Quirine voelde een lichte opwinding. Nog een uur de tijd gaf haar Cartier horloge aan. Straks… Sportief chic gekleed met een lang beige kasjmier vest en een bij haar Ferragamo schoenen behorende tas, wierp ze een laatste blik in de spiegel. Haar leeftijd was haar niet aan te zien, de kapper had zijn best gedaan en de passende make-up deed haar groene ogen goed uitkomen. Vermanend tikte ze tegen het raam toen ze iemand betrapte die zijn fiets tegen de trapleuning van haar grachtenpand met het bekende blauw/wit schildje probeerde vast te maken. Het bordje ‘don’t even THINK of parking your bike here, had helaas weinig effect. Deze fietser liep door. Ze was van het mooie huis gaan houden en thuiskomen bleef een genot als ze door de statige marmeren gang met het ouderwetse liftje liep om naar de bel-etage te gaan. Bij mooi weer genoot ze van de stadstuin waarin ze tussen de keurig symmetrisch geschoren buxushaagjes witte rozen had geplant. In het souterrain huisden Stien en Klaas, het echtpaar dat haar ouders jaren lang had gediend. Een kleine tien jaar geleden was ze hier weer komen wonen, eerst met haar ouders en na hun overlijden, had ze het huis geërfd. Doodzonde om dit mooie grachtenpand aan de staat te laten vervallen, want verdere familie had ze niet. Haar moeder was 46 toen zij geboren werd. Nu was ze bijna veertig. Vrienden had ze genoeg, maar na Octavio had ze de ware nooit ontmoet. De man met wie ze straks een afspraak had, zou dat misschien kunnen worden; via een datingsite nog wel, iets waarvoor ze jaren haar neus had opgehaald. Verliefd worden moest spontaan gebeuren en niet via een computer. Bovendien vond ze het erg indiscreet om je beste en slechtste eigenschappen te moeten invullen; terwijl ze ook nog een aardig bedrag aan een bureau had betaald dat beweerde aan screening te doen, zodat je geen kat in de zak zou kopen. Nou ja kopen? Krijgen? Zo werkte een relatie niet; bovendien kon iedereen schrijven wat hij of zij wilde. Op het scherm van haar Apple bekeek ze nog even zijn foto: knappe vent, open gezicht, blauwe ogen en donker haar. Deze Paul van Nispen deed haar sterk aan Octovio denken. Had ze daarom op zijn bericht gereageerd? Verder las ze: 42 jaar, veel gereisd, geen tijd gehad om een relatie op te bouwen, eigen zaak verkocht en zocht een erudiete vrouw. Wat had zij ook weer over zichzelf geschreven? Ze las haar tekst op het scherm nog even door en knikte goedkeurend.
Quirine liep de tuin in om te voelen of ze een jas zou aantrekken. Stien was bezig om het kooitje van haar kanariepiet te verschonen. ‘Zo Stien, aan het werk voor Piet?’
‘Mevrouw, de kooi maak ik elke drie dagen schoon. Piet is ook niet meer de jongste. Bakteries, dat weet u wel.’
‘Ja Stien…, reinheid. Hoe is het met Klaas?’
‘Goed mevrouw. Gaat u uit? U ziet er zo mooi uit. Is mijnheer Simon vertrokken? Ik zie hem niet meer.’
‘Ach, Stien…’ Ze haalde haar schouders op, ‘kom, ik moet er vandoor.’
Simon had hier twee jaar gewoond. Een nette vent, maar hij was steeds saaier geworden. Toen hij verwachtte dat zij aldoor voor hem klaar stond, had ze hem verzocht te vertrekken. Nu was ze al bijna een jaar alleen. Quirine liep over de gracht naar de Vijzelstraat, ruim op tijd voor haar afspraak in de lounge van hotel de l’Europe. Binnen zag ze hem al zitten op een van de rode stoeltjes met de International Herald Tribune opgevouwen op het tafeltje. Hij droeg een pak van goede Italiaanse snit, mooie schoenen en sokken en zijn gele das had precies de juiste kleur. Niets op aan te merken.
