WENEN – augustus 2007
Elisabeth bukte zich om de post van de mat te pakken. Snel bladerde ze de weinige poststukken door. Geen condoleance brieven meer. Met opgetrokken wenkbrauwen bekeek ze het stempel op een goedkope enveloppe. Het was een brief van de belasting. Zacht mompelde ze: ‘Wat nou weer’. Met haar vinger scheurde ze de enveloppe open en kreunde zacht toen ze zich aan het papier sneed. Het wondje begon te bloeden. Stom dat ze niet even de briefopener had gepakt. Ze zoog het bloed op, pakte de papieren uit de enveloppe en voelde kippenvel opkomen toen ze het krankzinnig hoge bedrag gezien had. Ze liep naar Alex bureau en zocht daar steun. Dit moest een vergissing zijn. Robert had alle officiële zaken direct na Alex’ dood geregeld. Ze liet de papieren op het donkergroen leren blad liggen. In de badkamer zocht ze een pleister. De spiegel toonde dat alle kleur uit haar gezicht was weggetrokken. Met de pleister om haar vinger, liep ze terug naar Alex’ bureau, pakte de telefoon en drukte het nummer van Alex’ oude kantoor in. Trommelend met haar vingers op het bureau wachtte ze tot ze verbinding kreeg. Gelukkig kon Robert haar gesprek meteen aannemen. Voordat hij iets kon zeggen stak ze van wal. ‘Robert, dit is van de gekken. Als executeur heb jij toch alle papieren van de belasting gekregen? Ik heb hier een brief in mijn handen van die lui. Dit kwam net met de post. Volgens hen moet ik over Rosenburg erfbelasting betalen. Die ambtenaren willen een belachelijk bedrag… over mijn eigen bezit nog wel. Dat kan toch niet… Ze moeten een fout gemaakt hebben. Kan jij ze dat vertellen?’
‘Elisabeth, ik zal die brief toch eerst moeten lezen, voordat…’
‘Kan je niet meteen komen? Ik sta te trillen op mijn benen.’
‘Oké, ik kom wel. Maak je niet druk.’
‘Dat doe ik wel, een of andere sufferd heeft een fout gemaakt en…en…’
‘Alsjeblieft, ga rustig zitten. Eerst moet ik die papieren doorlezen voordat ik actie kan ondernemen.’
‘Goed Robert, fijn dat je kunt komen… hoe laat?’
‘Ik heb nu nog een afspraak…ik… eh… ‘
Ze hoorde hem in zijn agenda bladeren.
‘Zo snel mogelijk na 6 uur.’
‘Fijn.’
Ze verbrak de verbinding en zakte achterover in Alex bureaustoel. Met haar handen wreef ze over haar gezicht. De klok gaf vier uur aan. Ze streek de papieren glad al voelde ze de neiging opkomen om deze te verscheuren.
Ze liep doelloos door haar flat, waarbij ze de tijd angstvallig in de gaten hield. In de keuken bekeek ze haar voorraadkast. Ze opende een zak zoute amandelen en besmeerde enkele toastjes. Tegen half zes pakte ze een Meissen schaal en een bakje en deed daar de hapjes op. Ze bracht dit naar binnen en keek weer op haar horloge.
Zodra de bel ging haastte ze zich naar de voordeur. In het kijkglaasje zag ze Roberts gezicht. Snel deed ze open. ‘Robert, fijn dat je meteen kon komen. Eerlijkgezegd heb ik het niet meer.’
Ze ging hem voor naar de woonkamer en keek naar de zwartleren map die hij bij zich had. ‘Ga zitten. Robert wat heb je nu weer bij je? Ik dacht dat alle formaliteiten al zijn afgehandeld. Kijk dit is het.’
Robert, keurig in krijtstreep pak, nam de aangeboden papieren aan en zette zijn zwart leren tas neer. Na een gebaar van haar ging hij achter Alex’ bureau zitten. Ze pakte het stoeltje tegenover het bureau, bleef staan en leunde met beide handen op de rugleuning. Robert begon de papieren op zijn gemak door te lezen, waarbij ze de neiging onderdrukte om meteen naar het bedrag te wijzen. Met moeite probeerde ze zo rustig mogelijk te wachten tot hij opkeek. ‘Robert, dit kan niet.’ Elisabeth plukte een pluisje van haar beige kasjmier vest.
De jonge advocaat schoof ongemakkelijk op de stoel en haalde hulpeloos zijn schouders op.
Elisabeth boog naar voren. ‘Je wilt toch niet beweren dat ik dit moet betalen?’ Ze trommelde met haar vinger op de naam Dolak. ‘Von Wohlleben moet het zijn. Rosenburg is van mij. Het zou toch te gek zijn als ik over mijn eigen bezit erfbelasting moet betalen?’
‘De papieren…’
Driftig zwaaide ze met haar wijsvinger. ‘Niets, die papieren. Rosenburg is van mij.’‘Maar Alex heeft daar toch gewoond? Hij betaalde de restauratie.’
‘Jongen, de vader van Alex was onze rentmeester. Hij woonde met zijn gezin in het poorthuis. Eerst pikten die afgrijselijke communisten de huizen van het personeel in en werd mijn vader verplicht om inwoning te accepteren. Zo kwamen de Dolaks op ons kasteel te wonen. Je kunt je niet voorstellen hoe dat gegaan is.’
‘Maar zijn naam…’
‘Blijkbaar hebben de ambtenaren in Praag Dolak ingevuld in plaats van von Wohlleben. Alex ging naar Praag om de terugvordering te regelen. Als advocaat kon hij dat beter dan ik.’ Ze snoof. ‘Je weet hoe sommige ambtenaren nog op vrouwen neerkijken. Mijn vader, baron von Wohlleben, kreeg geen cent toen de communisten zijn bezit inpikten. Na ruim veertig jaar kreeg ik het terug. Nou kreeg… Alex heeft hemel en aarde moeten bewegen. Toen ik Rosenburg weer zag… uitgewoond door een stel barbaren en subsidie om de ellende op te knappen, ho maar. Gelukkig heeft mijn vader dit niet gezien. Hij zou een hartstilstand…’ Ze sloeg haar hand voor haar mond en sloot even haar ogen.
‘Elisabeth, ik zal kijken wat ik kan doen.’
‘Sorry, wat ben ik voor een gastvrouw. Natuurlijk is het niet jouw schuld. Ik zit hier maar te klagen. Wil je een glas wijn Robert?’
Hij knikte.
Ze liep naar de ouderwetse keuken en kwam terug met een fles en twee kristallen glazen. Ze wees naar de schaal nootjes en hapjes. ‘Neem als je blieft. Vroeger was onze wijn een top product. Alex wilde eerst het slot restaureren en daarna de wijngaard aanpakken. Nu…’
‘Je mist hem erg hè?’
‘Vreselijk Robert. We kenden elkaar door en door. God, waarom kreeg hij die stomme hartstilstand…’
Ze zette de glazen voorzichtig neer en gaf hem de kurketrekker. Robert ontkurkte de fles en rook aan de kurk. Ze schoof de glazen in zijn richting en keek hoe hij die zorgvuldig inschonk. Beiden hieven het glas.
‘Hm, lekker.’ Robert knikte.
‘Robert, je bent te beleefd. Het smaakt naar niets. Probeer iets aan die erfbelasting te doen. Als mijn laatste geld ook nog eens wordt ingepikt, kan ik het opknappen van de wijngaard vergeten en dan bedruipt Rosenburg zich nooit.’ Ze streek een grijze lok uit haar gezicht en zuchtte.
‘Kom, niet de moed verliezen, dat is niets voor jou.’
‘Jij hebt gemakkelijk praten, je bent nog jong. Zoveel jaren om het domein te herstellen heb ik niet meer.’
‘Voorlopig begin ik om uitstel te vragen.’
‘Uitstel… maar zie je dan niet dat…’
‘Zo werkt het niet. Na uitstel, stuur ik een bezwaarschrift, liefst natuurlijk met documenten waaruit blijkt dat jij en niet Alex de eigenaar bent… was… maar…’
‘Alle documenten die we hadden heeft Alex meegenomen naar Praag. Daarop heeft hij teruggave kunnen regelen. Ik geloof dat hij die moest afgeven… oh… nee.’ Ze slikte.
‘Ik zal alles proberen…’
‘Fijn. Het spijt me dat ik je weer aan het werk zet, maar dit had ik nooit verwacht… om ook nog eens…’
‘Gaat het? Ik moet er helaas vandoor… moet nog iets opzoeken.’
‘Fijn dat jij dit wilt doen. Dank voor je bezoek, groeten aan Berthe.’
Robert trok een gezicht, waaruit ze niet kon opmaken of het deze brief van de belasting betrof of zijn vrouw Berthe.
Ze kon wel huilen toen ze hem uitliet. Morgen wilde ze naar Rosenburg. Op haar horloge zag ze dat het al bijna 10 uur was.
Woelend in haar bed telde ze de slagen van de kerkklok en kwam tot 6. Door haar oogharen zag ze dat het al licht was. Haar hand gleed over het laken naar de plek waar Alex bijna 40 jaar had gelegen. Waarom was je zo stom om mijn naam niet te melden…Zittend op de rand van het bed, zochten haar voeten de slippers. Ze liep naar de badkamer en opende de kraan van de douche. Het water werd niet warm. Alles komt ook tegelijk, mompelde ze.
