‘Dijkstra, ruim je bureau uit en vertrek,’ sprak Emile Hardenbroek met een gebaar of hij een irritante vlieg wegjoeg.
Nick Dijkstra klemde zijn kaken op elkaar. Dat Emile het waagde om hem zonder een blik waardig te gunnen op straat te zetten… bakken had hij voor het havenbedrijf verdiend. Met grote passen liep hij naar zijn royale werkkamer met uitzicht over het water. Hij plofte neer in de mooie design bureaustoel. Steunend met zijn ellenbogen op de metalen armleuningen draaide hij peinzend rondjes om de schok te verwerken.
Tanja, de directieassistente kwam zonder kloppen binnen en zette met zweem van triomf een kartonnen doos op zijn bureau. Ze sprak geen woord, keek hem nauwelijks aan en vertrok met haar neus in de lucht. Blij dat hij zich aan de ouderwetse stelregel had gehouden: never sleep with your honey where you make your money. Hij keek haar laatdunkend na en vermoedde dat ze zich, met haar hoge hakken en haar laag uitgesneden truitje, nu op Hardenbroek ging storten.
Grommend begon hij zijn bureau uit te ruimen. Hij kwakte zijn oude agenda’s in de doos, pakte de zware presse-papier van zijn bureau en bedwong met moeite de neiging om deze tegen het raam te smijten.
‘Zo, dat is dat,’ gromde hij en gaf een schop tegen de onderste la die niet dicht wilde. Er zat iets klem. Na een tweede trap ging hij door zijn knieën en stak zijn hand in de la. Na enig gewurm lukte het hem om het klemzittende voorwerp in handen te krijgen. Hij stond op en streek het gekrulde kaft recht. Nostradamus, las hij. Vaag herinnerde hij zich dat hij dit boekje ooit als verjaarscadeau had gekregen. Nostradamus, was dat niet de man die het einde van de wereld had voorspeld? Boos gooide hij het boek in de kartonnen doos met persoonlijke spullen en stond op om te vertrekken. Hij gaf de dure bureaustoel een trap, zodat deze bleef ronddraaien.
Met de doos onder zijn arm opende hij de deurkruk van zijn kamer. Op de gang hield Tanja hem tegen. Als een verkeersagente maakte ze een stopbeweging en zei uit de hoogte: ‘Eerst even tekenen Nick. Je telefoon en de autosleutels graag. Vergeet ook de papieren van de leaseauto niet.’
Ze overhandigde hem een klembord met een ballpoint en hield haar hand vragend op. Tandenknarsend zette hij de doos op de grond om zijn mobieltje en de autosleutels uit zijn zakken te halen. Hierna pakte hij zijn portefeuille waarin hij al jaren de autopapieren had zitten. Zijn afkeer tegen haar, groeide met de minuut. In haar koele houding was geen sprankje hartelijkheid meer te bespeuren. Toen hij nog de grote mijnheer was met een vet salaris, stond ze te trappelen om met hem uit te mogen gaan. Geen centen, geen gevlei.
Zonder autosleutels voelde hij zich kaal.
Buiten hield hij een taxi aan. Op weg naar huis prees hij zich gelukkig dat hij nu niet aan een dure hypotheek vastzat zoals Edwin die vandaag ook ontslagen was. Edwin was jaren een goede vriend van hem geweest maar toen Edwin de schitterende flat, waarop hij een bod had uitgebracht, voor zijn neus had weggekaapt, keek hij hem niet meer aan. Hij was zo stom geweest om Edwin over deze flat te vertellen. Toen Edwin beweerde het koopcontract eerder getekend te hebben, waren hierover de nodige woorden gevallen. Zijn ongenoegen was op slag veranderd in opluchting.
De taxi stopte voor de deur van zijn flatingang. Hij zag de buren nieuwsgierig kijken. De kranten hadden vol gestaan over het faillissement en de inkrimping van zijn bedrijf. Het was zelfs gisteravond uitgebreid op de televisie geweest: Havenkoning moet inkrimpen, Hardenbroek neemt het over!
Binnen smeet hij de doos op de lage tafel in de zitkamer, waarbij het boek van Nostradamus op de grond terecht kwam. Nadat hij zijn jasje had uitgetrokken, zette hij zijn laptop aan. Hij deed zijn das af, ging zitten en zocht de website van zijn bank om zijn saldo te kunnen bekijken. Bijna een ton, las hij snuivend. Gelukkig was hij niet zo stom geweest om zijn bonus in aandelen te willen krijgen.
Met een fles whisky in zijn hand, struikelde hij over het boek en plofte languit op de bank. Liggend pakte hij het boek, wierp dit op de tafel, propte een kussen achter zijn hoofd, draaide de schroefdop van de fles open en nam een grote slok. Weldadige warmte vulde zijn slokdarm. Hij zuchtte en dacht, wanneer verging de wereld ook al weer, was dat niet 2017? Hij moest verzitten om het boek te kunnen pakken. Toen hij het in handen had, bladerde hij het door. Als die ouwe monnik gelijk had, moest hij er maar eens goed van gaan profiteren. Beter die rotcenten opmaken, de huur zo snel mogelijk opzeggen, alle spullen verkopen en een verre reis maken, spookte door zijn hoofd. Hij nam weer een flinke slok en begon nieuwsgierig te lezen.