Hij stond op. ‘Quirine?’
Ze knikte. ‘Paul?’ Beiden schoten in de lach.
Maurice kwam aangesneld. ‘Mevrouw van Raalte, het gewone recept?’
Ze keek Paul vragend aan. ‘Prima, voor mij ook graag.’
‘Je weet niet waaraan je begint,’ zei Quirine en ging op de witte bank zitten. Maurice bracht twee gin tonics. Ze hadden net een slok genomen, toen Pauls mobieltje ging.
‘Paulo?’ hoorde ze een Italiaanse vrouwenstem duidelijk vragen. Zonder een spier te vertrekken zette hij zijn mobieltje af. ‘Mijn excuses dat ik dat dit liet aanstaan.’
Quirine keek uit het raam. Paul had na dit telefoontje weinig meer te melden. Ze keek op haar horloge, bijna half zes zag ze.
‘Heb je al honger?’ vroeg hij.
‘Och, honger is een groot woord. Overigens, de keuken is hier uitstekend.’
‘Mag ik je straks voor een etentje uitnodigen?’
‘Hier?’
‘Ja, tenzij je liever ergens anders wilt eten.’
Ze schudde haar hoofd. Paul stond op en en liep weg. Ze zag hem tamelijk lang met Maurice staan confereren.
Hij ging weer bij haar zitten.‘Zo, tafeltje gereserveerd. Wil je nog een drankje?’
Ze wees naar haar nog bijna volle glas.
Paul keek haar vriendelijk aan en ze voelde haar hart een sprongetje maken. Leuke vent, normale man zo te zien.
‘Blijkbaar woon jij hier in de buurt, ik mag toch Quirine zeggen?’
Als we vormelijk blijven doen, leren we elkaar nooit kennen.’
Hij kuchte en wist blijkbaar niet hoe hij de conversatie op gang moest brengen.
‘Vertel eens iets meer over jezelf Paul.’
Hij vouwde zijn handen en keek even in de verte.‘De meeste dingen weet je al.’
‘Ja, wat in je dossier stond, maar dat is niet de echte Paul.’
Licht verward door haar opmerking sprak hij: ‘Goed, ik ben dus nooit getrouwd en nu zou ik graag mijn leven met een lieve vrouw willen delen. Door mijn vele reizen was voor vriendschap en liefde gewoon geen plaats. Leven in hotelkamers, hoe mooi ook, dat is het niet. Jij lijkt mij een warm interessant mens. Mag ik je vragen wat jij doet, daar was je nogal vaag over.’
Ze glimlachte. ‘Ach, zo interessant is dat niet, dus heb ik dit niet vermeld. Ik restaureer porselein.’
‘Bij een museum?’
Ze schudde verbaasd haar hoofd. ‘Nee ik heb een eigen atelier.’
‘Precies werk zeker?’
‘Zeer precies. Zeg Paul, waar woon je nu? Nog steeds in een hotel?’
Hij knikte. ‘Zeg Quirine, morgen is het zaterdag. Ben je vrij?’
‘Ik ben eigen baas.’
‘Mag ik je uitnodigen voor een weekendje Parijs?’
Ze keek bedenkelijk. Zo’n snelle reactie had ze niet verwacht, hoewel ze daar vroeger anders over had gedacht.
‘Aparte kamers uiteraard.’
Ze vouwde haar handen.‘Ik wil daar tijdens het eten over denken. Goed?’
Zo kabbelde de conversatie voort en het schoot niet echt op, maar wilde ze dit wel? Paulo was zeer aantrekkelijk. De vrouwelijke gasten die zoetjes aan richting restaurant liepen, bekeken haar afgunstig. Maurice kwam zeggen dat hun tafeltje gereed was en fluisterde haar toe: ‘Mijnheer heeft een heerlijk menu uitgekozen.’
