• RECENTLY PUBLISHED

Annemarie Enters

~ PUBLISHING, WRITING, PIANO, PORCELAIN PAINTING, PHOTOGRAPHY

Annemarie Enters

Monthly Archives: February 2022

HET DIERENPENSION

16 Wednesday Feb 2022

Posted by annemarieenters in Uncategorized

≈ Leave a comment

Al kon ze dit telefoontje elk moment verwachten, toch gaf het bericht haar een schok. Ze bekeek haar agenda, zag geen afspraken en reed naar haar ouderlijk huis. Brenda, de zwarte hulp deed met een bedrukt gezicht open. Willemijn keek om de hoek de kamer in. Pa zat er nog net zo bij. Hij leek een dutje te doen. Ze trok haar jas uit en ze knikte de jonge vrouw die haar vader de laatste maanden verzorgd had vriendelijk toe.
‘Uw vader…’
‘Je schrok zeker toen je vanmorgen binnenkwam.’
‘Ja, mijnheer zat gisteren nog vol grapjes.’
‘Ach Brenda, bijna 100. Het zat eraan te komen. Een hartstilstand is voor hem een mooie dood.’
Brenda liep naar de keuken, Willemijn hoorde haar met het koffiezetapparaat rommelen. Het wachten was op de dokter voor de overlijdensverklaring; weer nodig voor de acte van erfrecht. Waarschijnlijk zou zij als oudste dochter de taak krijgen om de boel te regelen, al had pa dat nooit met zoveel woorden gezegd.
Haar blik ging door de kamer. Een gigantische troep. Pa deed nooit iets weg en sinds de dood van haar moeder was het huis helemaal dichtgeslibd. Stapels kranten, waar naar zijn zeggen een interessant artikel instond dat hij wilde herlezen, waar toch nooit iets van kwam, rezen als paddenstoelen van de grond.
Willemijn belde haar middelste zus Anneke. Meteen bood zij aan om te komen helpen met opruimen. ‘Je bent ook de jongste niet meer Willemijn,’ deed haar beseffen dat zij nu de oudste van de familie was.
In Sydney nam Alice meteen op met de woorden: ‘Jezus, weet je wel hoe laat het hier is?’
‘Pa is net overleden, dat wilde ik je even zeggen. Kom je over voor de crematie? We moeten ook nog naar de notaris.’
‘Oh jee. Is het huis nog iets waard?’ begon haar jongere zus. Willemijn kreeg de neiging om de telefoon op de haak te gooien. Altijd aan centen denken.
‘Meid, ik ben wel eerlijk. Jij kunt ook best een tonnetje gebruiken toch? Pa kreeg zijn centen van opa en ma zat er, nadat haar ouders waren overleden, best warmpjes bij.’
Willemijn keek ongeduldig op haar horloge. Kwam die dokter nu maar, dan kon ze verder. Zitten wachten was niets voor haar; blijkbaar verleerd door alle tijd die ze aan pa had besteed, waarbij ze zijn grillen op de koop toe had genomen.
Al kon pa nauwelijks meer lopen, hij was nog goed bij. Elke ochtend las hij de financiële pagina van de Telegraaf en bekeek de koersen. Hij wist dondersgoed hoeveel zijn portefeuille waard was, al liet hij het bellen met de bank om zijn orders te laten uitvoeren door zijn doofheid aan haar over.
‘Jij bent toch gescheiden en je zoon is zelfstandig, dus…’ was zijn argument om haar voor zijn karretje te spannen.
Met een glimlach pakte ze de koffie aan en zei: ‘Brenda, jij neemt toch ook?’
De donkere vrouw lachte verlegen. ‘Ik dronk elke morgen koffie met mijnheer… ik zal hem missen. Hij had altijd een vriendelijk woord en… oh, daar zal de dokter zijn.’
Brenda had de auto al gehoord.
Meer dan een blik op haar vader werpen deed de dokter niet.
‘Ik was vorige week nog bij hem. Hartfalen. Mooie leeftijd. Mijn condoleances. Hij had het er nog over dat u alles zou regelen.’
Willemijn knikte en wees op het bureau van haar vader.
‘Hij had alles al op schrift gezet. Crematie en bijzetten naast moeder.’
De dokter bromde goedkeurend, overhandigde haar de overlijdensverklaring, gaf haar een hand en vertrok.
Ze haalde de map uit het bureau, belde de begrafenisondernemer en vroeg de notaris te spreken.
Toen haar moeder 15 jaar geleden was overleden, had pa alle instructies van moeder opgevolgd. Ma was een harde geweest. Altijd regelen, zelfs haar eigen dood. Toen de kanker terug kwam, vertikte ze het om zich te laten behandelen.
Dinsdag wil ik dood, ze hoorde het haar nog zeggen. Ma had afscheid genomen en wachtte op het fatale spuitje. Toen die dinsdag ochtend aanbrak wilde de verpleegster haar geen spuitje geven.
‘Dat zullen we even zien, niets ervan, het is afgesproken, bel jij de dokter maar,’ riep haar moeder boos. Ze kreeg haar zin. Ze had pa voorgehouden niet te gaan zitten treuren en dat had hij braaf ook niet gedaan.
Willemijn kon de centjes best gebruiken, want na haar scheiding was het niet vetsoppen. Vreemd dat pa, die altijd op de belasting zat te kankeren nooit eerder giften aan zijn dochters had gedaan. Ze kende de belastingtarieven. Zonde om zoveel te moeten betalen.
Brenda stak haar hoofd om de hoek en vroeg of ze nog iets kon doen.
‘Ga maar Brenda. Heel veel dank wat je voor mijn vader hebt gedaan. Over een uur komt de begrafenisondernemer. Ik heb je adres en stuur je een kaart.’
‘Graag mevrouw, ik wil nog even afscheid van mijnheer nemen.’
Ze liet Brenda uit en ging naast haar vader zitten. Hij zag er helemaal niet dood uit. Het leek net of hij elk moment iets kon gaan zeggen. Ze pakte een zakdoek en moest even huilen.
Natuurlijk dacht ze aan de erfenis. Ze gniffelde en dacht aan de woorden die haar vader vroeger zei als zij of haar zusjes vervelend waren geweest. ‘Als jullie niet ophouden met kibbelen, vermaak ik al mijn geld aan het dierenpension.’
Hij was dol op zijn honden geweest en de dieren hadden het daar zalig gevonden als hij met moeder op reis ging.