Stel dat hij al zijn geld had verbrast, de wereld niet vergaan was en hij naar Amsterdam zou willen terugkeren, dan was er altijd nog het Leger des Heils.
Na de volgende slok bedacht hij dat hij dan een boek zou kunnen schrijven over zijn leven als dakloze: van riches to raggs. Hij moest er zelf om grinniken.
Hoe leger de fles raakte, hoe meer zin hij kreeg om zijn wilde plan te gaan uitvoeren. Vijf en dertig was hij nu. Gelukkig had hij zijn verstand niet verloren toen Tanja ettelijke pogingen had gedaan om hem te verleiden. Zijn ouders waren altijd met zich zelf bezig en mocht de wereld vergaan, dan zouden ook zij niet gespaard worden; al dacht zijn vader altijd dat hem nooit iets zou kunnen overkomen. God, wat zou die ouwe pisserig zijn als hij hoorde dat zijn oudste zoon ontslagen was. Geen succes hebben, paste niet in vaders systeem.
De drank begon te werken. Hij voelde zich heerlijk ontspannen. Hij krabde op zijn buik en kreeg trek in een knabbeltje. Zwaaiend liep hij naar de keuken en pakte een zak cashewnoten. Na twee pogingen kreeg hij de zak open.
Hij strompelde naar zijn slaapkamer, trok zijn dekbed van zijn bed en sloeg het om zijn schouders. Met moeite haalde hij de bank in de zitkamer, plofte neer en pakte de afstandsbediening van de tv.
Hij schopte zijn schoenen uit, trok het dekbed over zich heen en begon aan de noten.
Op het nieuws zag hij dat men elkaar in het midden Oosten nog steeds aan het afmaken was. De Grieken leken het nooit te leren om met geld te kunnen om gaan; piepen en zielig doen, bah. Na het achtuurjournaal spraken enkele journalisten over de gedwongen ontslagen bij het havenbedrijf waartoe de nieuwe directie was overgegaan. Het voldane gezicht van Hardenbroek die hautain verkondigde dat hij de zaak wel even zou redden, irriteerde hem enorm. Hij gooide de afstandsbediening naar het beeldscherm, maar miste.
De woorden van Nostradamus begonnen te dansen.
Op zijn buik sliep hij zijn roes uit.
De volgende morgen werd hij wakker door de telefoon. Het ding bleef maar rinkelen. Hij nam niet op maar toen het toestel voor de derde maal 12 keer was overgegaan, rolde hij van de bank en kroop naar het draadloze apparaat. Hij drukte het groene knopje in en hield het toestel tegen zijn oor.
Edwin was huilend aan de lijn. ‘Nick, kan jij mij een paar ton lenen, mijn flat staat al in de verkoop en ik ben blut.’
Hij sloeg zichzelf enkele keren tegen zijn kop. Was dat echt Edwin, vroeg hij zich af?
Edwin herhaalde zijn vraag. Nu was Nick klaar wakker. Edwin zat voor het blok en goed ook.
Hij brulde: ‘Sorry kerel. Ik ga mijn centen niet aan een stomme flat uitgeven. De wereld vergaat dit jaar toch en nu ben ik nog jong genoeg om van het leven te profiteren. Ga ook weg. Verlaat die rot flat van je, verkoop je dure bak en ga desnoods liften.’
‘Je bent dronken.’
‘Nou en? Ik wil genieten zolang het nog kan.’
‘Je hebt je verstand niet bij elkaar,’ hoorde hij Edwin snikkend zeggen.
‘Jawel Edwin. Nostradamus heeft het einde van de wereld zelf voorspeld.’
‘Kletskoek.’
‘Nee, de man heeft meer dingen geschreven die zijn uitgekomen. De wereld is toch een grote rotzooi geworden?’
‘Ach hou op.’
‘Edwin, vind jij de aarde zo schitterend met al die oorlogen, haat en nijd en het ikke, ikke syndroom.’
‘Je bent straalbezopen Nick.’
‘Ik zie het licht Edwin, het is binnenkort afgelopen met de aarde. De boel spat uit elkaar. Ik vertrek en heb geen zin meer om aan die klerezooi mee te doen. Ik ben nog nooit zo helder geweest.’
‘Wat ben je van plan Nick, de boel de boel te laten? Gebruik je verstand. Als jij blut bent, zie ik jou niet onder de bruggen gaan slapen.’
‘Wie had het over bruggen? Ik ga naar een ver warm land. Liever daar creperen dan in Amsterdam.
Zoek het maar uit in je dure flat Edwin. Ik ga ophangen, want ik heb nog veel te doen.’