In gedachten gaf ze Paul een plusje.
Het dinertje was een groot succes. Na een fles wijn kwam het gesprek goed op gang en voelde het of ze elkaar al jaren kenden. Na de koffie vroeg Paul de rekening.
‘Ik heb genoten Paul. Hartelijk dank.’ Ze gaf hem een hand over tafel en Paul drukte daar een kus op.
‘Ik heb mij ook tijden niet zo goed gevoeld. Quirine, mag ik nog vragen of je met mij mee naar Parijs wil? Een ticket kan ik zo regelen met al mijn airmiles.’
Ach, waarom niet, dacht ze. ‘Afgesproken, maar wel aparte kamers. Ik ben niet zo eentje….’
‘Dat apprecieer ik. Mag ik je thuisbrengen?’
Ze keek hem schalks aan. ‘Vooruit dan maar.’
Samen liepen ze naar haar huis. ‘Woon je in een grachtenpand?’
Ze knikte stil. Plotseling liep er een zwarte kat met fel groene ogen op haar af. Het beest keek haar spottend aan. Ze verstijfde. De kat… Ze wankelde even en leunde tegen Paul aan. Met moeite kreeg ze haar stem terug.’Hier woon ik. Hoe laat moet ik morgen klaarstaan Paul?’
Paul leek haar schrik niet te hebben opgemerkt. ‘Is zeven uur te vroeg?’
‘Helemaal niet. Casual of chic?’
‘Beiden graag.’
Ze knikte en ging de hardstenen trap op. Paul liep terug en keek niet meer achterom. In haar bed kon ze de slaap niet vatten. Het beeld van Octavio verscheen op haar netvlies. God, wat had ze van hem gehouden. Achttien was ze toen ze archeologie wilde studeren. Haar destijds zeventigjarige vader had haar gezegd: ‘Quirine, als je dit echt graag wilt, ga deze zomer dan naar Egypte, ik las net in mijn krant dat professor Octavio Monteleone jongelui zoekt om als vrijwilliger te graven. Hij is er van overtuigd een nieuw koningsgraf gevonden te hebben. Lieverd het is langdurig en zwaar werk. Je verdient niet veel, maar als het je passie is, ga daar meehelpen en als je dan nog enthousiast bent, betaal ik je studie.’
Zaterdagochtend stond ze met een klein koffertje buiten. Even later stopte een taxi. Paul knikte goedkeurend naar haar weinige bagage en mompelde iets over travelling light.
‘Goedemorgen Quirine, Je ziet er weer schitterend uit. Goed geslapen?’
‘Dank je Paul, jij ook?’
Hij knikte en hielp haar instappen. ‘Nu op naar Schiphol.’ Hij keek naar haar schoenen. ‘Prima om lopend de stad te gaan verkennen.’
‘Ken jij Parijs dan niet Paul?’
‘Alleen de hotels helaas. Ik heb veel gereisd maar weinig gezien.’
Ze had hem graag over ouders, broers of zusjes willen vragen. Straks, als we door Parijs lopen, doe ik dat wel. Paul keek strak voor zich uit. Bij de incheckbalie zag ze tot haar verbazing dat hij een Italiaans paspoort tevoorschijn haalde. ‘Wil je aan een raam zitten?’
‘Nee, middenpad… dikke mensen…’
Hij knikte begrijpend.
Na de controle vroeg ze: ‘Ben je Italiaan?’
‘Siciliaan van moeders kant.’
Ze slikte en moest aan Octavio denken, ook een Siciliaan. Warm, viriel en gepassioneerd. Niet alleen voor de opgravingen. De kat… zou de vloek toch echt bestaan?
‘Wat ben je ver weg. Je denkt toch niet…’
‘Ik dacht aan iemand die ik vroeger kende.’
Paul negeerde haar opmerking, maar ze kon zijn blik niet peilen.