De begrafenisondernemer kwam met een busje.
‘Gaat u maar even de kamer uit mevrouw, dit is geen prettig gezicht. Hebt u al kleren klaarliggen voor in de kist? Straks zoeken we de kist uit.’
Ze liep naar boven en zocht zijn beste pak uit. Beneden zag ze dat het lichaam van haar vader al weg was. De deur van het busje ging net dicht.
‘Zo, mevrouw, mijn condoleances. Ik heb hier een aantal voorbeelden waaruit u een keuze kunt maken.’
‘Mijnheer, mijn vader heeft alles al op schrift staan, tot de rouwadvertentie toe, behalve de datum natuurlijk.’
‘Dat vergemakkelijkt de zaak mevrouw. Weet u al in welke kranten?’
Ze zag de tarieven en riep: ‘Zoveel? Dat adverteren kost een vermogen! Belachelijk, doet u maar een achtste pagina.’
‘Zoals u wilt mevrouw.’

Ze hoorde Anneke met haar aftandse Range Rover aankomen. Zij zou nu mooi een nieuwe bolide kunnen kopen.
Anneke omhelsde haar. Ze zette haar grote tas neer en pakte een schort.
‘Laat dat maar, we moeten toch eerst horen wat zijn testament inhoudt.’
Anneke bekeek de kamer, liep naar de keuken waar de koffie nog warm stond en kwam met een dampende Wedgwood kop de kamer in. ‘Wat een troep. Denk je dat we 500 vangen voor het huis in deze staat? Niemand heeft meer zin in gedoe van een verfbeurt of een verbouwing. Die keuken… en de badkamer… oeroud. Dat wil geen hond meer.’
Willemijn schoot in de lach.
‘Weet je nog dat pa dreigde ons te onterven als we weer eens vervelend waren geweest?’
‘Natuurlijk, alles zou dan naar het dierenpension gaan.’
‘Zeg wanneer komt Alice?’
‘Ze moet eerst een ticket regelen.’
‘Ik ga toch maar eerst de bedden verschonen, dan kunnen we hier met ons drietjes slapen.’
Willemijn liep met Anneke naar boven, waar Anneke een gebaar met haar vingers maakte: ‘Heb je al enig idee…?’
‘Nee, pa wilde nooit dat ik erbij zat als de notaris kwam. Idioot natuurlijk, tenzij hij een buitenechtelijk kind heeft. Je wist toch dat oma in zonde geboren was? Dat hoorde ik later pas.’
‘Gut, ja en ze deed zo vreselijk chic.’
Ze stonden met een stapel lakens te gieren van de lach, net zoals vroeger.
‘Weet je wel hoeveel hij had?’
‘Ja, geen fortuin. Acht ton. Het huis brengt hopelijk vijf op, maar daar moeten we niet op rekenen, de tuin is een wildernis. Dan die klote belasting. Als we schoon twee ton in onze handjes krijgen, mogen we blij zijn. Het meubilair is niets meer waard. Wie wil nog antiek? Zag je hoe versleten het bankstel is? De zitting van pa’s bureaustoel is helemaal door. Hij was te krenterig om dit te laten repareren. Hij kocht wel een nieuwe auto.’
‘Is er nog iets te eten?’
‘Jezus, goed dat je het zegt. Ik moet de thuiszorg afbellen, tafeltje dekje en de hele rataplan.’
Willemijn wilde de trap af gaan.
‘Zeg de telefoon maar niet op.’
‘Nee, die houden we aan. Kan je het alleen verder af?’
Anneke knikte. Willemijn liep naar beneden en ging achter haar vaders bureau zitten. Ze was enkele uren bezig. Ondertussen mestte Anneke vloekend de keuken uit en gooide bendes weg, steeds mopperend over bolstaande blikken en potjes die al jaren over de uiterste verbruiksdatum heen waren.
Laat in de middag belde Alice: ‘Ik heb een ticket! Kan een van jullie mij van Schiphol halen? Ik mail je mijn vluchtnummer wel.’
‘Zo, morgen aan het eind van de dag komt Alice. Ik zal haar van het vliegveld halen.’
‘Kan je nog wel autorijden met die artrose handen?’
‘Ik ben nog niet fossiel hoor. Was er nog iets eetbaars? Ik heb eigenlijk zin om een hapje buiten de deur te eten.’
‘Prima, we pikken een Chineesje.’