Hij zette het toestel uit en liet een luide boer. Godzijdank had hij niet in zijn broek geplast. Hij stond op knappen. In de badkamer bekeek hij zijn zatte kop. Beter op de wc gaan zitten, anders breek ik nog een been, dacht hij. Zittend trok hij zijn verkreukelde broek en sokken uit. Hij schopte de rest van zijn kleren in een hoek en stapte onder de douche. Scheren doe ik niet meer, nam hij zich voor en zijn pakken kon hij mooi op EBay zetten. Hij droogde zich af en trok een kamerjas aan.
Hij liep naar de keuken, vulde zijn koffiezetapparaat met water en zette het aan. Plotseling schoot hem te binnen dat hij recent een lijst van al zijn spullen voor de verzekering had moeten maken. Die lijst kon nu mooi van pas komen voor de verkoop van zijn bezit. Weg met al die onnutte spullen!
Op blote voeren liep hij naar zijn zitkamer. Hij pakte de map met belangrijke papieren, en zocht het huurcontract van zijn flat en zijn verzekeringspapieren. Bingo, sprak hij tot zichzelf, dit heb ik allemaal niet meer nodig.
Voordat hij alle contracten wilde opzeggen, besloot hij om Nostradamus nog eens goed door te lezen. Was er haast bij om te vertrekken of kon hij beter nog even wachten?
Een stem fluisterde in hem, nu niet gaan uitstellen Nick.
Hij zette zijn laptop aan en liep naar de keuken waar hij een scheut koffie in het filter goot. Terwijl de koffie doorliep maakte hij een stapel boterhammen klaar. Uit de ijskast pakte hij een aangebroken pak sinaasappelsap, schudde het en dronk de inhoud met volle teugen op. Hij kneep het pak plat en smeet het in de pedaalemmer. Met het brood en de koffie liep hij richting laptop. Hij verschoof enkele papieren en zette zich in badjas achter de computer om meer over het einde van de aarde te kunnen opzoeken.
Jezus, 23 sptember 2017, las hij. Een zonnestorm en alle elektriciteit gaat naar de knoppen. Bovendien krijgen we vast een ijstijd. Op naar de warmte! De Maya’s hadden dit ook voorspeld en spraken over de zonnewende in de winter die op 23 september 2017 zou plaats hebben. Natuurlijk wisten die lui niets van elektriciteit, maar volgens hen zou de zon met de aarde in een lijn in het centrum van ons Melkweg centrum staan. Ja, ja, dat hadden die Indianen goed uitgerekend en nog wel zonder computer!
Hij leunde achterover, nam een slok koffie en propte een boterham naar binnen. Al kauwend scrolde hij verder op het internet. Andere wijsgeren hadden hun gedachten ook over deze zonnestorm laten gaan. Een handje vol profeten schreef over verstrekkende gevolgen. Er zou binnenkort een heel nieuw tijdperk aanbreken.
Nogal wiedes, dacht Nick. De mensheid weet niet meer wat hun prioriteiten zijn. De kloof tussen arm en rijk was gigantisch. Dat er al iets aan het veranderen was, bleek duidelijk uit de demonstraties en het omverwerpen van dictators die zich waanzinnig verrijkt hadden. Het volk en daarbij zeker de intellectuelen, pikten het niet meer dat de arrogante machthebbers er een potje van hadden gemaakt. Politici steunden arme landen, als dat land kostbare delfstoffen bezat voor het gewin en zo niet, dan lieten ze de bevolking creperen.
Nick kon zich daar tijdens een borrel af en toe goed kwaad over maken. Door Franse arrogantie was de Euro ons door de strot geduwd. Een vriend van zijn vader, die een hoge Piet bij een internationale financiële instelling was, had nog geprobeerd om de politici die de Euro wilden doordrukken, te waarschuwen. Ook de dreiging van de Islam was hem een doorn in zijn oog. Nick had niets tegen mensen met een andere geloofsovertuiging, maar hij vond het absurd dat hij zich in zijn eigen land moest aanpassen aan die poppenkast die door een stelletje suffe politici geaccepteerd en zelfs gestimuleerd werd, alleen maar om stemmen te winnen. Waarmee waren die lui bezig?
Tijdens de drie maanden dat hij met zijn jaarclub een wereldreis had gemaakt, hadden ze het allemaal prima kunnen vinden met de lokale bevolking.
Hij nam nog een slok koffie en vermoedde dat hij in de Caraïben vast elke dag een vers sapje kon krijgen en geen pakrommel met allerlei ingepropte E-rotzooi die je lever kon verpesten.
Als de wereld toch op het punt staat om te veranderen door natuurrampen, kan ik er beter vroeg bij zijn en mijn eigen wereldje creëren, dacht hij.