Door de koude douche was ze wel meteen wakker. In haar kamerjas liep ze naar de garderobe en zocht sportieve kleren voor Rosenburg. Gekleed in een beige linnen broek en blouse liep ze geeuwend de zitkamer in en trok de lange zachtblauwe zijden gordijnen open. Zou ze dit appartement en het antiek nu moeten verkopen? Een brede lichtstraal viel op de vitrinekast met het kostbare Meissen servies; haar grootmoeders trots. Niemand wilde nog serviesgoed hebben dat niet in een afwasmachine kon. De antieke spiegel hing scheef, iets waaraan Alex zich altijd aan had geërgerd. Alsof ze hem nog een plezier kon doen, pakte ze een punt van de rijk bewerkte vergulde lijst en gaf deze een zetje. Meedogenloos weerkaatste het verweerde glas enkele nieuwe lijnen in haar gezicht. Korzelig pakte ze de vuile glazen en de halflege fles. Automatisch rook ze aan de hals en keerde hem boven de gootsteen om. Terwijl het restant rode wijn langzaam over de kleine zwart-witte tegeltjes in de afvoer verdween, staarde ze naar de omgekeerde foto van slot Rosenburg op het etiket. Automatisch zette ze een Meissen kopje onder het espressoapparaat. Ze keek hoe het kopje gevuld werd en zette de machine af. Met kleine slokjes dronk ze het brouwsel, al proefde ze het nauwelijks. Ze balde haar vuisten en staarde naar de belastingpapieren op Alex’ bureau. Geen moment had ze er bij stilgestaan dat ze successierechten zou moeten betalen en zeker niet dit krankzinnig hoge bedrag. Als succesvolle advocaat had Alex altijd keurig zijn vermogen aan de belasting opgegeven. Alex had moeten vechten om het domein te kunnen terugvorderen en de restauratie had zijn fortuin grotendeels opgeslokt. Oneerlijk, oneerlijk, ging als een mantra door haar hoofd. Robert, Alex’ jonge opvolger, hield zich als advocaat ook aan de wet. Oplichters trokken zich nooit iets van de regels aan en kwamen daarmee ook nog weg. In een flits zag ze de ijdele Todor voor zich. Alex was pas twee maanden dood. Ze had naast hem gezeten toen hij een acute hartstilstand kreeg. Hij had haar nog iets willen zeggen, maar zijn gemompel was onverstaanbaar. Zelf had ze hartmassage toegepast, de ambulance was er binnen vijf minuten en ook in het ziekenhuis konden de artsen niets meer voor hem doen. Zijn veel te vroege overlijden had ze nauwelijks verwerkt en nu kreeg ze ook nog eens deze aanslag. Om Rosenburg te af te staan kon ze niet over haar hart verkrijgen. De verkoop van haar Weense appartement met hoogst ouderwets sanitair, zou zeker niet gauw lukken. Ze had nooit geld willen uitgeven om dit op te knappen, maar een spaarpotje gemaakt in de hoop ooit weer op Rosenburg te kunnen wonen. Dit was nog niet de helft van het bedrag dat ze als erfbelasting zou moeten betalen. De klok sloeg zeven uur. Als ze even opschoot zou ze twee uur later bij Rosenburg kunnen aankomen. Na het sluiten van het hoge raam, trok ze de gordijnen half dicht, gaf haar planten een plens water en pakte de mooie weekendtas, het laatste cadeau van Alex. Ze streelde het zachte leer en zocht enkele praktische kleren. Ze wikkelde de ingelijste foto van Alex in haar nachthemd. Zuchtend stopte ze die voorzichtig tussen haar kleren. Na het inpakken van enkele toiletspullen was ze klaar om te vertrekken. Naar Rosenburg nam ze nooit een handtas mee; haar lichte bodywarmer met vier zakken was handiger. De sleutelbos van Rosenburg zat daar altijd in. Nu nog haar rijbewijs, geld, creditcard, Alex nieuwste smart Phone en de autosleutels. Ze sloot af en liep de hardstenen trap af. Het geluid van haar hakken weerkaatste eenzaam en hol in de royale entree. Beneden zat de conciërge op haar stoel te slapen. Voorzichtig schudde Elisabeth haar wakker.
Het mensje schrok. ‘O, mevrouw Dolak, gaat u weg?’
‘Ja, ik ga enkele dagen naar Moravië. Kun je voor de post en de planten zorgen?’
‘Ja mevrouw Dolak, natuurlijk mevrouw Dolak.’
Elisabeth knikte, gaf haar het briefje met Alex’ mobiele nummer en liep naar de auto. Ze kon prima met Alex’ Range Rover overweg. De weg, een dikke honderd kilometer, kon ze wel dromen. Even buiten Wenen zag ze dat er weer een stuk autoweg was klaargekomen. Haar gedachten waren zo bij Rosenburg dat ze na waarschuwend getoeter prompt op de rem trapte. De veiligheidsriem sneed in haar borst. Geschrokken keek ze speurend om zich heen en zag gelukkig nergens politie. Ruim negentig kilometer in de bebouwde kom en ook nog door het rode licht, dat kon een forse bekeuring opleveren. In haar achteruitkijkspiegel zag ze een van de wegwerkers met zijn vinger op zijn voorhoofd tikken. Met aandacht voor de weg in plaats van onoplosbare rampscenario’s te bedenken, kwam ze bij de Oostenrijkse dorpjes tegen de grens met Tsjechië. De oude kleine wijnkelders, bedekt met gras, werden nog steeds gebruikt. Ze passeerde de openstaande grens en reed even later door Mikulov, waar de mensen druk bezig waren om de oude huisjes op te knappen. De daken met de platte terracottakleurige leitjes gaven het stadje hun oude uitstraling weer terug. Buiten Mikulov reed ze via een landweg naar Rosenburg. Het grote smeedijzeren hek stond open, een teken dat haar tuinman Rudy weg was. Ze reed door tot het bordes met de verweerde leeuwenkoppen en zette de motor af. De voorkant van het kasteeltje had nu de oude gele kleur weer terug. Met gevulde plantenbakken zou het slot er minder doods uit zien. Ze stapte uit en wisselde van schoeisel. De buitenlucht, een mengsel van bos en velden werkte verkwikkend. Ze rekte zich even uit en keek naar de wijn velden. Haar enige hoop om aan geld te komen was de wijn, maar dan moest ze en vakman inhuren. Ze liep automatisch naar de wijngaard. Rudy deed op zijn manier zoveel mogelijk. Nog een bof dat ze op hem kon rekenen. Zijn grootvader werkte vroeger hier als tuinman. Ook zijn vader was iemand van het oude stempel geweest die trouw zwoer aan de landheer. De dikke druiventrossen beloofden een overvloedige oogst. Op haar hurken zittend trok ze een druif van een volle tros. Kritisch proevend keek ze om zich heen tot een felle schittering haar verblindde. Nieuwsgierig stond ze op om daar op af te gaan.
VLUCHTELINGEN
Ze pakte het glimmende hangslot en liet het meteen los. Gloeiend heet. Gefrustreerd gaf ze een trap tegen de roestige gele container. De menselijke gil die uit dit gevaarte kwam gaf haar kippenvel. De schreeuw werd meteen gesmoord. Alleen een vrouw kon zo gillen. Met ingehouden adem boog ze zich naar voren en meende een vaag geschuifel te horen. Met een zakdoek om haar hand morrelde ze aan het glimmende hangslot. Er was geen beweging te krijgen. Ze woelde met haar voet in het lange gras en ontdekte geen sleutel. Welke gek sluit mensen in deze hitte op? Een vieze lucht kwam door de kier van de deur. Ze snoof en trok haar neus op. Ze rook nog een keer en wist: uitwerpselen maar geen kadavers. ‘Is daar iemand?’ vroeg ze geheel overbodig, waarop een kort gejammer volgde. Aan de andere kant van het roestige gevaarte zag ze verse diepe bandensporen naar de weg; lang kon deze container hier nog niet staan. Nieuwsgierig liep ze verder. Het achter-hek was ruw weggetrokken. Ze spande haar kaken en belde het noodnummer. Na het opgeven van haar adres werd ze direct verbonden met het plaatselijke politiebureau. Tot haar verbazing kwam Todor, de burgemeester, zelf aan de lijn. Met opstaande nekharen begon ze het gesprek. ‘Todor? Elisabeth Dolak hier.’
‘Elisabeth… welkom terug op Rosenburg. Nog mijn condoleances. Wat kan ik voor je doen?’
Ze rilde van zijn vleiende stem en ging door: ‘Todor, iemand heeft een container met vluchtelingen op mijn terrein gedumpt. Het ding is gloeiend… afgesloten en de sleutel is nergens te vinden. Doe iets, dit is een zaak voor de autoriteiten anders gaan deze mensen dood.’
Ze hoorde hem zijn adem inhouden. Na een korte stilte sprak hij kort: ‘Ik heb nu een belangrijke vergadering, ik stuur Pavel wel.’
Todor had de verbinding al verbroken. Hard klapte ze haar mobieltje dicht. Vijf minuten later zag ze nog geen Pavel. Vlug liep ze naar de schuur en zocht een hamer. Opgelucht vond ze er een. Nogal zwaar. Ze rende terug en hield de hamer zo hoog mogelijk. Na haar eerste slag werd het gillen hysterisch. ‘Ik probeer de deur open te maken,’ riep ze in verschillende talen voor ze weer ging slaan. Vanuit haar ooghoek zag ze Rudy verschrikt komen aanhollen.
Buiten adem riep hij: ‘Frau Baronin, wat moet die container daar? Mensen?’
‘Dat denk ik. Je hoort ze jammeren. Die container is een oven. Ik belde het noodnummer al. De burgemeester stuurt Pavel.’
‘Frau Baronin, geeft u mij die hamer maar.’
Rudy stroopte de mouwen van zijn overall op, spande zijn kaken en sloeg het hangslot met één klap kapot. ‘Jasses, wat een stank,’ riep hij en deinsde terug, ‘Gedver, ze moeten al dagen in hun eigen stront hebben gezeten.’ Met een arm voor zijn neus maakte hij de sluiting open en deed een flinke pas achteruit toen de deur krakend openviel.
De mensen maakten nu geen geluid meer. Nieuwsgierig keek Elisabeth naar binnen. Bange ogen staarden haar aan.
‘Kom naar buiten, de frisse lucht zal jullie goed doen,’ riep ze met een zakdoek voor haar neus.
‘Weer vluchtelingen, houdt dat nooit op,’ bromde Rudy.
‘Waar komen ze in hemelsnaam vandaan?’ prevelde ze zachtjes toen ze hun Oosterse trekken zag. Ze ging over op Engels, waarop Rudy ook een duit in het zakje deed en met zijn handen gebaarde dat de mensen naar buiten konden komen.
‘Fresh air,’ sprak hij en streek met zijn hand door zijn donkere krullenbol. ‘Frau Baronin… eergisteren was ie er niet… wie had het lef… op uw terrein… en dan nog afsluiten…’
Ze zag Rudy naar het bandenspoor kijken. Hij volgde dit een eindje tot hij zich hoofdschuddend omdraaide. ‘Verdomme, ze forceerden de achteringang.’
‘Hoe?’
‘Een zware trekker. Alleen het bouwbedrijf van…’
Een van de vluchtelingen kwam naar buiten en zakte prompt door zijn knieën.