De drie zusjes zaten in hun mantelpak en met de parelketting om die ze voor hun 18e verjaardag hadden gekregen in de wachtkamer van de notaris.
Alice keek strijdlustig. Voor ik op het vliegtuig stap wil ik mijn centen anders draait Jaap mijn nek om.’
‘Je man boert toch goed?’
‘Puh, Sydney is duur hoor. Het komende huwelijk van Antje gaat veel geld kosten.’
‘Hoeft toch niet?’
‘We kunnen niet achterblijven. De knaap met wie ze trouwt bulkt van het geld en dan…’
Ze werden opgeschrikt.
‘Dames wilt u mij volgen…?’
Ze stonden op en liepen achter de jongeman aan. Hij hield beleefd de deur voor hen open.
De notaris stond op en groette hen plechtig met: ‘Uw vader was een goede vriend van mij. Ik zal hem missen.’
Alice keek op haar horloge.
De notaris begreep de hint en zei: ‘Ik begrijp dat u weer terug moet naar Australië. Ik heb het dossier al voor mij. Voordat ik het testament zal voorlezen, is hier eerst nog een brief. Speciaal aan u gericht.’ De zusjes keken elkaar verbaasd aan.
De notaris pakte de brief met het hun bekende handschrift.
‘Lieve kinderen. Vaak sprak ik mijn ongenoegen uit over jullie gedrag, maar ik heb altijd veel van jullie gehouden en deed dit voor jullie bestwil. Na het overlijden van jullie moeder heb ik voor elk van jullie iets speciaals uitgezocht. Voor mijn oudste, Willemijn, heb ik de zilveren theepot bedacht. Anneke krijgt de oude hondenmand en voor Alice zocht ik mijn wandelstok uit.’
De notaris zweeg en verschoof enkele papieren.
Verbaasd riep Alice: ‘Nou, mooi aandenken. Ik ben er kapot van. Nu de centen.’
De notaris pakte het testament. Hij keek de dochters een voor een aan, wreef over zijn wang en begon:
‘Heden voor mijn verschenen…..’
‘Ja, laat die flauwe kul maar mijnheer. Details alstublieft,’ zei Alice luid.
De notaris boog zijn hoofd. Hij liep rood aan en zei: ‘Als u het persé wilt, ik zal kort zijn: uw vader heeft zijn gehele bezit vermaakt aan het dierenpension.’
‘Wat!’ Riepen de zusters in koor.
Willemijn zakte achterover in de stoel en begon te snikken.
Anneke balde haar vuisten en Alice stond op en wilde de notaris te lijf gaan.
‘Hebben jullie dit bekonkeld? Godsamme, wat een achterbaks gedoe.’
‘Hieraan is niet te tornen.’
‘En de successierechten, moeten wij die soms ook betalen? Nou dan weiger ik die hele handel. Kom meiden we gaan.’
Woedend stapte Alice op. Anneke en Willemijn volgden.
Anneke drukte op de afstandsbediening van de Range Rover. Bedrukt stapten ze in.
‘Nou, dan kan de notaris dit in zijn reet stoppen, we pakken onze spullen en laten hem de zooi maar uitzoeken. Dierenpension… huh…’
Mokkend reden ze naar het ouderlijk huis.
Willemijn opende de voordeur. Ze renden alle drie naar boven, trokken hun nette kleren uit, waarbij Alice bromde: ‘Heb ik goddomme speciaal een mantelpak aangetrokken en die stomme parels…’
In jeans gekleed liepen ze de trap af. Alice pakte de stok en wilde deze doormidden breken.
Willemijn zei: ‘Wacht… kijk die knop eens?’
Ze pakte de stok aan en draaide aan de zilveren knop. Nieuwsgierig keken Anneke en Alice toe.
Met de knop in haar hand zei ze schor: ‘Hol… hemel… er zit iets in,’ ze keek en trok er voorzichtig een papier uit.
‘Postzegels… verrek is dat niet de Mauritius zegel?’
Verbaasd keken ze elkaar aan. Willemijn liep naar de hoekkast en pakte de in plastic verpakte theepot. Ze rammelde hiermee en voelde dat er iets zachts in zat. Ze keerde de pot om op de kussens van de bank. Er viel een vies oud zakje met een koordje uit. Ademloos keken ze hoe Willemijn hier een aantal edelstenen uit haalde.
‘Nu de hondenmand, waar is die? Toch niet weggegooid?’ begon Anneke helemaal opgewonden.
‘Pa had zo zijn eigenaardigheden. Ik stond wel even goed op het verkeerde been bij die notaris,’ zei Alice.
Anneke riep: ‘Zeg, ik heb nog niets, help eens mee zoeken. Laten we in de garage kijken.’
Daar was niets te vinden. Ze voelden zich hoe langer hoe ongemakkelijker.
Anneke zei met een klein stemmetje: ‘Brenda heeft toch een hond? Zou zij die mand hebben?’
‘Ik hoop van niet. Kom verder zoeken. Op naar de zolder.’
Willemijn hield de wrakke vlizotrap vast en Anneke kroop op haar knieën de zolder op. Enkele motten fladderden om haar gezicht.
In een hoek zag ze de hondenmand. Ze trok haar neus op en mompelde: ‘Stinkt als de ziekte en half opgevreten. Kan iemand een vuilniszak geven?’
Toen Anneke de gouden munten had gevonden, begon Alice: Dat gezicht van die notaris. Hij moest eens weten… en wij maar denken dat pa ons wilde onterven.Volgens mij zitten we hier met een miljoen per persoon en dat is niet te achterhalen.’