Het Caraïbisch gebied bleef bovenaan zijn lijstje staan. Even dacht hij aan Japan, vanwege het lekkere eten en de prenten die hij buitengewoon mooi vond, maar met de kernrotzooi, leek dat hem geen slimme keuze. Australië viel ook af. De kust was hem te duur en het binnenland veel te warm.
Ja, op naar een van de eilandjes, zoals Guadeloupe of les Isles Saintes en stel dat het feest van de grote knal toch niet zou doorgaan, dan kon hij daar lekker lang en goedkoop leven. Hij sprak Frans dus zou een van die eilandjes, als het vol zou gaan worden op de plekken waar Engels werd gesproken, een prima keus zijn. Bananen groeiden daar zonder elektriciteit. Het was nu bijna februari; maar beter meteen een vliegreis boeken.
Een huisje zoals hij voor ogen had, was niet te koop voor het internationale publiek. Wie weet zou hij ter plekke een optrekje van een van de eilandbewoners kunnen kopen of huren. Op vakantiefoto’s van vrienden zagen die gekleurde huisjes aan het water, er best aantrekkelijk uit. Een bootje voor de deur en wat zou hij nog meer willen? Overleven op een klein eiland in een hut van bananenbladeren paste bovendien meer in zijn budget, dan eenzaam in een dure villa waar allerlei alleenstaande vrouwen op af zouden komen.
Hij merkte dat hij nog steeds razende honger had en pakte nog een boterham. Hij veegde zijn handen af aan zijn kamerjas en pulkte de resten brood uit zijn tanden en leunde voldaan achterover.
Op een kladje schreef hij een tekst voor een advertentie. Hij las de woorden enkele malen door, en verscheurde het; niet pakkend genoeg.
Hij bladerde de gele gids door. Beter zelf een advertentie op marktplaats zetten? Hij smeet de gele gids op de grond en ging het internet op. Hij scrolde door gelijksoortige advertenties in de afdeling aangeboden en daarna bekeek hij de kant van deze site met gevraagd.
Het lijkt of de hele wereld van zijn spullen af wil, dacht hij en klikte op enkele advertenties om die beter te gaan bekijken. Gratis afhalen, zou altijd wel lukken, maar dat vond hij weer zonde van zijn spullen.
Hij was zo druk bezig geweest, dat het vijf uur was voor hij het wist. Zijn voeten voelden ijskoud aan. Hij liep naar de badkamer, pakte een krukje en ging voor de douchebak zitten. Het rubber stopje was al jaren zoek, dus zette hij de handdouche aan en verwarmde hiermee zijn voeten. Hij rommelde in een la naar dikke sokken. Op kousenvoeten schuifelde hij naar de keuken en zocht in de ijskast naar iets eetbaars. De eieren die hij daar zag, kon hij gaan bakken. Morgen zou hij zich wel weer eens aankleden om inkopen te gaan doen.
Nauwelijks zat hij weer achter zijn bureau, of de deurbel ging. Verbaasd keek hij op. Het bellen hield aan en met tegenzin liep hij naar de voordeur. Robert Van Nierop, de bedrijfspsycholoog stond op de stoep.
‘Zo, komen jullie mij terughalen? Heeft die nieuwe baas Hardenbroek lui nodig die zich voor een fooi uit de naad werken?’
Van Nierop keek ernstig en vroeg, ‘Mag ik binnenkomen?’
Nick haalde zijn schouders op en liet de man binnen.
Hij zag dat de psycholoog de lege fles al gezien had.
‘Een borrel zit er niet meer in. Waarom kom je in godsnaam langs?’
‘Ga zitten,’ sprak Robert ernstig.
‘Wel ja, in mijn eigen huis nog wel, bof ik even,’ antwoordde Nick spottend en plofte neer op de bank. Hij slingerde zijn voeten op de lage tafel naast het boekje van Nostradamus.
De man schraapte zijn keel en begon, ‘Ik moest even kijken hoe het met je gaat. Edwin Sanders heeft zojuist zelfmoord gepleegd.’
Nick sloot zijn ogen en sloeg beide handen voor zijn gezicht. Met gesmoorde stem zei hij: ‘Vanmorgen vroeg belde Edwin mij op en vroeg om een lening. God, had ik hem maar kunnen helpen.’
Nick voelde de hand van de psycholoog op zijn arm.
‘Nick, maak je geen verwijten, de schulden van Edwin bedroegen meer dan een miljoen en ik neem aan dat jij dit bedrag toch niet aan hem had kunnen lenen.’
‘Wat? Zo hoog?’ zei Nick en draaide zich verbaasd naar de psycholoog.
‘Ja, helaas. Je collega had op de beurs gespeculeerd en dat is fout gegaan. Bovendien had hij zijn bonus in aandelen van de zaak gekregen.’
‘O Jezus, de aasgieren,’ liet Nick zich ontvallen en terwijl hij Robert doordringend aankeek ging hij nijdig door: ‘en nu willen ze zeker weten dat er niet nog meer ontslagen medewerkers zelfmoord zullen plegen. Dat schaadt de goede naam van Hardenbroek zeker. Wat kom je hier doen, mijn handje vasthouden? Moet ik zwart op wit zetten dat ik niet uit het raam ga springen?’