Elisabeth wilde de man helpen, maar Rudy was haar voor.
In het Duits zei ze: ‘Rudy, wil je water gaan halen? Ze zijn zeker uitgedroogd.’
‘Durft u hier alleen met ze te blijven?’
‘Ze lijken mij eerder bang dan agressief, ga maar gauw.’
Een voor een strompelden de mensen naar buiten. Ze haalden diep adem maar ze keken haar niet aan. Elisabeth keek Rudy na als of hij hierdoor sneller terug kon komen. Ze draaide zich weer naar de container. Een jongeman in T-shirt en spijkerbroek kwam als laatste naar buiten. Hij schermde zijn ogen af voor het felle licht. Op haar vraag of hij Engels sprak, wende hij zijn hoofd af en keek naar de grond. Elisabeth telde drie vrouwen. Ze hadden elk een lange dunne doek om hun hoofd gewikkeld, maar droegen verder onopvallende kleren. De andere mannen waren sober gekleed in een slobberbroek en een hemd van onbestemde kleur. ‘Waar komen jullie vandaan? Irak? Afghanistan?’ Ze kon hun angst ruiken.
‘Water?’ vroeg ze.
Rudy kwam al aanrennen. Ze zag hoe gretig de vluchtelingen het rek met plastic flessen bekeken.
‘Drink,’ riep Rudy en hield een fles op. De mensen aarzelden tot de jongeman in spijkerbroek de fles pakte en gulzig begon te drinken. Nu reikten de andere mensen ook naar de flessen. ‘Zijn ze dit of, zitten er nog meer in die container Frau Baronin?’
Elisabeth keek nog eens in de container en zag een hoopje spullen, te klein voor een mens. ‘Nee, dit zijn ze. Rudy, ik kan ze moeilijk tot morgen hier in die vieze container laten. In de bijkeuken mogen ze zich wel opfrissen.’
Ze zag aan Rudy’s blik dat hij haar aanbod maar niets vond. Vastberaden stak ze haar kin omhoog.
Rudy aarzelde even. ‘Goed frau Baronin.’ Hij schopte een steentje weg. ‘Die ene vent kan nauwelijks op zijn benen staan. Zal ik met de bestelauto komen?’
‘Goed idee.’
Terwijl Rudy wegrende, hoorde ze de sirene van de politieauto aanzwellen. Ze zag de mensen in elkaar krimpen. Tot haar verbazing reed de auto door de geforceerde achteringang haar terrein op.
Pavel, in uniform, stapte uit. Hij pakte een vies kammetje en kamde zijn vette zwarte haar achterover. Daarna ging de pet op. De knoopjes op zijn dikke buik stonden op springen. Hij kuchte en begon gewichtig: ‘Zo mevrouw Dolak, wat hebben we hier. De burgemeester vertelde dat u een container op uw terrein hebt gezet. Zo, zo, probeert u met illegale arbeidskrachten uw dure restauratie te bekostigen?’
‘Ga de boel nu niet verdraaien Pavel. Deze mensen stonden op het punt om te stikken.’
‘Bewijst u dat maar eens,’ sprak hij en stak zijn onderlip naar voren. Hij zette zijn handen in zijn zij en bekeek het groepje mensen laatdunkend.
‘Man, pas op wat je zegt. Denk liever na wat jij met deze mensen gaat doen.’ Ze draaide aan haar zegelring en keek Pavel strak aan. ‘Neem ze mee en geef ze te eten en maak proces verbaal op, dat is je plicht.’
‘Ze staan op uw terrein en niet op de openbare weg. Het slot is al open, dus…’ Met een onnozel lachje maakte hij een hulpeloos gebaar.
‘Als jij niet van plan bent om actie te ondernemen, zoek ik het hogerop.’
Pavel haalde zijn schouders op maar durfde niet naar de politieauto te lopen toen de bestelauto aankwam. Rudy stapte uit en ging naast haar staan. Boos pakte ze haar mobieltje en toetste het nummer in van Alex’ oude kantoor waar Robert nu de scepter zwaaide. Gelukkig nam hij meteen op.
‘Met Elisabeth. Ik ben net op Rosenburg aangekomen. Robert ik zit hier met een ander probleem.’ Kort vertelde ze over de container en bleef Pavel strak aankijken. De man stond op zijn voeten te wippen en probeerde haar blik te ontwijken.
‘Ik zal proberen zo snel mogelijk te komen. Is de autoweg al klaar?’
‘Nee, je moet op twee uur rekenen.’ Ze klapte haar mobieltje dicht. ‘Zo Pavel, als jij geen actie kunt ondernemen, dan doe ik het. Zeg dat maar aan de burgemeester. Hij kan erop rekenen dat ik het er niet bij laat zitten.’
Pavel gaf haar geen hand, draaide zich om, stapte in de auto en trapte hard op het gaspedaal. Met Rudy keek ze de wegrijdende auto na. Rudy stak zijn arm met een gebalde vuist omhoog. ‘Aan hem hebben we niets Frau Baronin… slaafje van de burgemeester… net zo’n hufter.’
Ze wees op haar mobieltje. ‘Je hoorde het zeker. De partner van mijn man zal straks komen.’
Nu Pavel weg was, zag ze de mensen opgelucht kijken. In het Engels vertelde ze wat ze van plan was. De vluchtelingen schenen haar te begrijpen. Even later klommen ze aarzelend via een opstapje in de laadbak. Elisabeth ging voorin naast Rudy zitten en mompelde zacht in het Duits: ‘Staat het warme water nog aan?’
‘Nee, Frau Baronin. Wilt u ze echt laten douchen?’
‘Zeker. Stel dat jij…’
Rudy knikte. Hij parkeerde de bestelauto bij de ingang van de keuken en gebaarde de mensen om uit te stappen. Elisabeth ontsloot keukendeur. Rudy liep naar binnen en deed met duidelijke tegenzin de luiken open.
‘Kom verder mensen; jullie kunnen hier douchen. Er is hier ook een wc. Handdoeken pak ik zo. Wil iemand nog water?’ Elisabeth zag de vluchtelingen schichtig, maar ook nieuwsgierig rondkijken in de grote keuken met het ouderwetse aanrecht en de lange houten tafel met aan weerskanten banken. Ze vroeg zich af welk comfort deze mensen thuis gewend waren. Kookten ze nog op een houtvuurtje of hadden ze de modernste apparatuur?
Rudy opende de deur van de personeelsdoucheruimte en maakte een gebaar met zijn hand. ‘You can wash here.’
Elisabeth hield enkele handdoeken en een stuk zeep uitnodigend op, maar geen van de vluchtelingen maakte aanstalten om iets aan te pakken. Met een gefronst voorhoofd keek ze Rudy aan en zei zacht: ‘Ik vermoed dat de mannen zich generen als er vrouwen bij zijn.’ Ze legde de spullen op de keukentafel en liep naar buiten. Automatisch liepen de vrouwen achter haar aan. Ze knikte hen vriendelijk toe. ‘Beste mensen, die container is hier zonder mijn weten gedumpt. Puur toeval dat ik vandaag op mijn domein aankwam en jullie kon bevrijden.’
Een van hen leek iets te willen zeggen, maar bedacht zich. Elisabeth haalde haar schouders. ‘Straks komt mijn advocaat. Tot die tijd mogen jullie hier blijven. Beter dan terug in de container, dunkt me.’ Hoorde ze zacht yes of leek dat zo. De vrouwen bleven zwijgend staan tot Rudy riep: ‘Frau Baronin, de mannen zijn klaar.’
Nors kijkend stapten de kerels met natte haren naar buiten. Een dank je of knikje kon er niet af. Geïrriteerd mompelde ze: ‘Nou zeg, kan het iets vriendelijker.’ Zuchtend liep ze de keuken in. De vrouwen volgden haar. Terwijl de oudste vrouw in de douche verdween, stonden de twee anderen beschroomd te draaien en aan hun kleding te wriemelen. ‘Schoon water hebben jullie vast dagen gemist.’ Ze had duidelijk gesproken. Waarom kreeg ze geen reactie? Voor wie waren deze mensen bang? Al hadden ze een andere cultuur, ze leken haar niet dom. Om te kunnen vluchten hadden ze vast veel moeten betalen. Waarom waren ze achtergelaten en wel juist hier uitgerekend op haar terrein? Wist iemand dat deze mensen hier niet gauw gevonden zouden worden? Bijna alle wijnboeren hadden een tractor, maar om het zware hek te kunnen wegslepen was groter materieel nodig. Het aannemersbedrijf van Todor zou dit gedaan kunnen hebben. Ze wist dat ze zonder bewijzen niemand kon beschuldigen. Zelf had ze ook dorst gekregen en wilde thee zetten. Met de waterketel in haar hand hoorde ze de mannen buiten onderling krakelen. ‘Rudy!’ riep ze luid en zag door het raam dat hij de kerels al tot kalmte maande. Ze stoof naar buiten. ‘Wie van mijn gastvrijheid gebruik wil maken, gedraagt zich. Ga anders maar terug naar de container.’
‘Sorry miss.’
Ze keek de jongeman die gesproken had strak aan. ‘Ik ben mevrouw Dolak, eigenaresse van dit kasteel. Die container is ongevraagd op mijn terrein gezet.’
Geen van de mensen reageerde. ‘Ik heb jullie gered heb van verstikking en uitdroging. Jongeman hoe heet je?’
Hij haalde zijn handen uit de zakken van zijn spijkerbroek keek haar aan. ‘Ali miss.’
‘Hebben de anderen ook een naam? Waar komen jullie vandaan?’
‘Afghanistan miss, eh mevrouw.’
‘Gevlucht?’
Ali knikte.
‘Vreemden duld ik niet in mijn huis, dus wil ik weten hoe iedereen heet.’
Hierop kwamen de tongen los. Ze hoorde een aantal exotische namen, Ahmed, Omar, Rashid, maar kon de rest niet onthouden.
‘Wat was jullie bestemming?’
Ali zei met een licht Amerikaans accent: ‘Ik heb veel geld gegeven om naar Amerika te kunnen gaan.’
‘Amerika? Jullie zijn nu in Moravië, Zuid Tsjechië. Hoe lang zijn jullie al onderweg?’
‘Vijf dagen mevrouw.’
‘In die container?’
‘Nee mevrouw, eerst in een vrachtwagen… we reden ‘s nachts.’