De hun toebedeelde spullen lieten ze anoniem in Londen veilen. Het geld werd prima belegd en van de rente gingen ze leuke dingen doen.
Twee jaar later lag er weer een brief van de notaris in de bus, of ze zo spoedig mogelijk konden komen.
De zusjes belden elkaar. ‘Heb jij ook bericht van de notaris gekregen?’
‘Ja, begon Willemijn. Ik hoop niet dat de fiscus er achter is gekomen.’
Nieuwsgierig en bedrukt gingen Willemijn en Anneke naar het notariskantoor.
‘Zo dames, ik had niet verwacht u zo snel weer te zien. De eigenaar van het dierenpension is eergisteren overleden. Hij voelde zich bezwaard dat u zo berooid was achtergelaten. Dus heeft hij het pension in zijn testament aan u vermaakt.’
‘Dierenpension?’ herhaalden ze in koor.
‘Ja, u hebt het goed gehoord. U moet daar straks naartoe want er wachten een tiental honden om verzorgd te worden.’
‘En het geld?’
‘Het pension is helemaal opgeknapt,’ zei de notaris.
Gniffelend liepen ze naar de auto.
‘Ik kon de man wel zoenen,’ zei Willemijn.

Advertisement

Koken met de Franse slag

16 Wednesday Feb 2022

Posted by annemarieenters in Uncategorized

≈ Leave a comment

‘Jan-Kees dat kan je mij niet aandoen!’
‘Sorry Samantha, ik…’
Samantha zag het aan zijn gezicht. Ze vloekte zacht. Op staande voet eruit! – mijnheer had zich overeten met zijn dure kantoor om indruk te maken op zijn louche clientèle, dus kon haar salaris er niet meer af. Zelf zat ze tot haar nek in de schulden. Voordat ze weer een goedbetaalde baan als advocate zou hebben, was ze een half jaar verder. Ze knikte kort naar Jan-Kees, wenste hem sterkte en maakte met geknepen lippen haar bureau leeg. Jan-Kees stond er schaapachtig bij. Zijn dure pak was gekreukeld en scheren had hij vanmorgen maar vergeten. Het succes van het grote geld was van korte duur geweest. Wijzend op de hoge rekeningen die meteen betaald werden had Jan-Kees vorige maand nog bezworen dat ze niets te vrezen had. Boos kwakte ze de sleutels van de lease BMW op zijn bureau en pakte haar spullen in de klaarstaande doos.
‘Sorry,’ zei hij zacht en hij hield de deur voor haar open toen ze met volle handen naar buiten stapte.
Met de belofte om binnenkort partner te worden, had ze de dure flat met een hoge hypotheek gekocht. Meteen verkopen? Dan moest ze de prijs flink laten zakken en weg was al haar spaargeld.
Ze liep de laatste meters met een steeds zwaarder wordende doos naar haar flat, griste de krant uit de brievenbus, smakte de doos in de hal, schopte haar schoenen uit en schonk zich een bel whisky in.
Ze plofte op de linnen taupekleurige designbank en pakte de telefoon. Met opgewekte tegenzin toetste ze het nummer van Harm, een succesvolle headhunter in. Wachtend op het doorverbinden met haar oude klasgenoot dronk ze het glas leeg.
Harm begon vrolijk: ‘Wat kan ik voor je doen schoonheid.’
Na haar vraag veranderde zijn toon. ‘Samantha, jij durft zeg. Eerst laat je mij stikken en nu je mij nodig hebt… Een baan, ha, ha, en wel meteen? Laat me niet lachen. Probeer een uitzendbureau. Ik kan je op de mailinglist zetten. Reken zeker op drie maanden.’
Korzelig antwoordde ze: ‘Prima, ik red me wel.’
Ze hing op en slikte. Stom om hem gedumpt te hebben. Hij had haar nog zo gewaarschuwd om zich niet met strafzaken te gaan bezighouden, maar ze had hem uitgelachen.
Op haar laptop bekeek ze haar banksaldo en schrok. Drie maanden geen centjes verdienen, kon echt niet. Grommend pakte ze de krant en bekeek de advertenties. Het vetgedrukte woord dringend en ook nog eens onderstreept trok haar aandacht. Na het lezen van de advertentie, stond ze op en liep peinzend door haar flat.
Koken op een Frans kasteel… drie maanden… kost en inwoning en een redelijk salaris. Wie weet kon ze haar flat verhuren nu de zomermaanden voor de deur stonden. Maar een kok? Voor een etentje met vrienden draaide ze haar hand niet om. Ze vouwde de krant met de advertentie naar boven. Beter eerst de uitzendbureaus gaan bellen.
Na een uur was haar moreel gezakt tot nul. Op een stom baantje als kassière, kinderoppas, hondenuitlaten of verkoopster zat ze niet te wachten. Met lood in haar schoenen las ze de advertentie uit Frankrijk nog eens door en zette haar laptop aan. Hun website loog er niet om. Een kasteeltje om verliefd op te worden met antiek ingerichte kamers; vier dubbele kamers en een eenpersoonskamer. Op het grote terrein lag een beschut zwembad met een pool house. Aantrekkelijke ligbedden noodden om je zo daarop te willen neervlijen. Op een kladje schreef ze enkele vragen in het Frans en draaide het nummer.
Een aardige stem vroeg haar beleefd naar een aantal vaardigheden.
Ja, ze sprak de moderne talen en koken kon ze als de beste. Haar hart sloeg een slag over toen ze dit gezegd had. Stom was ze niet en op internet zou ze vast goede recepten met de plaatselijke ingrediënten kunnen vinden, maakte ze zichzelf wijs.
Monsieur de Montigny vroeg haar e-mailadres en haar telefoonnummer en beloofde om snel iets te laten horen.
Meteen belde ze haar zusje om te vragen of zij haar flat zou kunnen verhuren, mocht dit baantje doorgaan.
‘Hemel Samantha…jij en koken… laat me niet lachen. Sta je zo met je rug tegen de muur?’
‘Heleen, mijn flat raak ik echt niet morgen kwijt en om eerlijk te zijn, ben ik blut.’
‘Rot voor je. Ik heb die vent voor wie jij werkte nooit gemogen. Veel te gladjes. Oké, ik zal mijn best doen.’
Ze zuchtte opgelucht, trok haar nette pak uit, hees zich in jeans en begon haar privéspullen op te ruimen. In de berging was nog een lege kast; prima om deze daar te stallen.
Telkens keek ze op haar horloge maar ze schrok toch toen haar telefoon rinkelde.
‘Oui? Morgen? Ik kan de nachttrein nemen… Ja, ik zag dat al op internet.’
Ze juichte hardop en draaide meteen het nummer van Heleen. Haar praktische zus begon: ‘Neem een eigen koksmes mee, dat staat professioneel. Ik kom zo wel naar je toe. Van een carnavalsfeest heb ik nog een koksoutfit.’