‘Edwin is niet uit het raam gesprongen. Hij heeft zich voor de trein geworpen,’ zei Robert kort.
‘Nou als het voor mij einde oefening is, vertrek ik liever. Jullie zullen over enkele maanden merken dat het hier toch is afgelopen.’
De psycholoog had het boekje van Nostradamus gezien. Hij wilde het oppakken, maar Nick was hem voor.
‘Dat gaat je geen bliksem aan. Laat Hardenbroek mijn twee maanden salaris maar snel overmaken.’
‘Dat is al gebeurd Nick. Mocht je hulp nodig hebben, dan mag je mij altijd bellen.’
‘Kerel, zie ik eruit of ik bij de pakken neer ga zitten?’
De psycholoog zat met de mond vol tanden.
‘Ik wil met die hele klerenzooi niets meer te maken hebben. Ik heb mij jaren rot gewerkt en altijd is mij het maiskolfje voorgehouden. Ezeltje spelen ligt mij blijkbaar niet.’
‘Maar Nick, met jouw capaciteiten moet je je leven toch niet vergooien?’
‘Wat is vergooien man? Ik kijk wel uit om weer elke dag te worden afgeblaft. Ik kan beter lekker in de zon aan een strandje gaan liggen. Ga maar naar de slapjanussen die jou steun wel nodig hebben,’ snauwde hij.
Van Nierop stond op.
‘Sorry, je bedoelt het goed, maar ik heb mijn buik vol van die toko,’ zei Nick.
‘Je denkt toch niet dat de wereld echt zal vergaan? Je moet niet alles geloven wat Nostradamus heeft geschreven.’
‘Kerel, laat Nostradamus hier even buiten ja?’ zei Nick en pakte de man bij zijn arm om hem naar de voordeur te loodsen.
Hoofdschuddend, dat hij niet tot Nick had kunnen doordringen, verliet de man het pand.
Psychologen…, dat gezever was niets voor hem. Hij lachte schamper. Weg uit het kikkerland en zich door niets en niemand meer laten tegenhouden was zijn devies.
Hij trok een boxershort aan en pakte een kasjmier trui, een kerstcadeau van zijn moeder uit de kast. Hij trok de trui aan en rommelde net zolang in zijn klerenkast tot hij zijn oude laarzen had gevonden. Snel viste hij een spijkerbroek uit de wasmand. Nadat hij gezien had dat er nog voldoende koffie was, pakte hij zijn huissleutel en ging op pad.
In de buurtwinkel was het nieuws van Edwins dood het gesprek van de dag. Enkele klanten keken hem meewarig aan, maar durfden hem niets te vragen. Hij had geen zin om over Edwins daad te discussiëren, al moest hij de neiging onderdrukken om hen, Ik ben nog niet dood hoor, toe te roepen.
Hij pakte enkele pakken sinaasappelsap uit het schap en gooide een biljet van 10 Euro op de toonbank. Met de aankopen onder zijn arm liep hij naar zijn flat. Uit de postbox stak een brief die hij er met zijn mond uittrok. Hij gluurde door de opening; zo te zien de enige post. Binnen scheurde hij de enveloppe open. Het was zijn laatste bankafschrift waarop hij twee maanden extra salaris ontdekte. Zo, ze waren dus al eerder van plan om mij te lozen, spookte door zijn hoofd. Hij kon zich er niet meer kwaad over maken. De wereld zou toch vergaan en hij ging naar een warm eiland. Niemand kon hem daarvan afhouden.
Hij besloot om de rest van de dag geen druppel alcohol meer te drinken. Om zijn spullen goed te kunnen verkopen, moest hij helder zijn. Hoeveel mensen van zijn niveau er gisteren ontslagen waren, kon hem nu niets meer schelen. Laten ze maar stikken dacht hij. Hoe minder mensen weten dat de wereld zal ophouden met draaien, hoe beter; anders zou het wel eens erg druk kunnen worden op de Caraïben.
In de warme landen zag je nooit een chagrijnig gezicht, terwijl hij alleen maar ontevreden smoelen zag wanneer hij door de PC liep, op zoek naar een duur zakenpak dat door een onverschillige of vleiende verkoper met powerdressing werd aangeduid.
‘Kijk hier hangen de maatpakken, uw uitstraling komt nog beter uit met powerdressing,’ had hij een keer te horen gekregen. Hij was in lachen uitgebarsten en had de verkoper verbluft achtergelaten.
Ook hij had zich laten inpalmen met dure kleding, terwijl hij met zijn prima figuur best bij C&A had kunnen slagen. Wat was ik een snob, dacht hij. Op naar het palmenstrand, waar je aan twee bermuda’s en een dekentje tegen de kou genoeg had.
Twee maanden later zat hij op Schiphol met een ticket naar Antigua.