In Parijs bracht de taxi hen naar een mooi klein luxueus hotel. Ze bewonderde haar kamer die verbonden was met die van Paul. De deur kon op slot en de sleutel stak aan haar kant in het slot. ‘Naar wens?’
‘Prima.’
‘Moet je iets uithangen? Wat wil je, nog een uitgebreid ontbijt of eerst lopen en daarna lunchen.’
‘Kies jij maar. Ik eet nooit op een vaste tijd.’
‘Over tien minuten bij de receptie?’
Ze liepen door Parijs, dronken een espresso op een terrasje en na een uur, pakte Paul haar hand vast. Amoureux in Parijs. Hij leidde haar naar Louvre, direct naar de Egyptische afdeling. ‘Een speciale tentoonstelling, die zal jou vast wel interesseren.’ Ze huiverde. Daar stond de kat, zwart met felgroene ogen, echte smaragden. Het boek lag er naast; haar boek. Ze wilde zich zo draaien dat Paul dit niet kon zien, maar ze hoorde hem fluisteren: ‘Zo dottore.’
‘Ik heb frisse lucht nodig,’ stamelde ze. Buiten keek Paul haar vorsend aan. Ze draaide zich van hem af en fluisterde: ‘En jij Paul, kende jij Octavio?’
Hij pakte haar bij haar arm en zei gesmoord: ‘Ik…’
‘Wist je het?’
Hij knikte.
Ze sloot haar ogen en zag de gebeurtenis in Egypte weer duidelijk voor zich. De ontdekking van de kat… Octavio …
Paul fluisterde: ‘Kom niet meer aan denken. Het nu allemaal voorbij.’
Ze keek hem aan. Een traan gleed over haar wang. Kon de klok maar teruggedraaid worden. Wat zou Octavio van deze tentoonstelling genoten hebben. Dat Paul haar juist naar deze tentoonstelling had geleid… Duizend vragen spookten door haar hoofd. Om het weekend niet te verpesten sprak ze gemaakt opgewekt: ‘Waar gaan we straks eten?’
Hij klopte zachtjes op haar rug en zei: ‘Good girl.’
Met trillende lippen liep ze verder. Paul gedroeg zich als de perfecte gentleman. In de kleine bistro bestelde ze een plat de jour en een koffie. Hij pakte haar hand en keek haar vorsend aan. Nog steeds voelde ze het grote verlies van Octavio, maar nu ze hier met Paul zat die zo vertrouwd over kwam, leek dat iets minder.
‘Nu, jij Paul. Vertel me over Octavio.’
‘Straks,’ sprak hij resoluut.
Ze veranderde van onderwerp. ‘Moet ik mij voor het diner verkleden?’
‘Graag. We hebben alle tijd. Je kunt eerst rustig een bad nemen.’
‘Prima voor mijn voeten.’
Hij gaf haar een discrete kus op haar wang. Ze voelde de neiging om zich in zijn armen te storten, maar hield zich in. Ze liepen over het beroemde kerkhof Père Lachaise en de Avenue Montaigne voordat ze bij het hotel kwamen.
In het bad dacht ze lang na. Octavio, de opgraving in Egypte, het ongeluk, haar proefschrift, het kwam allemaal weer boven. Hoe ze als achttienjarige smoor verliefd werd op Octavio… Hij had een vriendin, Alicia een struise blonde Zweedse vrouw die twee jaar ouder was dan de knappe man die alle vrouwelijke studentes het hoofd op hol bracht. Het volgende jaar kwam ze weer terug, nu met een jaar studie archeologie achter de rug. Tot haar vreugde zag ze dat Alicia niet meer met hem samenwerkte. Op een avond kon ze niet slapen. Alle vrijwilligers waren door het uitputtende werk van die dag in diepe slaap. Een onduidelijkheid over de hiërogliefen was in haar hoofd blijven malen, totdat ze door een flap van de tent naar de sterren had gekeken. Dat was het. Spontaan rende ze in haar dunne nachthemd naar de tent van Octavio. Hij had net gedoucht en droeg alleen een handdoek. Enthousiast vertelde ze over haar vondst. ‘Octavio, we kwamen er niet uit omdat we vergaten aan de sterren te denken. Kijk maar.’ Ze had een vel papier gepakt, de tekens geschreven en pijlen naar de stand van de sterren getekend.