Gebroken van de nachttrein stapte ze uit de taxi. Met moeite herkende ze de foto van de website. Het kasteel kon best een verfje gebruiken. Met gemengde gevoelens zag ze de achterlichten van de taxi de oprijlaan afrijden.
Gewapend met de kokskleding en een eigen mes in haar bagage liep ze het bordes op.
De bel ging over, maar niemand kwam. Geïrriteerd keek ze op haar horloge. Elf uur. Ze had verteld dat ze met de nachttrein zou komen en tegen elven zou aankomen. Ze liet haar zware koffer staan en liep achterom.
Op het terras zaten vier jongemannen relaxed rond een grote tafel waarop een champagnekoeler prijkte.
‘Hallo, ik ben jullie nieuwe kok,’ riep ze de jongelui toe.
De oudste stond op ontkurkte de fles en bood haar met zwier een glas aan met de woorden: ‘Welkom, we zijn erg blij dat u meteen kon komen. Goede reis gehad? Ik ben Alain.’
Ze herkende de prettige stem van het telefoongesprek.
Hij wees op de anderen en zei: ‘Madame dit zijn mijn broers Bernard, Claude en Didier. U komt net op tijd en dat moet gevierd worden, want straks komen de eerste gasten; acht mensen. Ze bestelden een vijfgangenmenu.’
De jongens stonden op en gaven haar een hand.
Met het glas in haar hand stamelde ze: ‘U maakt een grapje…’
‘Nee, helemaal niet… De vorige kok die eh is… nou ja… u bent er nu toch. De ijskast is dacht ik vol. Kijk maar even. Morgen brood bakken en dan de lunch serveren. De gasten willen morgenavond ergens naartoe, dus dan is een klein hapje voldoende. U kijkt zo… ‘
‘Nou ja, ik had me dit anders voorgesteld. Eerst de voorraad bekijken en aan de hand daarvan samen het menu opstellen, zo deed ik dat in Nederland.’
‘Tja, Nederland, die gasten komen daarvandaan…’
Met grote moeite kreeg ze eruit: ‘Nou dan moet ik maar eens opschieten. Waar kan ik slapen? Laat u mij de keuken en de voorraad zien.’
Alain de Montigny maakte een gebaar dat ze moest blijven zitten en zei: ‘Oké, drink eerst maar rustig het glas leeg.’
‘De reiskosten… begon ze.’
‘Dat regelen we wel als de gasten betaald hebben. Hebt u bagage madame?’
‘Staat bij de voordeur.’

Alain pakte haar koffer op en ging haar voor.
De trap naar de zolder waar eens de meidenkamers waren, kraakte.
De kamer stonk muf, naar oud huis. Jaren niet gebruikt. Het verschoten bloemetjesbehang liet op sommige plaatsen los. Had de vorige kok een betere kamer? Ze trok een vies gezicht en wilde het raam opendoen.
‘Voorzichtig,’ waarschuwde hij – hij wees op een afgebroken scharnier.
Met lichte afkeer bekeek ze het vertrek. Op de bobbelige matras die uit 1800 leek te stammen, lagen lakens en handdoeken. Het sanitair bestond uit een brocante bidet op pootjes en een lampet kan. Ze bevoelde de matras en zei: ‘Zit het familiekapitaal er soms in?’
Alain streek peinzend met zijn hand door zijn donkerblonde haar.
‘Ik neem aan dat de gastenkamers beter zijn.’
Hij knikte, zette haar koffer met een plof op de grond en gebaarde dat ze mee kon komen.
Trots toonde hij de kamers en sloot zijn rondleiding af met: ‘Het sanitair heeft Claude aangelegd.’
Ze knikte en slikte de woorden duidelijk zichtbaar nog net in.
‘De foto’s van de website…’ begon ze.
‘Ach… de sfeer, typisch Frans… daar komen de gasten voor.’
‘Hebben jullie dit al lang?’
Alain knikte. ‘Ruim 200 jaar in de familie. Onze ouders kwamen recent om en…’ hij maakte een hulpeloos handgebaar.
‘Ik begrijp het. Jullie proberen ervan te leven.’
‘Ja, met een topkok, zoals u moet het lukken.’
Ze waren bij de keuken aangekomen. Een groot fornuis en een vieze magnetron.
‘Voorraad?’ vroeg ze.
Hij sloeg met zijn hand op zijn hoofd en mompelde iets van helemaal vergeten.
Op haar vraag: ‘Hoe laat wilt u dat het eten klaar is?’ keek Alain peinzend.
‘Ik veronderstel dat de gasten eerst een apéro krijgen?’
Hij knikte en mompelde: ‘goed, goed.’