Bij de incheckbalie hadden ze raar opgekeken toen hij alleen handbagage liet zien.
‘Hebt u uw koffer niet vergeten?’ vroeg het meisje bezorgd toen ze de boardingpas overhandigde.
‘Mijn privéchauffeur staat met 20 koffers klaar,’ grapte hij.
De mond van de grondstewardess viel open. Ook al geen gevoel voor humor, dacht hij en liep langs de taxfree winkels.
Travelling light, placht zijn moeder dit te noemen. Zijn ouders hadden sceptisch gekeken toen hij afscheid van hen had genomen.
De vlucht duurde lang en hij werd moe van het nietsdoen. Naast hem zat een zwarte man ontspannen te slapen.
Nick bekeek een stomme film en viel daarvan halverwege in slaap.
Hij werd met een schok wakker door het rinkelende karretje in het gangpad. Zijn zwarte buurman vroeg een whisky.
‘Voor mij ook graag, een goed idee,’ zei Nick.
‘Cheers,’ zeiden beiden tegelijk
‘Op vakantie?’ vroeg de man.
‘Min of meer,’ antwoordde Nick.
De man knikte.
‘Moet u nog verder?’ vroeg Nick.
‘Ja,’ zei de man en draaide het glas rond zodat de ijsblokjes tinkelden.
‘Waar gaat u heen als ik vragen mag?’ vroeg Nick.
‘Canouan,’ antwoordde de man.
‘Mooi zeker.’
‘Schitterend! Moet u beslist eens bezoeken.’
‘Ik heb alle tijd. Vindt u het gek als ik met u mee ga?’
De man keek hem aan en zei: ‘Helemaal niet.’
Nick stelde zichzelf voor en vertelde over zijn ontslag.
‘Ik heb mijn hele hebben en houwen verkocht. Leven op een klein eiland in een eenvoudig huisje met een bootje voor de deur lijkt mij ideaal.’
De man grinnikte.
‘Mijn naam is Nick Dijkstra, 35 en ongehuwd.’
De man gaf hem een hand. ‘Pete Woodstock, schrijver, 40 en gescheiden. Op het eiland is een vliegveldje en er is internet. Rijk word ik niet van mijn schrijverij, maar ik ben met weinig tevreden. Mijn zuster heeft een B&B.’
‘Wat deed u in Londen, als ik vragen mag?’
‘Ik bezocht mijn uitgever.’
‘Had u een nieuw boek af?’
‘Ja. Zeg maar Pete. Ik heb een manuscript verkocht en verder heb ik daar enkele tentoonstellingen bezocht en een beetje rondgekeken.’
‘Ik was marketing manager bij een groot havenbedrijf in Amsterdam en schrijven deed ik veel, al waren dat hoofdzakelijk rapporten.’
‘Hard werken zeker,’ zei Pete meer bevestigend dan vragend.
Toen het vliegtuig stil stond zette Pete zijn mobieltje aan. Nick hoorde hem in het Engels zeggen: ‘Cyrus, nog een klant voor straks.’
Hij klapte zijn gsm dicht en lachte. ‘Dat is geregeld. Is dat al je bagage?’
‘Ja, twee bermuda’s en mijn laptop.’
Nick liep achter Pete aan. Hij zag een zwarte man in een witte overall vol smeerolievlekken bij een klein vliegtuigje staan. Zou dat oude ding kunnen vliegen, vroeg Nick zich af.
Pete zag zijn blik en zei: ‘Maak je geen zorgen Nick, Cyrus is de beste mecanicien van de Grenadines.’
Cyrus stak zijn hand uit. ‘Welkom aan boord.’
De zorgeloosheid van Pete werkte aanstekelijk. Dit was echt avontuur om zomaar met wildvreemde mensen aan te pappen en met hen mee te gaan. Zouden ze hier iets over de ramp op 21 december vermoeden? Zo te zien zat iedereen hier goed in zijn vel.
Nick vroeg hoe hij kon betalen, maar Pete wuifde dat weg en zei lachend: ‘Cyrus vliegt toch en mijn zus Emmy verdient genoeg aan jou als jij voorlopig bij haar intrekt.’
Enige weken geleden zou hij er niet aan gedacht hebben om zo in het leven te springen, maar nadat hij Nostradamus uit had en veel op internet had gesurft, was hij door de vele commentaren van gedachten veranderd.
Pete wees het eiland aan. Het zag eruit als een oude kapotte laars. De landingsstrip leek aan het eiland te zijn vastgeplakt. Het vliegtuigje dook naar beneden en Cyrus sprak door een microfoon met de mensen van het vliegveld om te vertellen dat hij wilde landen.
Na een keurige landing taxiede Cyrus het vliegtuigje tot vlak bij de verkeerstoren. Met een zwaai namen ze afscheid van Cyrus, die al weer druk op zijn mobieltje stond te kijken of er nog boodschappen voor hem waren gekomen.
