij in zo’n korte tijd al zoveel contact met de bevolking hadden en eerlijk gezegd waren wij zelf daar ook verbaasd over.
Ana, de eigenaresse van de dacha was een ander verhaal. Zij ving ruim een jaarsalaris per maand aan huur. Vergeet het dat zij iets deed aan onderhoud of om het schoon af te leveren. We lagen zondag ochtend nog in bed en daar stond ze met een groep vriendinnen op de stoep, klaar om onze pas gebrachte meubels te bewonderen. Om aan haar verstand te peuteren dat verhuren betekent dat wij onze privacy wilden… Dit overkwam bijna al onze buitenlandse vrienden, een van de redenen om dit land Absurdistan te noemen. De bewoners van dit land bleven hun bezit als iets beschouwen waar ze te allen tijde over konden beschikken.
De grote hulporganisaties hadden gezegd dat dit land stond te springen om Westerse kennis te vergaren. Nee, daar hebben we weinig van gemerkt. Ze wilden het wel beter hebben, maar zonder te veranderen. Op bepaalde fronten was het hier erger dan in een derdewereldland. Het geeft niet als het mij slecht gaat, zolang het mijn buurman nog slechter gaat, was hier het motto. Ook de combinatie van Byzantijns denken met een Slavische mentaliteit, schoot niet erg op. Zoveel initiatief was door het communisme gedood. Altijd ja zeggen en vervolgens niets doen. Het was om iets van te krijgen, totdat ik begreep dat zij gehoorzaamden met dit ja zeggen, en dat wanneer ze niets deden, er ook niets fout kon gaan.
Vooral het telefoneren was een ramp. Vaak kreeg je iemand anders aan de lijn of werd het gesprek afgekapt. Soms hadden we 4 dagen geen verbinding. We deelden de telefoon met de buren van Ana en op een avond – buren waren al vroeg naar bed – moesten wij absoluut telefoneren. De buurman sloot uit angst voor geboefte zijn hek af. Een bel miste… Mijn man gooide toen maar peertjes tegen zijn luik en weldra kwam onze buurman luisterend naar de mooie naam Dyonisos, in pyjama tevoorschijn. ‘I have to do something with water,’ riep de brave communist. ‘Hij sproeit vast illegaal,’ zei ik tegen mijn man toen ik hem naar de kraan buiten zag lopen. Even later konden we bellen.
Toen we dit verhaal aan Kiril vertelden, begon hij hard te lachen.‘Mijn moeder heeft net zo’n antieke constructie. Koper is duur en het stukje aardelijn is dus te kort. Wanneer je dit met een gietertje nat maakt, maakt het weer contact.’
Nu lagen alle leidingen voor het computer systeem klaar, maar een telefoonaansluiting miste nog. Doordat dit een EBRD project was, moest het tevens een voorbeeld voor degelijk bankieren zijn. Dus… geen bribes en dat viel niet altijd mee. ‘Wanneer ik niet zoveel Leva krijg, kan ik niet garanderen dat ik de juiste draden kan aansluiten,’ sprak de telefoon beambte.
Ook via de EBRD kwam Stoil, onze chauffeur op ons pad, een jongeman van 22. Ex-roeikampioen. Een grote hulp, vooral met boodschappen doen. Als een echte bodyguard hield hij in de gaten of onverlaten mij niet gingen beroven.
Meestal moest ik naar 4 winkels op strooptocht en dan nog had ik niet alles kunnen kopen; maar schaarste maakt creatief. Stoil parkeerde de auto gewoon op de stoep voor de winkel en door zijn imposante postuur kreeg hij nooit last met de politie.
Gelukkig had ik mijn kiln meegenomen om mijn beschilderde porselein te kunnen bakken. Hierdoor kwam ik in het diplomatieke circuit terecht, waar ik de vrouwen die onze Nederlandse ambassadeursvrouw had geronseld, porselein leerde beschilderen. Het klikte geweldig. We waren van dezelfde leeftijd. Voor velen was Absurdistan hun eerste ambassadeurspost. Ook hun kinderen waren thuis achtergebleven. Deze band werd hecht en bleef hecht. Hier konden de vrouwen, naast het porselein bekladderen, hun gram kwijt.
De eerste uitnodiging voor een officieel diner bij de Grieken luidde tot mijn vermaak: madame Annemarie Enters et mari.
Door mij kwam mijn man ook in het diplomatieke circuit terecht. Gezellige diners aan stijlvol gedekte tafels, bediend door de staf van de residentie; een groot contrast tot het wekelijks boodschappen doen in hummige winkels (supermarkten bestonden nog niet) of primitieve marktjes.
Na enkele maanden liep ons wooncontract ten einde. We konden bijtekenen of verhuizen.