Ze bekeek de aanwezige ingrediënten in de ijskast, spitte de keukenkastjes door en herhaalde als een mantra: ‘Een goede kok moet improviseren.’
De koude lamsbout rook nog goed en een ragout was zo gemaakt. Een torentje couscous uit een pak dat eigenlijk over de datum was, toonde heel aardig. Kazen waren er volop al verdacht ze de broers ervan dat ze hiermee – plus een slok uit de fraaie wijnkelder van wijlen papa – hun maag vulden.
Vruchtensla van fruit uit de tuin als dessert, overgoten met een flinke scheut Marc moest de maaltijd maar afsluiten.
Gekleed in de toneeloutfit, stond ze courgettes uit de tuin te snijden toen de jongste zoon snuivend de keuken in kwam. Hij bromde goedkeurend en tilde het deksel van de pan met ragout op en wilde met zijn vinger een lik nemen.
‘Ho, ho, dat gaat zo maar niet. Jullie willen toch geen zieke gasten? Wie dient? Wie wast af?’
‘Nou u toch?’
Ze draaide met haar ogen en ging met haar armen over elkaar voor hem staan. ‘Ik ben daarvoor niet ingehuurd. Ik kook, maar jullie doen de rest. De inkoop wil ik wel voor mijn rekening nemen, maar meestal werk ik met vaste leveranciers die de goederen afleveren. Hoe heet je ook alweer?’
‘Sorry, ik ben Didier. Ja, ziet u… eh we doen dit nog niet zo lang…’
‘Maar jullie hadden toch een kok? Is die vermoord of zo?’
Didier sloot zijn ogen. Samantha had het niet meer.
Ze begon: ‘Hebben jullie al veel gasten gehad? Hoe doen jullie dat met schoonmaken en de was?’
‘Eh… daar moeten we nog over denken.’
‘Maar jullie website zegt…’
Met: ‘ Ja, mooi is die hè?’ ontweek hij haar vraag.
Samantha schudde haar hoofd. ‘Hoeveel boekingen hebben jullie? Helemaal vol voor de zomermaanden?’
Hij knikte enthousiast.
‘Echt?’
‘Ja, Amerikanen, Engelsen, Duitsers en Russen en natuurlijk die Hollanders die straks komen.’
Ze liep naar het terras en begon tegen de jongens: ‘Ik wil even duidelijk zijn over de taakverdeling. Didier verwacht dat ik ook opdien, opruim en de afwas doe. Dat zijn we niet overeengekomen.’
Alain hield zijn hand op en zei: ‘Goed, dan doen wij dat wel.’
‘Nog iets, hebben jullie een schoonmaakster? Hoe doen jullie dat met de was?’
Bernard keek haar aan, krabde zich achter zijn oor en zei alleen: ‘Tja…’
‘Het gaat niet vanzelf hoor. Ik wil jullie best helpen.’
De rest van de middag gaf ze de jongens instructies. Als de bliksem werden haar suggesties, zoals het kopen van extra lakens en handdoeken plus zeepjes en shampoo van een goed merk, uitgevoerd. Verse bloemen uit de tuin sierden alle kamers en voor het ontbijt lagen de stokbroden al in de vriezer.
‘Fijn dat u als professional het overneemt,’ zei Bernard gniffelend, toen de eerste gasten het hek binnenreden.
Wat schrok ze toen ze de grote knalrode Bentley van Paul herkende.
Ze rende naar boven. Dat ze juist hem had verdedigd…
Na snel haar make-up te hebben verwijderd en met haar lange blonde haar onder de hoge koksmuts gepropt, kwam ze beneden.

Het water liep over haar rug, maar rond 8 uur stonden de fraai opgemaakte borden op de grote tafel. Met ludiek gedrapeerde sla uit de tuin leek het voorgerecht heel wat.
‘We hebben dan ook een topkok,’ hoorde ze Alain zeggen toen de laatste vuile borden op het aanrecht stonden.
Hij kwam de keuken in en zei: ‘Ze willen u zien.’
‘Zeg niet dat ik uit Nederland kom,’ smeekte ze.
Paul zat aan het hoofd van de tafel met zijn hand veel te hoog voor netjes op het dijbeen van een ordinaire blondine. De andere mannelijke gasten hadden ook een stoeipoes meegenomen. De tafel leek een slagveld. Ze trok haar mondhoeken op en liet het slappe applaus gelaten over zich heen komen.
Ze boog kort, draaide zich om en hoorde Paul zeggen: ‘Die meid lijkt sprekend op Samantha, de advocate die mij heeft vrijgepleit. Die troel moest eens weten…’
Ze voelde zich een sufferd. Natuurlijk had ze hem van meineed verdacht, maar Jan-Kees wilde dat ze alles op alles zou zetten om hem vrij te pleiten, de schoft…
Net toen ze de neiging kreeg om iets in zijn koffie te doen, kwam Claude de koffiekopjes halen. Didier boog zich zuchtend over de afwas. Samantha pakte een stuk kaas van het geplunderde plateau en vroeg aan Alain: ‘Het zijn mijn zaken niet, maar hebben jullie een creditcard machine?’
Hij schudde zijn hoofd.
‘Betalen jullie gasten contant? Gaan ze er nooit vandoor zonder betalen? Ik vraag dit omdat ik hier voor mijn broodje werk en ik dacht dat jullie…’
Didier wreef met de theedoek zijn nek droog en keek verlegen.
Alain ging op een punt van de tafel zitten en vroeg: ‘Mag ik Samantha zeggen?’
‘Natuurlijk.’
‘We hadden nooit gedacht…’
‘Bedoelen jullie dat dit zou gaan lopen?’
Alain knikte en schonk haar een glas in. De mannelijke gasten liepen luidruchtig sigaar rokend naar het zwembad. Door het open raam ving ze het een en ander op. Prima locatie. We blijven hier 14 dagen. Niemand weet dat we hier zijn. We bereiden alles voor. Geef die sloebers een voorschot, dat houdt ze rustig.
Samantha maakte een gebaar dat ze stil moesten zijn. Met haar hand achter een oor probeerde ze nog zoveel mogelijk op te vangen.
Alain boog zijn hoofd naar haar en keek vragend.
‘Criminelen,’ fluisterde ze terug.
Bernard deed het dressoir open en pakte een geweer. Ze pakte de loop beet en boog deze naar de grond.
‘Ben je raar… ze willen je een voorschot betalen, wacht dat eerst af.’
Hij knikte en borg het geweer op.