‘Je bent een genie!’ had hij uitgeroepen en omhelsde haar spontaan. Verbaasd had Octavio haar aangekeken, alsof hij haar voor het eerst werkelijk zag toen ze hem vurig terug kuste. Zijn handdoek gleed op de grond. Met vochtige ogen stond ze voor hem en liet hem zachtjes haar nachthemd uittrekken. Hij tilde haar op en legde haar op zijn brede bed. Octavio drong gepassioneerd haar lichaam binnen. ‘God, je was nog maagd,’ had hij even later geschokt geroepen.
‘Ik wilde dat jij de eerste bent. Ik hou van jou al vanaf het eerste moment dat ik jou zag.’ Ze klampte zich aan hem vast en fluisterde: ‘Toe, nog een keer graag.’
Nu nam hij de tijd en ze keken elkaar aan terwijl beiden een hoogtepunt bereikten. Ze werden geliefden en bleven dat. Elk jaar ging ze naar de koningsvallei om in de vakantie te helpen met de opgraving van het nieuw ontdekte koningsgraf. Eenmaal afgestudeerd vertrok ze voor goed naar Luxor, waar ze ook haar proefschrift schreef. De tent van Octavio werd hun woning. Overdag werkten beiden hard, in de avond schreven ze hun bevindingen op, maar de nacht was voor haar. Dan had ze Octavio helemaal voor haar alleen. Elf jaar, onafgebroken werken, zich nauwelijks de tijd gunnend voor een vakantie, totdat… Het badwater was afgekoeld. Ze rilde en droogde zich stevig af. Met haar handen streelde ze haar borsten en dacht weer aan de liefkozingen van Octavio. Automatisch trok ze haar kleine zwarte jurkje aan en deed het parelsnoer om dat Octavio haar had gegeven. In de spiegel borstelde ze haar haar, trok mooie schoenen aan en zag dat het bijna acht uur was.
Paul klopte even later op haar deur. ‘Is de dottore klaar om te vertrekken?’
Ze knikte en probeerde stralend te kijken. Het restaurant was slechts enkele meters van het hotel verwijderd, een klein intiem lokaal, waar ze een tafeltje in een hoekje kregen om niet gestoord te worden. Verbeeldde ze het zich, of werd Pauls blik inderdaad steeds naar haar parels getrokken?
‘Kom, we maken het niet te laat,’ sprak Paul na de verfijnde maaltijd.
‘Ja, als we morgen weer veel lopen…’
Zwijgend liepen ze naar het hotel. Paul bleef voor haar kamerdeur staan en keek heel ernstig. Ze streek liefdevol met haar hand over het parelsnoer en sprak gesmoord: ‘Van je moeder he? God ik wist echt niet wie je was. Paulo heeft Octavio over mij gesproken?’
Als antwoord gaf hij haar een discrete kus op haar wang. Een prachtvrouw, deze woorden die zijn moeder over haar had gesproken echoden in zijn hoofd. Hij dacht aan zijn zoektocht naar haar via internet. Blijkbaar had ze zich nooit meer voor archeologie geïnteresseerd. Nog een bof, dat hij op de datingsite terecht was gekomen via een programma dat alle ingetoetste namen weergeeft. Nu vroeg hij zich af of dit wel zo verstandig was geweest. Zou ze boos worden als ze hier achter kwam?
De volgende ochtend ontbeten ze samen in een typisch Parijse bistro. Beiden vermeden angstvalling het onderwerp Octavio. De stemming bleef een beetje gespannen en Quirine probeerde om zo gewoon mogelijk te doen. Ze liepen veel, maar namen weinig van de mooie omgeving in zich op. Beiden waren teveel met hun gedachten elders.