Toevallig hoorden we dat het huis even verderop in onze straat vrij zou komen. Veel groter en met een open haard, iets wat we gezien de olie schaarste waarbij we 4 dagen met twintig graden onder nul zonder verwarming in deze dacha hadden gezeten, wel zagen zitten. De Duitsers die uit dat huis vertrokken vroegen of we Rashko, de tuinman konden overnemen. De man kon alles repareren. Vraag niet hoe, maar het werkte weer.
Na enkele weken voor ons gewerkt te hebben vroeg hij fluisterend: ‘Frau Enters, malko (klein) problem.’ Hij wilde vooral niet dat mijn twee huishoudsters iets zouden horen. Toen ik begreep wat hem was overkomen, kon ik mijn lachen nauwelijks inhouden. Hij had een huisje gekocht, maar zonder land. Elke maand vroeg de eigenaresse meer. Of ik 1400 DM kon voorschieten. Hij wilde gratis werken totdat dit was afbetaald. Een academicus verdiende $85 per maand. Met een eenvoudige rekensom wist ik dat hij dit nooit zou kunnen terugbetalen. ‘Ik bespreek dit met mijn man,’ zei ik, terwijl ik de beslissing om hem te helpen eigenlijk al genomen had. Mijn man stond erop dat dit voor Rashko notarieel werd vastgelegd. Uiteraard betaalden wij gewoon zijn salaris.
Naast hulp aan Kiril en Rashko, kwam ook Ivan vragen of mijn man hem kon helpen om een rekening te kunnen openen bij een buitenlandse bank.
Met Ivan en Irina zijn we enkele dagen op vakantie geweest in Balchick, een badplaatsje aan de Zwarte Zee. Uniek zoals we konden logeren in een rusthuis, zoals zij de officiële vakantie huizen noemen. Alles was er. Gordijnen, kranen, tv… maar niets paste of functioneerde! Zo ging dat hoorden we, want het lijstje was toch afgevinkt?
Voordat het contract ten einde was, moest onze verblijfsvergunning vernieuwd worden. Je bent of te vroeg, of te laat, maar nu waren de papieren op tijd ingevuld. Een ambtenares begon te piepen dat de formulieren getikt moesten worden en wel op de antieke machine van de vreemdelingenpolitie. ‘Dit is niet wettelijk,’ begon mijn man en zijn juriste Dolly beaamde dit. ‘Ik wil de chef spreken,’ begon mijn echtgenoot. Eindelijk, na een uur wachten, konden we bij de chef terecht. Het leek net een scene uit een James Bond film. Een man met een grote snor en een boefachtig uiterlijk zat achter een oud bureautje in een kamertje met verschoten bloemetjesbehang. Wij mochten gaan zitten. In een oude luie stoel aan de kant zat een man in een duur pak met Gucci schoenen. Een gladjakker die de hele sessie geen woord sprak. Snorremans begon een tirade. Dolly ging huilen. Nu was mijn kennis van deze taal intussen voldoende om de portee te begrijpen. Het was een voorrecht om in de republiek Absurdistan te verblijven, begon de man. Als vrouw had ik hier niets te zoeken. Met de punaises in mijn wangen heb ik de hele belachelijke vertoning over mij heen laten gaan. Ergens had de man nog gelijk ook: ik heb het een voorrecht gevonden om een stukje geschiedenis van een opkrabbelend land te mogen meemaken. Twee jaar genoot ik, stond op scherp en voelde dat ik echt leefde. Geen dag verliep zoals in het voorspelbare Westen.
Recent las ik een stukje van een Russische schrijver die blij was in Moskou gewoond te hebben waar het leven niet voortkabbelt. In het rustige Westen kan je negentig halen zonder jezelf te zijn tegengekomen. Nu denk ik er net zo over.
Vlak voor ons vertrek bood de Nederlandse ambassadeur aan om een afscheidsdiner voor ons te organiseren. ‘Nodig ook een paar interessante mensen uit,’ kregen wij te horen. Kiril die door zijn werk voor de bank de vertegenwoordiging van IBM had gekregen, was ook van de partij. Nooit vergeet ik zijn woorden: ‘Toen ik jullie heb ontmoet, ben ik weer in God gaan geloven.’ De tranen schoten mij hiervan in de ogen en ook bij mijn man zag ik iets glinsteren.
Het is mijn man gelukt om de Investitiona Banka van de grond te krijgen. Een miracle, zo sprak de EBRD official bij het afscheid. Naast de creatie van de bank gaf het ons een fijn gevoel om Kiril, Rashko en Ivan te hebben kunnen helpen. Zo betekenden we voor enkele personen die toevallig op ons pad kwamen, een zonnestraal in het trieste en uitzichtloze Absurdistan, een ervaring om nooit te vergeten.