Elisabeth schudde meewarig haar hoofd. ‘Rudy deze mensen hebben vast honger, kan jij brood halen? Doe er maar iets van kaas bij.’
De vrouwen kwamen naar buiten. ‘Dames, hebben jullie ook een naam?’
‘Layla,’ sprak de oudste.
‘Ik ben Asha.’
‘En ik heet Amira,’ zei de jongste vrouw.
De man die zich had voorgesteld als Cyrus kwam naar voren. Hij zag er minder beschaafd uit dan Ali en begon bits: ‘Al mijn geld heb ik aan de smokkelaars gegeven. Hoe kom ik nu in Amerika?’
‘Beste mensen, ik heb hier niets mee te maken. Wie weet kan de burgemeester helpen. Hij komt morgen. Hebben jullie je paspoort, visum?’
‘Dat ligt in Hamburg klaar. Zouden we krijgen bij het inschepen.’
‘Hemel, dus jullie hebben geen papieren?’
Rudy liep met een brood onder zijn arm de keuken in. Ze zag de mensen begerig kijken. ‘Kom, binnen kunnen jullie eten.’ Ze liep de keuken in en gebaarde dat iedereen kon gaan zitten. Ze pakte een plank en een mes. Rudy nam het mes van haar over en sneed dikke plakken van het zware boeren brood. Haar vraag drinken jullie thee ging verloren, want voordat Rudy de plank op tafel had kunnen zetten, gristen de mannen het brood weg en schrokten het op. ‘Hé zeg, dat gaat zo maar niet. De vrouwen hebben ook recht op eten. Rudy snij nog maar een paar stukken. Ik geef die wel aan de meisjes. In hun land komen de vrouwen duidelijk op de tweede plaats, maar in mijn huis moeten ze zich aan mijn regels houden.’
Vanuit een ooghoek zag ze Ali instemmend knikken voordat hij een stukje kaas nam.
De andere vluchtelingen weigerden de kaas te nemen toen Elisabeth hen dit op de broodplank voorhield. De woorden ik wil jullie heus niet vergiftigen, slikte ze net op tijd in. Ze ging zitten en wees Rudy dat ook te doen. Ze pakte een stuk kaas. ‘Hm, lekker Rudy, ik dacht dat moslims alleen geen varkensvlees aten, maar kaas… misschien kennen ze dit niet. In China…’
‘Hoe moet dat vanavond frau Baronin?’ vroeg Rudy zacht in het Duits.
‘Frau Baronin?’ vroeg Layla.
‘Ach ja, Rudy’s vader werkte al op mijn domein en hij houdt vast aan de oude traditie.’
Het brood was op, de thee getrokken en Elisabeth pakte mokken. Met haar rug tegen het aanrecht leunend keek ze de mensen aan. ‘Zijn er dingen die jullie niet mogen of willen eten?’
‘U zei het al, geen varkensvlees mevrouw.’
‘Goed Ali, ik zal proberen om een warme maaltijd klaar te maken.’
Ze keek peinzend voor zich uit en dacht aan haar magere budget, nu die belastingaanslag boven haar hoofd hing.
Rudy stond op. ‘Blikken macaroni met kaas, frau Baronin, die hoeft u alleen maar op te warmen. Het dorpswinkeltje heeft dat. Best lekker vinden mijn kinderen.’
‘Prima idee Rudy, dat is tevens licht verteerbaar. Zeg, zijn die oude matrassen er nog?’
‘Ik heb de maanden dat u in Wenen was, niets in het huis kunnen doen. De wijngaard…’
‘Ja, ik weet het, je komt daar handen te kort. We kunnen ze voor de nacht wel onderbrengen in de twee slaapkamers die bijna klaar zijn.’
‘Als de mannen een handje meehelpen, slepen we die matrassen wel naar boven. De vrouwen kunnen de kleinste kamer krijgen, dacht u zeker.’
De mensen bleven als zoutzakken zitten. Niemand sprak een woord. Tergend langzaam kroop de tijd voorbij. Elisabeth liep doelloos heen en weer. Een conversatie zat er niet in. Als Robert pas na kantoortijd zou vertrekken, zou ze nog enkele uren geduld moeten hebben. Nu de mensen toch een beetje zaten te dutten, liep ze naar Alex’ studeerkamer en pakte het grote zwarte kasboek. Vluchtig bekeek ze de uitgaven voor de restauratie, maar ze kon haar hoofd er niet bijhouden. Haar gedachten vlogen van de successierechten naar de vluchtelingen. Ze wilde deze mensen helpen, al ergerde zich wild aan de houding van de kerels. Ali gedroeg zich anders. Had hij misschien een Westerse moeder? Gelukkig was ze niet in een land geboren waarin vrouwen als tweederangs burgers werden gezien. Ach, één nachtje maar… van haar ouders had ze geleerd om mensen in nood te helpen. Had ze het fout aangepakt? Zou Pavel anders gereageerd hebben als ze het slot van die container niet had geopend? Ze hoorde gerommel in de keuken en stond op. Ze borg het kasboek weer op en liep de keuken in waar de vuile mokken nog gewoon op het aanrecht stonden. Rudy zette de blikken op de keukentafel. ‘Zal ik ze maar opentrekken?’
‘Graag Rudy.’ Ze opende de grote kast en speurde naar de grootste pan. Rudy controleerde of het gas was aangesloten en pakte de pan al. Hij zette deze op het gas en Elisabeth mikte de inhoud van de blikken hierin. Ze bleef roeren om de boel niet te laten aanbakken. Toen er voldoende walm afkwam, draaide ze het gas uit, zette een stapel borden op tafel en maakte een gebaar dat deze uitgedeeld konden worden. Layla stak haar handen uit de mouwen en begon op te scheppen. De mannen lieten zich bedienen. Zonder af te wachten totdat ook Rudy en zij een bord hadden opgeschept, begonnen de mannen al te eten. Layla was de enige die haar voor het eten bedankte. En dat wil naar Amerika, spookte door haar hoofd.
‘Ik zal wel afwassen frau Baronin,’ begon Rudy.
Ali keek verbaasd.
‘Jongeman, in het Westen en in Amerika is het normaal dat mannen in het huishouden meewerken. Wisten jullie dat niet? Hoe hoger hun opleiding, hoe meer de mannen in huis meehelpen.’ Vanuit haar ooghoek zag ze dat de mannen dachten dat ze een sprookje vertelde. Ze keek regelmatig haar horloge en hoopte dat Robert gauw zou komen. Al voelde ze zich nog erg flink, nu miste ze de steun van Alex meer dan ooit.
Nieuwsgierig liep ze naar buiten toen ze het geronk van een motorfiets hoorde. Een man in motor-pak met helm stapte af. Toen hij zijn helm afdeed, zag ze dat het Robert was. ‘Ik wist niet dat je een motor had.’
‘Veel sneller in het spitsuur.’
‘Wat vindt Berthe daarvan. Is dat niet gevaarlijk? Je bent toch veel kwetsbaarder?’
Zijn schampere blik ontging haar niet. Zonder te antwoorden ritste hij de lichte overall open, stapte eruit, rolde deze netjes op en stak hem in zijn helm. Hij zag er afgemat uit. Gisteren was haar dat niet opgevallen, maar toen had ze hoofdzakelijk aan zichzelf gedacht.
‘Elisabeth, dat ik jou zo snel weer zou zien. Waar zitten ze?’
Robert trok zijn jasje recht en streek met zijn hand zijn donkere haar naar achteren.
Elisabeth gebaarde met haar hoofd. ‘Kom verder. Ze zitten in de keuken.’
Robert pakte een map uit zijn motorkoffer. Op de stoep hield hij haar tegen en sprak zacht: ‘Ik weet niet of je er verstandig aan doet om die mensen in je huis te laten. Wat weet je van ze af?’
‘Ik kon ze toch niet laten stikken?’
‘Dat begrijp ik, maar de wet…’
‘Die stomme wet, kan me wat. Lees jij wel eens kranten over asielzoekers?’
‘Hé, wind je niet op. Vertel nog eens precies wat er gebeurd is, ook wat de burgemeester zei.’
Ze knikte, deed haar armen over elkaar en begon. Haar ogen spoten vuur toen het bezoek van Pavel aan de beurt was. ‘Ik was verbaasd dat hij door de achteringang reed en vlakbij de container stopte, alsof hij wist dat het hek kapot was en dat die container hier stond… Vanaf de weg naar Mikulov is dat onzichtbaar. Dat hek is jaren niet gebruikt en het zat vastgeroest, dus… het zou toch niet waar zijn dat Todor hier iets mee te maken heeft?’
Ze vertelde verder over de douche partij en het eten. ‘Zo, meer kan ik je echt niet vertellen. Wil je dat ik ze weer terugstuur naar de container?’
‘Nou, dat is het andere uiterste.’
‘Als jij een betere oplossing hebt…’
Ze zag hem de mensen vriendelijk toeknikken. ‘Ik ben advocaat. Mevrouw Dolak vertelde dat niemand van u geldige papieren heeft. Dat kan een probleem opleveren. Iedereen moet deze daarom zo snel mogelijk aanvragen zodat de procedure van de asielaanvraag van start kan gaan. Wilt u gegevens, zoals volledige naam, geboortedatum en plaats, plus nationaliteit opschrijven?’
Aarzelend pakten de mensen de hun aangereikte pennen en papieren.
Cyrus stond op. ‘Ik wil beslist naar Amerika, dan hoef ik hier zeker geen asielaanvraag doen.’
‘U bent nu hier zonder geldige papieren en dan heeft u zich aan de wet van het land te houden.’
Cyrus stak zijn vuist op. ‘Belachelijk.’
Elisabeth keek hem strak aan. ‘Rustig Cyrus, in dit land houdt men zich aan de wet, je hebt het net gehoord. Ga anders maar terug naar de container.’
Robert las de gegevens vluchtig door en gaf haar het stapeltje. ‘Jij kunt deze morgen aan de burgemeester geven, dan kan hij hiermee aan de slag.’
‘Dank je Robert dat je zo snel bent gekomen.’
‘Ik kan vannacht wel hier blijven. Wil je dat?’ sprak hij zachtjes in het Duits.
Elisabeth pakte hem dankbaar bij zijn arm. ‘Ik ben niet gauw bang, maar als je het zo aanbiedt, graag.’ Ze keek even naar Cyrus.