‘Zo daar staat mijn auto,’ zei Pete en viste een sleutel uit zijn zak. Hij liep op een oude Jeep af en met een gebaar dat Nick kon instappen, startte hij het voertuig.
Nick genoot van de rit over het eiland en zag Pete goedkeurend knikken. Hij stopte even later bij een schitterend huis dat uitzicht bood over de baai.
‘Jezus, dit is een luxe Lodge,’ riep Nick onthutst uit.
‘Valt het je tegen?’
‘Nee, maar dit is geen B&B, zoals ik gedacht had.’
‘Je leeft maar een keer!’
‘Dat is waar.’
‘Kom, ik stel je mijn zus voor.’
Een knappe jonge vrouw kwam al aanlopen.
‘Hi Pete, succes gehad in Londen? Wie heb je meegebracht?’
‘Een gast Emmy. Dit is Nick Dijkstra uit Holland. Je hebt vast wel een huisje voor hem.’
Emmy nam hem op, stak haar hand uit en zei: ‘Welkom, je kunt hier tot november blijven, daarna ben ik volgeboekt.’
Nick keek om zich heen en bewonderde de smaakvolle inrichting.
Emmy gaf hem een sleutel en wees naar een huisje.
‘Neem nummer vijf maar, dat heeft het mooiste uitzicht.’
Terwijl Nick met zijn bagage naar zijn onderkomen liep, hoorde hij Pete enthousiast over zijn contact met de uitgever spreken.
Nick opende de deur en zag dat dit zeer royaal van afmeting was. Een deel had zelfs geen glas. Hij inspecteerde de badkamer en rekte zich uit. Het leven was zo slecht nog niet. Hij prijsde zich gelukkig dat hij zijn laptop had meegenomen en dacht, voor straks, of als ik mij ooit verveel.
Hij trok zijn Bermuda’s aan en plonsde in het zwembad.
Na enkele baantjes, liet hij zich in een van de luie ligbedden zakken en viel prompt in slaap.
Hij schrok wakker van een schaduw over zijn gezicht.
Pete stond naast hem, maar door het felle zonlicht had hij hem niet meteen herkend.
Hij wreef zijn ogen uit en vroeg: ‘Is er wat?’
‘Ja Nick, borreltijd.’
Hij zag dat Pete zich ook in zwemtenue had gestoken.
Nick keek op zijn horloge en zei: ‘Nou, ik heb uren geslapen. Ik kom eraan. Zeg, heeft je zus verder geen gasten?’
‘Gelukkig wel, hoor. Eigenlijk zijn alle 5 huisjes verhuurd, maar de rijke Rus die dit voor drie maanden betaalde, komt sporadisch.’
‘Trouwens over betalen, ik heb een creditcard.’
‘Je kunt mijn zus het eten en je drank betalen.’
‘Ik hou er niet van om te profiteren. Zeg, hoe moet dat als die Rus plotseling aankomt? Stuurt hij dan een bericht?’
‘Soms niet, maar als jij in die kamer van je zit, zeg ik gewoon dat jij de klusjesman bent.’
Nick trok zijn wenkbrauwen op.
‘Hoogst waarschijnlijk komt de man toch niet.’
‘Oké, als jij het zegt…’
Hij liep achter Pete aan. Op het terras van het hoofdhuis stond een uitgebreide borrel klaar. Voordat Nick een whisky aannam begon hij: ‘Emmy, ik ben jullie erg dankbaar dat ik hier kan logeren, maar ik ben niet van de armen. Om het even duidelijk te stellen: wat ben ik jullie schuldig?’
‘$25 per dag voor het eten en de drank. Verder echt niets. Pete vertelde zeker al over onze Russische klant. Heus ik kom niets tekort en we vinden het alleen maar gezellig dat jij er bent.’
Nick zuchtte. ‘Ik kan het nauwelijks geloven.’
‘Dit zijn de Caraïben man,’ zei Pete en hief het glas.
Nick ontspande zich. ‘Ik geniet hier. Een andere vraag: Kan ik een auto huren? Jullie weten dat ik een bootje en een huisje wil kopen.’
‘O, geen probleem. Je kunt met mij meerijden als ik naar de stad ga.’
Weken gingen voorbij. Telkens als Nick Pete vroeg wanneer hij naar de stad wilde gaan, kreeg hij een ontwijkend antwoord. Het aangevoerde excuus klonk logisch, maar toen Nick alleen maar excuses te horen kreeg begon hij het gedrag van Pete, hoe aardig hij ook overkwam, vreemd te vinden.
Op een nacht voelde hij dat er iemand bij hem in bed kroop. Zijn nekharen gingen recht overeind staan en hij durfde zich niet te bewegen. Plotseling voelde hij een sliert lange haren in zijn gezicht. Hij knipte het bedlampje aan en keek verbaasd naar een bijzonder knappe blonde vrouw.
‘Wow,’ was het enige dat hij kon uitbrengen. De vrouw begon in het Russisch tegen hem te spreken.