Na een week had ze het koken in haar vingers. De broers vroegen haar of ze in vaste dienst wilde komen.
‘Jongens, in de zomer komen de gasten wel, maar zonder verwarming…’
‘Een paar elektrische kacheltjes,’ begon Claude.
Ze schudde haar hoofd. ‘Bovendien heb ik nog een appeltje te schillen met mijn vroegere baas…’

Samantha keek de Bentley na. Een dagje Aix, had Alain gezegd. Ze trok Alain aan zijn jasje.
‘Heb je iets verdachts op de kamer van die kale gezien? Papieren? Een laptop?’
Hij trok zijn mondhoeken naar beneden en wenkte dat ze mee kon komen. Samen onderzochten ze de kamer.
Samantha zette Pauls laptop aan. Ze slaakte een kreet toen ze de correspondentie met Jan-Kees onder ogen kreeg. Alain keek mee en zei: ‘Je bent vast geen echte kok.’
Ze hield haar adem in en zei: ‘Nee, het spijt me dat ik hier onder valse voorwendsels ben gekomen. Ik ben advocate… werkeloos door … door hem.’
Boos wees ze op de correspondentie.
‘Ik herken het logo van justitie. Ik studeerde rechten. Toen kwamen mijn ouders om. We dachten dat ze er warmpjes bijzaten, maar hun banksaldo was nul.’
Ze trok haar lippen tot een smalle streep en zuchtte: ‘We zijn dus allebei blut. Gewoon doorgaan lijkt me het beste en zorg vooral dat ze betalen.’
Alain keer zorgelijk, krabde zich op zijn hoofd en zei zacht: ‘Als amateurs hebben we het zo slecht nog niet gedaan.’
Beiden schoten in de lach.

Van al dat staan in de keuken wilde ze even bijkomen en ze trok peinzend baantjes in het zwembad. De broers doken ook het water in en stelden haar allerlei vragen.
Samantha stapte het zwembad uit en sloeg een handdoek om. Ze hield haar hand op. ‘Niet door elkaar praten alsjeblieft.’
Zittend op de rand met haar vermoeide benen in het water bungelend, vertelde ze in het kort wat Paul had uitgespookt en waarom ze op de advertentie had gereflecteerd. Ze eindigde met: ‘Puur toeval dat die vent juist bij jullie logeert.’
‘We kunnen hem laten verdwijnen,’ zei Bernard en voegde meteen toe: ‘Grapje.’
‘Niets laten merken. Ik zal mijn best blijven doen en jullie helpen om een succes van jullie chambres d’hôtes te maken. Reuze rot dat jullie berooid zijn.’
‘We willen ons huis houden,’ zei Bernard.
‘Nergens iets te vinden?’
‘We hebben overal gezocht…’
Samantha keek Alain plotseling aan: ‘Herinner jij je nog wat ik zei toen jij mij mijn kamer toonde?’
‘Shit,’ siste hij en rende naar boven.
De broers volgden hem. Even later kwam een stralende Alain op haar af. Hij gaf haar spontaan een zoen en overhandigde haar een stapel bankbiljetten. ‘Je verdiende loon!’
‘Ik heb het met mijn eigen lichaam bewaakt,’ grapte ze.
‘We zijn uit de ellende,’ riep Claude en maakte met haar een rondedans.
‘Wat nu? Moet ik naar huis en spelen jullie niet meer chambres d’hôtes?’
Alain keek haar korzelig aan. ‘Natuurlijk niet! Ik hou mij aan het contract van drie maanden, wat dacht je. Kom dit moeten we vieren. We gaan vanavond uit eten.’