‘Waar kan ik bivakkeren? Mag ik even kijken?’
Ze wees hem de trap en liet Robert voorgaan. Boven draaide hij zich om. ‘Je hebt je wel iets op de hals gehaald.’
‘Tja.’ Ze toonde de kamers waar de matrassen al op de vloer lagen en zag hem goedkeurend knikken. Ze opende de deur van een andere kamer. ‘Hier mag jij slapen. Deze matras is nieuw. Gelukkig had Rudy de ouden nog niet weggegooid.’
‘Schitterend. Mooi, die badkamer.’
Ze keek verheugd en toonde de kamers die nog niet waren opgeknapt.
‘Zag alles er zo uit?’ riep hij verontwaardigd.
‘Het was nog veel erger Robert. De parketvloer was half opgestookt.’
‘Ai.’
Boos voegde ze er aan toe: ‘Helemaal uitgewoond door die rot communisten. Ook de wijngaard was een ramp. Alex’ vader was hier vroeger rentmeester. Heeft Alex jou dit niet verteld?’
‘Nee, behalve dat hij jou al kende voordat hij verliefd op je werd.’
‘Hier liggen mijn wortels Robert. Jammer dat Francesca…’
‘Mevrouw?’ hoorde ze plotseling. Ze herkende de zangerige stem van Layla en boog zich over de trapleuning. ‘Wat is er?’
‘Mag ik kijken waar we mogen slapen?’
‘Natuurlijk Layla. Kom maar boven. Kussens heb ik niet, maar ik kan jullie wel lakens geven. Gelukkig is het warm en in de nacht koelt het niet erg af.’
Elisabeth zag dat de vrouw haar hoofddoek had afgedaan. ‘Mooi haar heb je. Zonde om dat met een hoofddoek te bedekken.’
Layla schudde haar lange haar even extra.
‘Is dit naar wens? De badkamer is nog niet betegeld, maar alles werkt.’
‘Eindelijk geen harde vloer, wat heerlijk dat we hier…’
‘Kijk, de mannen kunnen daar slapen en zij moeten zich beneden in de bijkeuken wassen. Beter om de mannen te scheiden, begreep ik.’
‘Heel fijn mevrouw.’
Layla liep naar beneden en Elisabeth volgde. In de keuken hoorde ze Layla de andere vrouwen al inlichten. Elisabeth zag Robert rondkijken.
‘Alles zonder subsidie?’
Ze ging hem voor naar Alex’ studeerkamer, steunde met beide handen op het bureau en antwoordde: ‘Van wie? Dit is geen museum. Al deden we alles zo zuinig mogelijk, het heeft bakken geslurpt. En nu die stomme belasting. In het kadaster moet toch ergens te vinden zijn dat Rosenburg van mij is?’
Robert schudde zijn hoofd. ‘Dat is vernietigd.’
‘O God.’
‘Heus, ik heb hier ook al aan gedacht na ons gesprek van gisteravond.’
‘Hoeveel uitstel kan ik krijgen? Rosenburg verkopen kan ik niet over mijn hart verkrijgen. Met Alex had ik al bedacht dat we inkomsten zouden kunnen creëren als de wijn weer net zo goed is, of zelfs beter dan vroeger. De druiven staan er prima bij. Toen ik hier als kind woonde ging dat allemaal anders. Nu moet de wijn sneller op dronk gebracht worden maar dat krijgt Rudy niet voor elkaar. Zonder oenoloog ben ik nergens. De grond is uitstekend en dat hebben die stomme communisten gelukkig niet verpest. Als kind hielp ik ook mee met de oogst. Ik ken de druivensoorten en ik weet iets van cépage, maar daar houdt het mee op.’ Ze volgde zijn blik naar de half afgekrabde luiken. ‘Jezus, wat een klus, ik ben er stil van. En nu zit je ook nog met deze mensen.’
Elisabeth streek haar half lange haar naar achteren. ‘Ik reken erop dat ze morgen vertrekken.
‘Goed hoor dat jij ze onderdak geeft, maar wees voorzichtig, juridisch ben je voor hen verantwoordelijk.’
‘So what. Wil je die stinkende container zien?’
Robert knikte. Samen liepen ze door de keuken naar buiten. De mensen staarden somber voor zich uit. ‘Het is achter het huis, normaal komt hier haast niemand.’ Elisabeth wees en bleef op een afstand staan.
Robert liep er op af. ‘Jasses.’
‘Ja Robert, ze zaten in hun eigen… kom we gaan terug. Ik wil die mensen niet te lang alleen laten.’
Hij gaf haar een arm en keek nog een keer om. ‘Wat een oud kreng. Misdadig om mensen hierin op te sluiten. Dat is poging tot moord.’
‘Begrijp je dat ik het ze niet kan aandoen om hierin te overnachten? Ik vraag Rudy om de boel af te sluiten.’
‘Als ik iets kan doen?’
‘Graag, dirigeer jij straks de mannen naar boven, dan trommel ik de vrouwen op. Ik denk dat iedereen Engels verstaat, al doen sommigen hun mond nauwelijks open. Het lijkt of ze ergens bang voor zijn.’
‘Logisch, het systeem in Afghanistan is net zoals het communisme op angst gebaseerd.’
‘Robert, ik heb de papieren nog eens goed doorgelezen. Overal staat Alex’ naam op, maar Rosenburg is van mij. Al heeft hij daar zijn geld ingestopt om het op te knappen, dan hoef ik daarover toch geen successierechten te betalen?’
Robert fronste zijn voorhoofd. ‘Elisabeth, het zijn officiële papieren… daarop staat alleen Alex’ naam.’
‘Verdorie, dat is fout. Hij heeft alle moeite gedaan om Rosenburg terug te vorderen, maar het is van mijn familie. Punt uit.’ Ze snoof.
‘Dat kan wel zijn, maar nergens staat von Wohlleben.’
‘Denk maar niet dat ik van plan ben een cent van die stomme belasting te betalen.’ Ze draaide zich van hem af.
Robert kuchte. ‘Voor belastingontduiking kun je de gevangenis indraaien.’
‘Begrijp je niet dat ik blut ben als ik dat bedrag moet betalen? Het komt er op neer dat ik de flat in Wenen of Rosenburg moet verkopen. Over mijn lijk. Eerst pikken ze dit domein van je af en dan… dan.’ Ze hapte naar adem.
‘Rustig nou.’
‘Nee, Robert, niet rustig nou. Ergens moeten toch bewijzen zijn.’
‘Sorry Elisabeth, maar ik heb nergens iets gevonden en zonder bewijzen…’
‘Die rotbewijzen, altijd maar bewijzen. God ik kan die lui iets aandoen. Todor Schmidt werd als kind met zijn ouders rond 1948 op Rosenburg ingekwartierd. Ik kan die ijdele vent niet luchten of zien.’ Ze keek hem veelbetekenend aan. ‘Zou jij…?’
Robert maakte een handgebaar. ‘Ik kan het proberen, maar zelfs een getekende verklaring van de burgemeester is in dit geval niet geldig.’
Ze sloot de deur van haar kamer af en zette de foto van Alex op haar nachtkastje. Verdrietig haalde ze de sprei van het bed. Vorige keer had ze hier nog met Alex geslapen. De lakens waren nog niet verschoond. Ze pakte zijn kussen en snoof zijn lucht op. De laatste keer hadden ze plannen gemaakt om hun zilveren bruiloft op het slot te vieren. Woelend in haar bed dacht ze aan haar jeugd. Het beeld van haar grootouders kwam op haar netvlies. Dit vertrek was hun slaapkamer geweest. Opa liep na een jachtongeval met een stok met een zilveren knop. Hij hinkte. Oma borduurde of dronk thee samen met haar vriendinnen na een bridgepartij in de mooie zitkamer. Beiden waren net overleden en op het terrein begraven voordat het communisme oprukte. Zeven was ze toen oma stierf. Zes weken later kon ze weer haar zwarte jurkje aan; voor grootvaders begrafenis. De stemming tijdens de plechtigheid was extra somber. Steeds meer privileges werden ingehouden, allemaal door het oprukkende communisme. Ontzet had ze bij de teruggave gezien dat alle graven gerooid waren. Ze zuchtte en dacht aan de verplichte inwoning. Gelukkig hadden de communisten geen bezwaar gemaakt tegen de inwoning van de rentmeester met vrouw en hun zoon Alex. Met Alex zwom ze vaak in de vijver. Ze glimlachte en zag Alex weer voor zich hoe hij in onderbroek in het water sprong en haar toe had geroepen kom, we gaan duiken. Toen hij bovenkwam zat zijn haar onder het kroos. Wat had hij sip gekeken toen ze hem had uitgelachen. De inwoning van de familie Schmidt wilde ze het liefst vergeten. Dat uitgerekend Todor Schmidt, hier burgemeester was geworden. Een en al hulpvaardigheid, al twijfelde ze aan zijn oprechtheid. Iemands karakter verandert niet. Ze draaide zich om en hoorde het vertrouwde geluid van het bosuiltje, net zoals vroeger.
DE VLUCHTELINGEN BLIJVEN
‘Todor, aan jouw politieman Pavel had ik niets. Mijn is hier geweest. Hij liet de mensen hun gegevens opschrijven. Nu is het aan jou om actie te ondernemen.’
‘Elisabeth, ik heb gisteren iets verkeerds gegeten…ben doodziek. Spijt me ontzettend. Ik kan niemand anders sturen, want dit moet op het hoogste niveau worden opgelost.’
‘Kletspraat, wanneer je weigert mee te werken bel ik met het parket in Brno.’ Boos verbrak ze de verbinding. Meteen belde Todor terug. ‘Niet zo aangebrand. Oké, oké ik kom vanmiddag.’
‘En, wanneer komt de burgervaar?’ vroeg Robert.
‘Vanmiddag… wilde eerst niet komen…, zei dat hij ziek was.’
‘Elisabeth, op kantoor zal ik proberen iets over de asielprocedure in Moravië op te zoeken. Bel me als er moeilijkheden zijn. Red je het alleen?’
‘Zal wel moeten.’
Robert had de sleutel al in zijn hand. Ze zag Ali verlekkerd naar de motor van Robert kijken.
‘Is die BMW van u mijnheer?’ vroeg Ali.
Robert knikte.
‘Prachtig, hoe snel rijdt u daarmee?’
Robert grinnikte als een kwajongen.
‘Zeker lekker hard.’