‘Ik begrijp dat jij Russisch spreekt, maar ik versta er geen woord van.’
‘Wat doe jij in mijn bed,’ vroeg ze in het Engels.
‘Nou nog mooier, wat doe jij in het mijne!’
‘Mijn broer heeft alles afgehuurd.’
‘Dat had ik begrepen, maar omdat dit toch leeg stond, mocht ik van Pete hier zolang intrekken.’
‘Hoepel op,’ zei ze en Nick vond het verstandiger om te vertrekken. Hij pakte zijn laptop en zijn spullen en deed deze in zijn tas, blij dat hij zo weinig had meegenomen.
‘Niets vergeten?’ hoorde hij haar zeggen toen ze hem hautain aankeek terwijl hij zijn schoenen aantrok.
‘Nee. Het was een genoegen om zo gezellig gepraat te hebben,’ zei hij sarcastisch.
Hij vertrok richting strand en besloot richting Zuid te lopen, waar het vliegveld was.
Nadat een uur lopen vond hij in het maanlicht een verlaten strandcafé, waar hij zijn tas neerzette en in slaap viel.
Enkele weken later had hij eindelijk zijn huisje en bootje gekocht. Op het verlaten strandje stonden drie huisjes die bewoond werden door oude eilandbewoners. Pete en Emmy leken van de aardbodem te zijn verdwenen en het leek hem beter om geen contact te zoeken, al miste hij hun gezelschap wel.
Het werd september… de 23ste naderde al ras. Hij zat regelmatig in een internetcafé waar hij de toestand in de wereld bekeek en van waar hij summiere berichten naar zijn ouders zond.
De mensen leken zich niet erg druk te maken over het einde van de wereld zag hij. Plotseling kwam hij op een site waar hij las dat een groep mensen zich hierover wel degelijk zorgen maakten. De Caraïben zou de enige plaats zijn waar de kans op overleving nog redelijk was als de Amerikanen en de Noord Koreanen met elkaar in de clinch zouden raken.
Hij zat gefascineerd te lezen en begreep dat een Russische oligarch iets wilde organiseren. Hij vroeg zich af of dat dezelfde kerel met de knappe zus zou zijn, maar zette deze gedachte snel opzij. Bloedmooi, maar wat een bitch.
Na een simpel maal, liep hij met zijn laptop terug naar zijn oude kleine vissershuisje.
Intussen was hij begonnen Om zijn ervaringen op te schrijven. Als Pete kon schrijven, waarom zou ik het dan niet kunnen?
Echte vrienden had hij nog niet gemaakt. De vrouw van de eigenaar van het strand café zag hem wel zitten. Haar man was een stevige vent, zodat hij er maar niet aan begon. Verschillende jonge vrouwen die hier als toerist waren hadden zijn bed gedeeld, maar de vonk was nooit overgesprongen. Voor beiden was het een simpele daad om elkaar te bevredigen geweest.
Vandaag was het 23 september wist hij. Hij kreeg de kriebels en begon onrustig aan een strandwandeling. Hij lette extra op het gedrag van de vogels. Plotseling begon het te hagelen. Hij was binnen de kortst mogelijke keren kleddernat. Tropische regenbuien waren niets nieuws voor hem, maar de hagel begon pijn te doen. Hij rende snel naar zijn optrekje en trok de deur achter zich dicht. Het begon te stormen en de voordeur sloeg open. Hij moest de deur met beide handen vasthouden en kreeg hem nauwelijks dicht. Eindelijk lukte het hem om de deur aan de binnenkant met een metalen buis te vergrendelen. Hij hoorde glasgerinkel en zag dat zijn oude buurman door de lucht vloog. Het zou gekkenwerk zijn om naar buiten te lopen, want dan zou hij het ook niet overleven. Vlug trok hij zijn natte kleren uit, droogde zich snel af en trok de warmste dingen aan die hij bezat. Een bliksemschicht verlichtte het eiland en hij kon zijn ogen nauwelijks geloven toen hij een onderzeeboot op het strand zag afkomen. Met een zwaai vloog het gevaarte uit het water en belandde op het strand. Terwijl hij nog stond te kijken ging de klep open en zag hij de blonde schone tevoorschijn komen. Hierna hielp ze een man om uit de onderzeeboot te komen. Nick zag dat de kerel onder het bloed zat. Beiden strompelden naar zijn huisje en klopten aan. Hij kon het niet over zijn hart verkrijgen om niet open te doen.
Hij haalde de grendel van de deur en zag het verbaasde gezicht van de jonge vrouw. Ze kuste hem vurig en zei…
Ja, wat ze zei dat zou hij nooit te horen krijgen.
Iemand schudde hem wakker. Hij keek verbaasd op.
‘Mijnheer u moet uitstappen, uw interne vlucht naar de Caraïben vertrekt over 5 minuten. Haast u.’ Het was de zwarte man Pete, die als purser gekleed naast hem stond.