Tijdens de terugvlucht vroeg ze: ‘Woon je echt in een hotel?’
‘Ja, ik heb net mijn ouderlijk huis in Zwolle verkocht en nu moet ik de laatste dingen afhandelen. Mijn vader is een half jaar geleden overleden.’ Als vanzelfsprekend ging hij met haar mee naar het grachtenpand. ‘Je kunt de logeerkamer krijgen, dan hoef je niet in een hotel.’
‘Graag Quirine.’ Hij zag aan haar blik dat ze hem vertrouwde. Om haar voor zich te kunnen winnen zou hij zich moeten beheersen. In de mooie logeerkamer moest hij in zichzelf lachen om de absurde situatie. Zat hij hier met een date en gebeurde er niets. Maar Quirine was niet zomaar een date, hij hoopte dat ze samen oud zouden kunnen worden.
De volgende dag gaf hij haar een grote enveloppe. ‘Dit zijn de brieven die mijn broer aan mijn moeder heeft geschreven. Over jou. Wil jij ze lezen?’
‘Hoe…?’ Ze keek hem vragend aan.
‘Octavio was mijn halfbroer, maar dat begreep jij al. Zijn vader hield er een maîtresse op na. Mijn moeder gaf schilderscursussen in ons grote huis op Sicilië en daar heeft ze mijn vader ontmoet. Ze werden verliefd. Paul van Nispen, mijn vader, trok bij haar in.’ Hij zuchtte.
‘Ga door, ik wil het graag allemaal horen.’ Paulo knikte. Hij stak zijn handen in de zakken van zijn sportjasje en begon te ijsberen.
Octavio kon af en toe net zo gelopen.
‘Mijn moeder wilde scheiden, toen Octavio’s vader er een andere vriendin op na hield. Ze hertrouwde met Paul van Nispen, die, om de familie voor uitsterven te behoeden, mij geëcht heeft. Zo werd ik van Paulo Monteleone, Paul van Nispen. Vanaf mijn vijfde jaar ben ik in Holland opgegroeid. Octavio…, we schreven elkaar en later mailden we. Hij was door het dolle heen toen jij een kind verwachtte.’
‘En?’
Hij keek naar de grond en fluisterde: ‘Mijn moeder had zo graag haar kleinkind gezien.’
Ze klapte helemaal dicht.
‘Quirine, waar is je kind?’ hoorde ze hem hees vragen.
‘Weten jullie dat niet?’ vroeg ze geschokt.
Hij schudde zijn hoofd.
Ze staarde stil voor zich uit.
Paulo wachtte rustig tot ze zou gaan vertellen.
Ze liep naar het raam dat uitkeek op de witte rozentuin. ‘Het ongeluk… we stonden naast elkaar ieder op een ladder. Ik hield de zaklamp vast en Octavio ontcijferde de laatste hiërogliefen. Ik was vijf maanden zwanger. We zouden trouwen. Hij had een post als professor op Sicilië aangenomen. Hij mocht een nieuwe faculteit archeologie in Catania opzetten. Plotseling…’ Ze kon niet verder gaan en boog haar voorhoofd tegen het koele glas.
Paulo pakte haar bij haar elleboog. ‘Kom ga even zitten.’
Ze knikte, liep met hem mee en begon: ‘Die brieven…’
‘In het Italiaans. Als je wilt kan ik ze voorlezen.’
‘Ja, graag.’
Paulo pakte het bundeltje en vroeg: ‘Wat wil je, vanaf het begin of liever de laatste?’
‘Begin graag.’