Die Ali… hij was beslist anders dan de rest van de vluchtelingen, maar wat had het voor zin om hun levens uit te pluizen. Als Todor straks zou komen ging hij ze vast ergens huisvesten. Ze hoorde de mensen naar beneden komen voor het ontbijt. Rudy had net vers brood gehaald. Hij legde het brood op de tafel en zocht het mes al. ‘Problemen frau Baronin?’
‘Ach, het komt vast wel weer goed. En jij Rudy, goed geslapen?’
Hij knikte afwezig.
Elisabeth pakte een plank en reikte het mes aan Ali. ‘Snijden is mannenwerk. Hier, doe jij dat maar.’ Ze zag bezorgdheid in Roberts ogen toen Ali het mes pakte. ‘Ze gaan mij heus niet afmaken,’ fluisterde ze in het Duits. ‘Moet jij niet ontbijten?’
‘Doe ik wel in Wenen. Sterkte Elisabeth.’ Ze liep met hem mee naar buiten. Ali kwam met het mes in zijn hand naast haar staan. Robert klom op de BMW, startte en keek Ali geamuseerd aan toen hij extra gas gaf. Even later draaide hij het hek uit. Elisabeth liep met Ali naar binnen. Geschoren zagen de mannen er een stuk minder angstaanjagend uit. Ali sneed het brood en de mannen bedienden zich weer het eerst, waarop Elisabeth afkeurend met haar tong klakte. Tijdens het eten dacht ze aan vroeger en hoe ze vaak samen met Alex naar het wijnproces in de kelders keek, waarbij Alex vaak meehielp. Ze richtte zich tot Rudy, maakte een scherend gebaar haar haar wang, waarop hij bevestigend knikte. ‘Red je het in de wijngaard?’
‘Janos helpt. Maar nu zit hij zonder werk… ook geen uitkering. Zijn vrouw wil niet dat hij de hele dag voor de tv hangt. Er moet nodig gesnoeid worden… eh… zou u dat die mannen kunnen vragen? Ze doen de hele dag toch niets. Dat snoeien is niet moeilijk.’
‘Eigenlijk geen gek idee; bezig zijn is de beste afleiding. Janos…, ik zou hem graag willen betalen… maar…’
‘Mogen we dan blijven?’ begon Ali, toen Rudy met een aantal snoeischaren de keuken in kwam.
‘Ik denk er niet over,’ viel Cyrus hem fel in de reden.
Elisabeth keek ijzig. ‘Ik heb jullie hier niet uitgenodigd en bovendien vroeg ik dit gewoon.’
Ali pakte een schaar en maakte enkele knip bewegingen. Cyrus draaide zich om en deed of hij er niet bij hoorde.
‘Als het je hier niet bevalt, ga dan maar terug naar de container. Hier ben ik de baas. In het Westen wordt naar vrouwen geluisterd. Als jij je niet kunt aanpassen, wil ik je niet in mijn huis hebben.’ Ze wees hem de deur, waardoor hij mokkend vertrok.
Zwijgend pakten de mannen ieder een schaar en liepen achter Rudie aan.
Teleurgesteld sloot ze de keukendeur. Even leunde ze daar tegen en balde haar vuisten, daarna ontspande ze zich. Ze probeerde zich te beheersen, al kon ze gaan gillen van Cyrus’ gedrag. De drie vrouwen staarden gelaten voor zich uit. Elisabeth keek op haar horloge. ‘Ik heb geen tijd om de hele morgen bij jullie te blijven zitten. Daar staat de koffiemachine, neem maar. Als er iets is… ik ben in het kantoortje hiernaast.’ Ze knikte de vrouwen vriendelijk toe en liep naar het bureau. Ze pakte het kasboek op en nu lukte het haar iets beter om zich te concentreren. Bij het zien van de cijfers, wist ze dat ze het zonder advies van een oenoloog echt niet zou redden. Peinzend sloeg ze het boek dicht en liep naar de vrouwen. Het leek of de vrouwen zich niet hadden bewogen. Eén dag kon ze het wel volhouden om niets te laten merken. Ze steunde met haar handen op de tafel en keek hen aan. ‘Ik heb echt niets met deze smokkelaars te maken.’
Layla knikte, maar de andere vrouwen keken strak voor zich uit.
‘Kunnen jullie iets over jullie zelf vertellen? Vaak lucht dat op.’
Layla richtte zich met haar mooie amandelvormige ogen ernstig tot haar. ‘Ik wilde nog iets aan mijn leven hebben. Weet u hoe de toestand in ons land is?’
‘Ik zag recent een reportage over jullie land, waaruit ik opmaakte dat het regime niet bepaald vrouwvriendelijk is.’
Layla schraapte haar keel en begon te spreken, waarbij ze naar de tafel keek en automatisch de broodkruimels bij elkaar veegde. ‘Ik werd wreed behandeld. Mannen worden daarvoor niet bestraft. Ik was het meer dan beu. Met mijn artsenopleiding hoop ik in Amerika aan de slag te kunnen, desnoods als verpleegster.’
‘Layla, artsen zijn daar toch hard nodig?’
‘Mijn domme man wilde niet dat ik bleef werken. Al had hij een hoge post in de regering, hij vond een gestudeerde vrouw een bedreiging.’
‘Wat kortzichtig.’ Ze keek Layla aan en zag dat de vrouw met haar gedachten ergens anders was. ‘Was het voor jullie moeilijk om weg te komen?’
Amira snoof. ‘Gevaarlijk en vreselijk duur. In Afghanistan stel je als vrouw niets voor. In Amerika is dat anders.’
‘Zeker, maar zonder middelen van bestaan, kom je niet ver. Daar hebben vrouwen en mannen wel gelijke rechten. Wat is jouw beroep?’
‘Ik heb niets geleerd. Ik zou dolgraag juwelen ontwerpen, maar…’
‘Heeft een van jullie kinderen?’ onderbrak Elisabeth toen Amira niet verder leek te kunnen spreken en hulpeloos voor zich uit bleef staren. De vrouwen knikten ontkennend, waarop Asha zuchtte. ‘Gelukkig niet. Wat nu mevrouw? Waarom zijn we hier?’
Elisabeth ging zitten, plantte haar ellebogen op tafel en steunde haar gezicht in beide handen. Ze keek met een mengeling van medelijden en ergernis. ‘Daar kan de burgemeester misschien achter komen. Woonden jullie in Kabul?’
De vrouwen zwegen. De vraag hoe deze mensen zich financieel wilden redden in Amerika brandde op haar lippen.
‘Zegt u het maar,’ begon Layla.
De perceptie van deze vrouw verwonderde haar. ‘Zonder werkvergunning, de bekende groene kaart, kom je Amerika niet in. In het illegale circuit heb je geen rechten.’
‘Dat heeft niemand ons verteld,’ sprak de kleine Amira met fonkelende ogen.
‘Kennen jullie mensen die het wel is gelukt om naar Amerika te komen?’
‘Nee mevrouw, contact hebben met mensen in het buitenland is veel te gevaarlijk.’
Ze perste haar lippen op elkaar en stond op. Automatisch zette ze het koffiezetapparaat aan. Onbegrijpelijk hoe deze mensen te grazen waren genomen. Ze wilde hen niet ontmoedigen. ‘Werden jullie benaderd of moest je zelf op zoek naar de smokkelaars?’
‘Begin jij maar Layla, jij bent de oudste,’ sprak Asha.
Layla sloeg haar ogen neer. ‘Over deze organisaties bestaan veel geruchten. Ze hebben geen naam. Je moet geluk hebben om tegen iemand aan te lopen die je kunt vertrouwen. Elke contactpersoon opereert onder een code naam. Mijn hulp kende iemand.’
‘Konden jullie kiezen naar welk land jullie wilden?’
‘Amerika staat blijkbaar bij veel mensen bovenaan. Ik kreeg een waanzinnig hoog bedrag te horen. Elke dinsdag zou iemand in het zwart gekleed met een capuchon op bij een bepaalde fontein staan. Communicatie ging met briefjes die je direct moest verscheuren. Dit leken loterij biljetjes… om niet op te vallen.’
‘Hoe ging dat verder?’
‘We moesten eerst het bedrag bij elkaar zien te krijgen.’
Ze zag dat Asha de doek van haar hoofd trok. De jonge vrouw schudde haar lange haar uit en rolde de doek peinzend op.
‘Hoe zat het met eten en slapen tijdens de reis?’ vroeg Elisabeth nieuwsgierig.
‘Bijna iedereen had gedroogde dadels meegenomen. We sliepen op de harde bodem van de vrachtauto. We mochten niet met elkaar spreken, maar toen al het water op was, heb ik als arts geprotesteerd. Ik kreeg een klap, maar dreigde dat ik anders vanuit Amerika hierover op internet zou schrijven. Hierna kwam er een man met een kruik water en een brood.’
‘Hebben jullie geld naar een bank in Amerika overgemaakt of iets mee kunnen nemen?’
Amira lachte verlegen. ‘Ik heb een paar sieraden in mijn kleding genaaid.’
Layla en Asha maakten een hulpeloos gebaar.
‘Ik zie dat jullie nog geen koffie hebben genomen. Kunnen jullie met dit apparaat overweg?’
Layla knikte. Uitnodigend hield ze een mok omhoog. ‘Wie wil?’ Ze had net koffie uitgedeeld toen Janos de keuken binnen stormde.
‘Die ene kerel…’
Elisabeth fronste haar wenkbrauwen. ‘Bedoel je Cyrus? Wat doet hij nu weer.’
‘Frau Baronin, hij ging door het lint toen hij mijn geweer zag.’
‘Geef mij dat geweer maar. Ik kom wel mee. Als hij niet wil luisteren, moet hij maar terug in de container.’
Ze kon Janos nauwelijks bijbenen. Bij de schuur met gereedschap zag ze tot haar schrik dat Cyrus haar broodmes dreigend vasthield. Luid begon ze: ‘Geef onmiddellijk mijn mes terug, anders sluiten we je op in de container.’
De man reageerde niet. Met het geweer onder haar arm geklemd, pakte ze haar mobieltje. Cyrus keek haar strak aan. Ze maakte vlug een foto en toonde deze. ‘Kijk, ik heb een goed bewijs hoe bedreigend jij bent.’
Mokkend gaf hij het mes terug.
‘En nu bied jij je excuses aan ventje,’ sprak Janos streng.