Samen op de bank begon Paulo de brieven voor te lezen. Octavio’s liefde voor haar, zijn tedere woorden het kwam allemaal weer terug. Ze dacht terug aan hun eerste samenzijn. Mijn kostbaarste kleine piramide, had hij het driehoekje tussen haar benen genoemd. Terwijl Paulo langzaam vertaalde, speelden alle dolgelukkige jaren samen met Octavio zich op haar netvlies af. Paulo interrumpeerde niet. Hij sprak rustig door en liet haar over aan haar herinneringen. Hun hartstocht, het samen schrijven van het boek over de vondst van de kat en de opgravingen. De publiciteit, de euforie van Octavio toen zijn ontdekking wereldkundig werd gemaakt. Quirine beleefde het weer allemaal in haar gedachten. De laatste brief was van zijn moeder, terug gestuurd na het overlijden van Octavio. Heerlijk dat jouw lieve Quirine een kind verwacht. Jongen, trouw met deze fantastische vrouw. Heb je haar mijn parels gegeven? Ik kan niet wachten om mijn kleinzoon in mijn armen te sluiten. Weet Paulo al dat hij oom gaat worden? Hier stopte Paulo en keek haar vragend aan.
Quirine sloot haar ogen. Als door een wesp gestoken, stond ze plotseling op en riep gesmoord: ‘Hemel, helemaal vergeten. Ik moet er vandoor.’
Paulo hielp haar in haar jas en sloot de deur. Hij voelde een lichte ongerustheid en vroeg zich af of hij haar niet beter achterna zou moeten gaan. Ze ging hopelijk geen gekke dingen doen. Zijn moeder wachtte vol ongeduld in Sicilië op nieuws van zijn kant. Ze was na de dood van Arnout van Nispen weer terug gegaan naar haar eerste man. ‘Beschouw dit ook als jouw huis Paulo,’ had zijn stiefvader hem gezegd. Hij herinnerde zich nog enkele flarden van de eerste vijf jaren van zijn leven dat hij hier had gewoond. De menage a quatre had niet gewerkt… Hij liep naar de logeerkamer en pakte het fotoalbum, het enige voorwerp dat de kleine Egyptische boefjes na de dood van zijn halfbroer niet hadden meegenomen. Nog een wonder dat het parelsnoer van zijn moeder niet gestolen was. Waarschijnlijk hadden ze het aangezien voor een goedkoop snoer. Paulo was direct na de dood van zijn halfbroer naar Luxor gevlogen. De politie wilde niet meewerken. Gelukkig had hij vrij veel geld bij zich, zodat hij het lichaam naar Sicilië kon laten vliegen. Een van de medewerkers had hem de tent getoond waarin alles was overhoop gehaald. Behalve het fotoboekje, ontbrak elk voorwerp van waarde. Tarouk, een kleine Egyptische jongen had hem de ladder getoond. Een sport was half doorgezaagd. Octavio was vermoord. Maar voordat hij in dit land een onderzoek op gang had kunnen brengen, moest hij omdat zijn visum maar kort geldig was, al weer vertrekken. Van Quirine had elk spoor ontbroken. Tarouk wist alleen de woorden dokter uit te brengen toen hij naar haar gevraagd had. Hij bladerde de foto’s van het grachtenpand en de afbeeldingen van Quirines ouders door. Alle kamers zagen er nog precies zo uit, behalve de studeerkamer van haar vader. Om in andermans spullen te snuffelen, was niet zijn gewoonte, maar hij wilde nu meer weten. Bovendien had hij zijn moeder beloofd om op zoek te gaan naar de zoon van Octavio. Langzaam liep hij de vertrekken door en vergeleek deze met de afbeeldingen van het kleine fotoalbum. In de studeerkamer stopte hij. Op het bureau zag hij een rood leren map welke hij hier nog niet eerder had zien liggen. Nieuwsgierig maakte hij deze open. Hij zag een stapeltje aan elkaar geniete rekeningen van een ziekenhuis in Luxor. Voorzichtig pakte hij het bundeltje op. Met moeite kon hij het slechte handschrift ontcijferen. De rekeningen dateerden van ongeveer tien jaar geleden. Madame Quirine van Raalte, 14 dagen hospitalisatie, met details als hersenschudding, anesthesie en medicamenten. De volgende rekening was van een orthopeed, met vermelding gecompliceerde botbreuken. Quirine had naast Octavio gestaan toen de ladder plotseling brak. Hij sloeg het blad om en zag een rekening van een gynaecoloog met de vermelding, miskraam, bloedtransfusies. Geschokt legde hij het papier terug. Dus daarom was Quirine niet bij de begrafenis. Hij zag nog kopie van een brief die haar vader aan de autoriteiten had geschreven. Paulo kon het niet laten om deze ook te lezen. Hierin beschuldigde haar vader de autoriteiten van corruptie. Hij had hen proberen aan te klagen omdat hij eerst een fors bedrag had moeten betalen voordat zijn dochter medische verzorging kreeg. Blijkbaar had Octavio nooit een werkvergunning voor haar geregeld. Typisch zijn oudere broer, die slechts een ding voor ogen had; zijn passie voor de archeologie. Toen hij de map dicht wilde doen zag hij een gestempeld document; hij probeerde het te ontcijferen en zag dat dit een uitvoervergunning was voor menselijke resten… Als verdoofd ging hij zitten. Peinzend keek hij rond tot zijn blik op de replica van de zwarte kat viel die op de schoorsteenmantel stond. Als gebiologeerd liep hij naar de kat met de groene ogen. Op de voet stond een bordje. Voorzichtig pakte hij de kat. De kop kon bewegen. Hij liep er mee naar het raam en las: Octavio junior, 5 maanden oud. Hieronder stond de datum; de dag dat zijn halfbroer was omgekomen. Vol ongeduld wachtte hij op de terugkomst van Quirine. Het werd al bijna donker en nog was ze er niet. Die brieven voorlezen was misschien niet zo’n goed idee geweest. Quirine had bij hem gevoelens opgeroepen waarvan hij het bestaan nooit had geweten. In de ban van de geliefde van zijn halfbroer. Hij lachte schamper. Zou ze hem expres hebben laten opdraven? Hij liep naar het raam en keek de gracht af. De straatlantaarns waren al aan. Doelloos liep hij het huis door. Met de telefoon in zijn hand om de politie te bellen, hoorde hij de voordeur.
Quirine stond doodstil in de gang toen hij de studeerkamer uitkwam. Haar blik was wazig. Even spraken beiden niet. Aarzelend deed hij een stap naar voren. Van haar rechterschoen was de strik af.
‘Wil je dat ik wegga,’ zei hij zacht. Ze bleef maar staren. Hij kon haar nog net opvangen toen ze begon te wankelen en droeg haar de studeerkamer in en legde haar op de bank. Voorzichtig trok hij haar schoenen uit en bekeek haar bloedende voet. Ze maakte een grimas toen hij zachtjes over de zwelling wreef.
‘Gezwikt,’ zuchtte ze. Hij liep naar de badkamer en zocht in de medicijn kast. Met een zwachtel, pleisters en ontsmettingsmiddel kwam hij terug. ‘Ik wilde net de politie bellen… ongerust dat je zo lang weg bleef.’ Hij knielde en begon met natte watten haar voet te bewerken.
‘Dat doe je kundig.’
‘Ik heb eerst medicijnen gestudeerd.’ Hij wachtte tot ze weer iets ging zeggen. Hij pakte haar hand en wreef die liefdevol. Quirine sloot haar ogen en begon zacht: ‘Ik…. jij… Octavio… ‘ Ze kreunde. ‘God het kwam allemaal terug. Ik moet dit verwerken… een lange wandeling… om… dit op een rijtje te zetten.’ Hij trok haar naar zich toe en sloeg zijn arm om haar heen. Aarzelend klampte ze zich aan hem vast. Na een diepe zucht liet ze hem los.
‘Zal ik iets te eten voor je klaarmaken?’
Ze knikte en stond langzaam met een pijnlijk gezicht op.
‘Wil je een pijnstiller?’
‘Het gaat wel. Liever een borrel.’

Advertisement