Ze aanvaardde zijn magere excuses waarna ze zich langzaam omdraaide en peinzend naar haar slot terug liep. Meer dan ooit miste ze Alex. Ze had zo gehoopt dat na het vallen van de muur alle narigheid in Moravië voorbij zou zijn.
Destijds had haar vader gehoopt dat het communisme een vlaag van verstandsverbijstering zou zijn. Veertig jaar werd Rosenburg door de Schmidts en consorten uitgewoond. De wijngaard werd matig bewerkt en ze hadden geen cent betaald. Elisabeth schrok uit haar overpeinzing door het geluid van een claxon. Ze keek op en zag de dure Mercedes van Todor aankomen. Met moeite wurmde hij zijn dikke lichaam uit de auto. Hij trok zijn jasje recht en zette zijn borst op. Ze moest bijna lachen. Met zijn dure beige zomerpak en speciale schoenen om langer te lijken, leek hij een operette figuur. Ze zag dat hij zijn steeds dunner wordende haar geverfd had. Hij knipperde met zijn varkensoogjes en stak zijn dikke hand naar haar uit. De grote diamant in de ring aan zijn pink verblindde haar bijna. Ze kreeg een kleffe handdruk. Vervolgens pakte hij een zakdoek en veegde het zweet van zijn gezicht. Hij hief beide handen dramatisch omhoog. ‘Die typische augustus hitte. Zeg Elisabeth, Pavel heeft mij het een en ander verteld. Laat mij die container maar eens zien?’
Ze leidde hem naar het de gele container.
‘Och, och… en waar zijn de mensen?’ sprak hij en hield daarbij zijn hoofd scheef als een vogeltje.
‘In de keuken.’
Samen liepen ze naar het slot. Ze deed de deur open en stelde Todor aan de vrouwen voor.
‘Zo dames,’ begon hij in het Duits.
‘Dat verstaan ze niet. Je moet Engels spreken.’
Todor slikte en bleef Duits praten. ‘Waar zijn de anderen?’
Ze ontweek hem behendig toen hij haar arm wilde pakken. ‘Die kijken hoe Rudy de wijn snoeit.’
‘Je zet ze toch niet aan het werk hè? Dat is onwettig,’ sprak hij belerend.
‘Todor, wat is wel wettig? Had ik ze weer in de container moeten opsluiten? Pavel was niet van plan om iets voor deze mensen te willen doen. Vind jij het leuk om in je eigen viezigheid te moeten zitten?’ Ze keek hem doordringend aan.
Todor sloeg zijn blik even neer. Hij rechtte zijn rug en sprak autoritair: ‘Ik zal proces verbaal opmaken.’
‘Heb je dat nog steeds niet gedaan? Waar wil jij ze onderbrengen? Betaalt de gemeente een hotel?’
‘Wij hebben hier niets mee te maken. Je verwacht toch niet dat ik voor deze mensen ga opdraaien?’
Hij maakte aanstalten om te vertrekken, maar ze trok hem aan zijn jasje. ‘Wat dan? Moeten ze hier blijven?’
Hij trok een zuinig mondje.
Elisabeth stampte met haar voet op de grond. ‘Ik bel de procureur, Freiherr von Eisenbach in Brno. Blijkbaar heb jij te weinig bevoegdheid.’
Todor liep rood aan. ‘Ga je gang. Ik ben hiervoor speciaal mijn bed uit gekomen. Als je mij niet vertrouwt, zoek je het maar hogerop.’
‘Dat zal ik zeker doen.’ Met samengeperste lippen toetste ze het nummer van Wilhelm von Eisenbach in. Todor begon op zijn voeten te wiebelen. De procureur, een oude vriend van Alex, nam niet op. De bode vertelde dat hij pas morgen weer beschikbaar was. Hij beloofde om de boodschap over te brengen. Na het onbevredigende gesprek bespeurde ze bij Todor een lichte triomf. ‘Je dacht toch niet dat ik het hierbij laat. Alsjeblieft, hier heb je de namen alvast.’
Geïrriteerd pakte hij de papieren en zei gewichtig: ‘Ik ga hiermee aan de slag.’ Hij liep alweer naar zijn dure bak en zocht zijn zakken omslachtig door naar de afstandsbediening.
Ze zag de vrouwen nieuwsgierig door het raam gluren. De sufferd was te stom om Engels te leren. Ik zal je krijgen ventje. Eens zal je boeten. Incompetent, ijdel, bah. Hoe hij Alex altijd behandelde… moeilijk doen met de aanvraag voor de restauratievergunning, zo veel mogelijk centen trekken… Ze huiverde. Nog was ze niet van hem af. Vastberaden liep ze naar het bureau en rolde de houten draaistoel naar achteren. Ze ging zitten en draaide peinzend rond voordat ze de oude computer aanzette. Op internet toetste ze oenoloog in. Een lange lijst met namen en tarieven volgde. Onderop stonden enkele advertenties. Haar oog viel op een bescheiden advertentie van een jonge Fransman die zich aanbood. Ze las het bericht nog eens en schreef zijn mobiele nummer op. Ze wilde opstaan, maar bedacht zich. Beter meteen bellen.
‘Claude Latour,’ antwoordde een man met een prettige stem.
Elisabeth vertelde over Rosenburg. ‘Het is bijna oogsttijd. Mijn man is twee maanden geleden overleden. Nu sta ik er alleen voor. Ik weet wel het een en ander van de wijn, vooral van vroeger toen ik hier als kind woonde. Om de wijn te laten liggen rijpen is te duur geworden en voor de restauratie…’
Hij toonde begrip en liet weten: ‘Madame, over een week kan ik naar Moravië komen. Het lijkt mij een uitdaging om voor u te mogen werken.’
Ze was verbaasd dat zijn tarief zo schappelijk was. Nadat ze zijn naam en de datum in haar agenda had geschreven, leunde ze achterover. Peinzend keek ze naar buiten. Jammer dat haar kinderen nooit interesse hadden getoond in Rosenburg. Francesca vond Wenen maar een oubollige stad en in haar ogen was de restauratie een onverstandige geldverslindende hobby. Ze hoorde het haar nog zeggen. ‘Mam, denk je heus dat je hier je ouwe dag kunt slijten? Al dat onderhoud. Koop toch een modern appartement met beveiliging en ga reizen.’ Haar wortels lagen nu eenmaal hier op Rosenburg. Al woonde ze al weer vijftig jaar in Wenen, ze had het altijd een tijdelijke oplossing gevonden. Francesca, mooie eigenwijze meid. Ooit verliefd op Robert. Nu woonde ze bij die kunsthandelaar. Vreselijk vond ze de moderne schilderijen en beelden die deze Gary voor grof geld verkocht. Amerikanen waren er dol op; ook om door haar dochter, die zich daar Baronin liet noemen, geadviseerd te worden. Ze liep naar de wijngaard en zag de gebogen ruggen van de snoeiende mannen. Langzaam veranderden de rijen rommelige planten in strakke wijnstokken. Ze knikte naar de nors kijkende mannen en zei in het Duits: ‘Begrijpen ze het een beetje Rudy?’
‘Frau Baronin, ze hebben het tempo van een invalide slak, maar we komen er wel.’
‘Ik heb een oenoloog gevonden. Jonge vent. Kan eind volgende week komen.’
‘Mooi, net voor de pluk,’ sprak Rudy en werkte gestaag door.
‘Ik weet dat je het razend druk hebt en durf het je haast niet te vragen… voor het avondeten dacht ik boerenomelet. Zijn er nog voldoende eitjes?’
Hij knikte en terwijl hij met zijn hand over zijn voorhoofd wreef, rook ze de penetrante geur van zijn transpiratie.Verstrooid liep ze verder en kwam bij de vijver. Het was warm genoeg om te gaan zwemmen, maar met deze vluchtelingen zag ze zich niet zonder kleren te water gaan. De vijver werd ook vroeger al door de planten gezuiverd. Ze trok een rietstengel uit het water en liet de heldere druppels in haar hand lopen; nog even schoon. Bloemen, dacht ze. Straks een schaar pakken en een boeket plukken om op tafel zetten, dat fleurt de boel een beetje op. Ze liep de keuken in en wilde een schaar pakken. De vrouwen staarden nog steeds voor zich uit, alsof ze in een wachtkamer van een dokter zaten. ‘Ik zie het er van komen dat jullie nog een dag hier blijven. Kunnen jullie meehelpen in de keuken? Boerenomelet staat op het programma.’
‘Ik zal vanavond wel koken mevrouw,’ opperde Layla.
De anderen vrouwen opteerden voor het tafeldekken en de afwas.
‘Fijn. Heeft niemand buikpijn gekregen van het eten van gisteren?’
Layla knikte ontkennend.
‘Zijn jullie een beetje bijgekomen?’
‘Ja mevrouw. Het was heerlijk om niet meer op een harde vloer te moeten slapen en ons te kunnen wassen. Wat is het hier vredig.’
Elisabeth knikte en ging zitten. Behalve Layla, hadden Amira en Asha niet veel te melden. Net wilde ze de kleine Amira iets vragen toen de telefoon ging. ‘Ik spreek je zo weer.’ Ze stond op en liep naar het bureau van Alex.
‘Wilhelm hier. Je zit met een probleem hoorde ik. Wat kan ik voor je doen?’
Zo beknopt mogelijk vertelde ze over de vluchtelingen, het bezoek van Pavel, Robert en de burgemeester. ‘Het schiet op deze manier niet op. Ik zit met deze arme schepsels opgescheept en kon ze toch moeilijk weer in de container laten slapen…’
‘Tja, de asielprocedure moet op gang worden gebracht.’
‘Daar is de burgemeester volgens zijn zeggen al aan begonnen. Hoe snel gaat zoiets? Hebben jullie een opvangcentrum?’
‘Elisabeth, wie wil nu naar het arme Tsjechië komen. Nee, dat hebben wij helaas niet. Wanneer er bewijsmateriaal verzameld is, volgt een uitzettingsprocedure.’
‘Gaat dat lang duren?’
‘Eerlijk gezegd heb ik dat nog nooit op deze manier bij de hand gehad. Wel met misdadigers, maar die zaten al in de gevangenis.’
‘Je wilt mij toch niet vertellen dat er geen snelle oplossing is?’ Ze pakte een potlood en begon op een leeg blocnote vel bloemen te tekenen.
‘Elisabeth, de raderen der wet…’
Ongeduldig interrumpeerde ze: ‘Ja, hun tempo ken ik. Alex had het er af en toe ook moeilijk mee. Kun je bij benadering zeggen hoe lang?’
‘Toch gauw twee maanden.’
‘Verdorie…’ Ze smeet het potlood op het bureau.
‘Het spijt me. Kan ik verder iets voor jou doen?’
‘Laat maar Wilhelm, ik…’ Zwaar teleurgesteld legde ze de hoorn op de haak. Ze liep de keuken in en voelde dat de mensen begrepen dat ze iets gehoord had waarvan ze niet vrolijk was geworden. Zwijgend aten ze het ontbijt, waarbij Elisabeth het niet kon opbrengen een sprankelende conversatie op gang te brengen. Tegen het eind van het ontbijt leek het haar beter open kaart met de mensen te spelen. Ze begon over haar onbevredigende gesprek met Wilhelm. De angst voor het onbekende was op hun gezichten te lezen. ‘Heus, ik probeer echt om jullie zoveel mogelijk te helpen. Het parket in Brno zal de uitzettingsprocedure in werking gaan stellen.’
‘Dat neem ik niet. Ik laat me niet terugsturen,’ begon Cyrus.
‘Tut, tut, een uitzetting is altijd naar het land waarin jullie het laatste waren. Hoe reed de vrachtauto? Door Oostenrijk of kwamen jullie via Rusland hier?’
‘Hoe kunnen wij dat weten, we zaten in het donker,’ sprak Rashid, de kleinste man.
‘Of jullie moeten naar een gevangenis of jullie mogen hier blijven. Maar jullie moeten mij dan wel meehelpen, ik ben geen achttien meer.’
‘Gevangenis? Ik ben geen misdadiger. Dat pik ik niet,’ sprak Cyrus.
‘Cyrus, kalm een beetje, ik denk hardop. Dacht je dat het voor mij leuk was. Ik heb net mijn man verloren en had gehoopt hier even te kunnen bijkomen. Stel dat jullie inderdaad twee maanden moeten blijven, dan wil ik meer over jullie weten.’
De schonkige Cyrus bleef boos kijken. Ali wreef zich over zijn kin en Asha begon aan haar haar te draaien. Net toen ze dacht Robert hierover te gaan informeren, belde hij op haar mobieltje. Automatisch sprak ze Duits. ‘Robert, het laatste nieuws is niet zo fraai.’ Nadat ze hem op de hoogte had gebracht, hoorde ze hem in zijn agenda bladeren.
‘Ik kan het weekend wel komen. Reken niet voor vrijdagavond. Kan ik iets voor je meenemen uit Wenen?’
‘De post graag. Ik zal de conciërge bellen. Andere kleren kan ik jou niet vragen, ach de mensen hier verkleden zich ook niet. Hoe zit het met de afwikkeling van de erfenis. Heb je nog uitstel voor die krankzinnig hoge erfbelasting kunnen krijgen?’
‘Ja, ik heb al uitstel gevraagd. Een half jaar, meer niet.’
‘Maar je zou toch een bezwaarschrift indienen?’
‘Dat doe ik heus wel.’
‘Als het maar gauw gebeurt, want ik vertik het echt om die lui mijn centjes te geven.’ Elisabeth sloot haar ogen en vuurde een schietgebedje af dat het verbeteren van de wijn haar zou kunnen redden. ‘Groeten aan Berthe,’ wist ze nog net uit te brengen.
Hij gromde iets onverstaanbaars en hing op.
Wie weet kon Robert een creatievere oplossing kon bedenken voor het vluchtelingenprobleem; Wilhelm was zo vreselijk conservatief. Ze doodde de tijd met het onkruid wieden in het rozenperk. Bezig zijn met je handen was een prima manier om je gedachten te ordenen, alleen merkte ze dat deze in een kringetje bleven ronddraaiden. Tegen zeven uur hoorde ze een portier dichtklappen. Vast Robert, dacht ze en liep meteen naar buiten. Opgelucht dat hij er was, keek ze hem onderzoekend aan. ‘Je ziet er al een tijd slecht uit, is alles wel goed met jou?’ Ze zag dat hij een geeuw probeerde te onderdrukken.
‘Prima hoor.’ Hij sloeg zijn weekendtas over zijn schouder en gaf haar een kus. ‘Hier is je post.’
‘Fijn, dank je. Kwam je er met de auto gemakkelijk door?’
‘Ja, ik had een zakelijke afspraak net bij de ring.’
Ze ging hem voor naar Alex’ studeerkamer en legde het stapeltje op zijn bureau. Ze draaide zich om. ‘Robert, die kringen onder je ogen… ik maak me zorgen. Werk je te hard of is er iets anders? Ik dacht dat je vol lof was over je nieuwe stagiaire.’
‘Ja, David, geweldige vent. Toevallig half Afghaan.’
‘Zo?’
‘Vader is Oostenrijker en hij studeerde rechten in Wenen. Zijn moeder is arts in Kabul.’
‘Je ontwijkt mijn vraag. Jij kunt mij niet foppen.’ Ze boog zich naar voren en pakte zijn arm. ‘Kom, als ik kan helpen… je weet hoe zeer ik om jou geef.’
‘Ach, in ieder huwelijk zijn er wel eens strubbelingen,’ begon hij en haalde een denkbeeldig pluisje van zijn jasje.
‘Ik geloof dat het iets meer is dan strubbelingen, kom mee naar buiten; als je loopt praat het gemakkelijker.’ Terwijl ze hem meetrok hoorde ze hem fluisteren: ‘Berthe heeft een ander.’
‘Wat?’ zei ze en lachte spottend. ‘Sorry, voor deze reactie, maar ik zie haar niet als overspelige vrouw.’
Hij zweeg. Elisabeth gaf hem een kleine por. ‘Toe vooruit je moet dit toch aan iemand kwijt.’
Aarzelend ging hij verder: ‘Had ze zich maar kunnen aanpassen. Ze heeft het nooit prettig gevonden om gastvrouw te zijn als ik cliënten uitnodigde.’
Robert schopte een steen weg. ‘Ze is in de ban van Franz Bauer, de restaurateur.’
‘Die alternatieveling?’
Hij knikte.
‘En de kinderen?’ vroeg ze belangstellend.
‘Ze zijn bij hem ingetrokken.’
Hij stopte en steunde met zijn hand tegen de dikke plataan.
‘Wat spijt me dat. Ik zag al aan jou dat er iets mis was.’
‘Ach, we pasten eigenlijk nooit goed bij elkaar.’ Hij pakte een tak van de grond en begon die in stukjes te breken.
‘Nu je het zegt. Francesca…’
‘Hou op alsjeblieft over je dochter.’
Ze schrok van zijn barse toon en haalde licht haar schouders op. Zwijgend liepen ze verder, tot ze plotseling stil stond. ‘Wat ben ik voor een gastvrouw. Moet je niet iets eten?’
‘Geen trek.’
‘Kom nou, je moet goed eten. Ook al heb je problemen. Kom, ik kijk even wat er nog is.’
Ze liepen naar het slot en Robert liet haar voorgaan. ‘Kom verder. In de kamer van Alex staat de drank. Een glaasje gaat er vast wel in. Pruimenlikeur, zelf gestookt. Hebben we beiden wel nodig.’ Elisabeth pakte de fles en zocht een paar glazen. Robert nam de fles van haar over en kreeg de kurk er met moeite uit. Hij rook eraan. ‘Typisch huis gestookt.’
‘Ja, wie sprak er ook al weer van all things I like are immoral, illegal and fattening? Was dat Somerset Maugham of die Engelse homoseksuele schrijver?’
Beiden hieven het glas. ‘Op je geluk jongen… en, smaakt het?’
Ze wachtte zijn commentaar af. ‘Beter dan de wijn van Rosenburg zeker.’
Robert likte zijn lippen af en maakte een smakkend geluid.
‘Lekker hè? Jaren oud recept. Rudy kreeg dat van zijn grootvader. De oude distelleerketel doet het weer prima.
Na het derde glaasje zei ze: ‘Nu naar bed, anders is er niets meer over voor morgen.’
Beiden stonden op.
Elisabeth zakte prompt in elkaar. Ze voelde dat Robert haar opving. ‘Jezus, ik ben jaren niet dronken geweest.’
‘Je bent oververmoeid. Na Alex… nu die vluchtelingen, dat is gewoon teveel.’
‘Even liggen.’ fluisterde ze enkele keren terwijl ze voelde dat Robert haar op de chaise longue neerlegde. Ze hoorde dat hij een stoel er tegenaan aanschoof zodat ze er niet af zou vallen. Met een licht gevoel in haar hoofd probeerde ze rechtop te gaan zitten. ‘Layla, wat doe jij hier?’
‘Robert waarschuwde mij dat u was flauwgevallen. Ik heb even uw pols gevoeld.’
Elisabeth knipperde met haar ogen. ‘Het gaat wel weer, die pruimenlikeur…’
‘Rudy haalt de dokter,’ zei Robert en richtte zich tot Layla. ‘Kan jij bij haar blijven? Ik bel haar dochter even.’
Elisabeth hoorde Robert in haar agenda bladeren. Blijkbaar had hij Francesca meteen aan de lijn. Met een glimlach sloot ze even haar ogen. Ze hoorde de bestelauto al aankomen. Rudy droeg de dokterstas. Werner Müller had een behoorlijke kegel, maar was nuchter genoeg om een diagnose te kunnen stellen: hartruis door oververmoeidheid, net zo als Layla blijkbaar ook had gezegd.
‘Ik zal haar een injectie geven,’ sprak de arts. Terwijl hij de spuit in orde maakte, zag Elisabeth Layla berispend naar zijn trillende handen kijken.
‘Ik kan dat misschien beter doen,’ fluisterde Layla.
Ze zag de dokter verstijven.
‘Werner, deze mevrouw is zelf arts,’ zei Elisabeth zacht.
‘Goed, goed, ik laat het aan haar over. Ik zou best zo’n knappe assistente kunnen gebruiken.’
Ze sloot haar ogen en doezelde even weg. Ze schrok op toen ze Rudy met Werner over het knarsende grind naar de bestelauto hoorde lopen. Robert tilde haar op en droeg haar de trap op. Layla hielp haar met uitkleden. Meteen voelde ze zich slaperig worden.