Drie maanden later belde een bruin verbrande Samantha bij Jan-Kees aan. Verbaasd vroeg hij haar binnen. ‘Je ziet er prima uit. Hoe was je vakantie?’
‘Zeer leerzaam, ja heel bijzonder, moet ik zeggen.’ Ze graaide in haar tas en overhandigde hem een dwangbevel, draaide zich om en zei koel: ‘Ik laat niet met me sollen.’
Gniffelend reed ze in haar oude auto naar huis.
In haar flat zaten de vier broers te wachten. Alain keek haar vragend aan.
Ze knikte. ‘Ja, hij was er en ik heb het afgegeven. Als hij dit heeft gelezen, ontploft hij.’
Ze schonk net koffie in, toen de bel ging. Claude keek naar buiten en zei: ‘Zoals verwacht… die rode Bentley… maak je geen zorgen, we staan ons mannetje. We hebben onze mobieltjes in de aanslag en…’
Alain gaf haar een duwtje. Trillen op haar benen deed ze open.
Paul keek haar vuil aan, duwde haar naar achteren, pakte haar ruw bij haar pols en stapte naar binnen. Hij trapte de deur dicht en begon dreigend: ‘Zo, laat jij niet met je sollen…? Nou ik ook niet. Je gaat eraan. Dacht ik het niet… kok spelen… knappe meid. Dat je mij gevonden hebt… Jan-Kees belde mij meteen. Dwangbevel… laat me niet lachen. Jij hebt mij vrijgepleit. Niemand weet dat je terug bent, dus…’
Hij draaide haar arm op haar rug en trok met zijn andere hand een pistool uit zijn broekriem.

Met de broers keek ze uit het raam toen de overvalwagen wegreed.
Ze wreef haar pols en zei zacht: ‘Fijn dat jullie er waren.’
Alain sloeg een arm om haar heen.
‘Zonder jou…’ begon Claude.
Gniffelend zei Didier: ‘En jij sliep op ons familiekapitaal…’
Samantha grinnikte.
‘Nu champagne!’ bromde Bernard. Alain schonk de glazen in en vroeg: ‘Wat wil je doen? Blijf je in Amsterdam tot de rechtszaak achter de rug is of ga je met ons mee?’
Bernard schonk nog eens in en zei: ‘Op je kookkunst, heel goed voor een amateurtje.’
Ze stak haar tong naar hem uit, hief het glas en zei: ‘Op maître Alain, dokter Bernard, ingenieur Claude, websitebouwer Didier en natuurlijk op de restauratie van jullie kasteel.’
‘Je vergeet ons,’ zei Alain en hij keek haar veelbetekenend aan.

VERHUIZEN NAAR BOYANA

15 Tuesday Feb 2022

Posted by annemarieenters in Uncategorized

≈ Leave a comment

‘Jij organiseert prima…,’ ik hoor het mijn man nog zeggen.
Hans vertrok 3 juli naar Sofia en liet de verhuizingen verder aan mij over, leuk!
Binnen een maand hadden we het nodige achter de rug. Een huizenjacht in Sofia op kantoorruimte en woonruimte, een flat in Brussel gekocht en het bod op ons Wassenaarse huis aanvaard.
‘Maar je komt wel over naar Brussel voor de verhuizing,’ zei ik dreigend.

Een groot huis noodt tot bewaren, recent ontvingen we nog een hele inboedel uit een erfenis en het huisje in Bulgarije was piepklein.
Afgelopen Kerstmis stond nog in mijn geheugen gegrift, want toen waren onze net afgestudeerde kinderen niet te porren om dingen weg te doen.
14 dagen had ik.
Wat ging naar Brussel, wat wilden we meteen in Boyana hebben en wat zou later komen, als het te bouwen huis klaar was. Al zouden de verhuizers het gedeelte dat naar Sofia zou gaan inpakken, alles moest eerst door mijn handen gaan. Brussel kwam geheel voor mijn rekening, maar gelukkig kreeg ik van vele kanten hulp, al was het alleen maar voor het inpakken voor de duizenden boeken.

Was het toeval of stond het in de sterren hoe we aan dit huisje in Bulgarije waren gekomen?
Een van mijn porselein beschilder vriendinnen, had als makelaar een Bulgaarse diplomaat als klant. Leuk om kennis te maken opperde ze en zij nodigde ons met de Bulgaren uit voor een etentje en wel de dag voor ons vertrek naar Bulgarije om op huizenjacht te gaan.
Aardige lui. Samen met zijn moeder Ana, weduwe van een hoge communist, bezat de diplomaat een jachtdacha. Pa was chef de protocol geweest en had samen met vriend Boyev eigenhandig dit optrekje in het uitsluitend voor goede communisten geprivilegieerde deel van Boyana gebouwd.
‘Geknipt voor jullie. Het grenst ook nog aan het huis van de president en in het bos kan je de honden uitlaten. Ik bel mijn vriend Milan. Hij was ambassadeur in Parijs en spreekt vloeiend Frans. Mijn moeder beheerst naast Bulgaars alleen Russisch. Jullie kunnen dit huren,’ sprak hij enthousiast.

Balkan Air had de kortste trip voor onze dieren zonder stop-over. Kennel huren bleek uitgesloten, die moesten we op het laatst op het vliegveld kopen.
Maandag 25 juli 1994. Met een gevoel van licht onbehagen stapte ik met onze honden in de taxi.
Daar stonden we dan op het oude kleine vliegveld Zaventem. Al hadden wij een maand geleden Sofia even gedaan en wist ik waar we terecht kwamen, ik vond het toch best spannend. Voelde me half landverhuizer en vluchteling. Onze enige koffer zat vol met hondenvoer, lakens, handdoeken, theedoeken, een kleine radio met wereldontvanger, een rol WC papier, plus een rampen pakket voor de eerste dagen zoals koekjes, plakken chocolade, worstjes en ronde doosjes Zwitserse kaas in zilverpapier. Geen jas, nauwelijks schoon ondergoed, want al onze goederen zouden twee dagen later aankomen.

Op het oude vliegveld Zaventem moesten de honden deze plastic-met-tralies-hokken passen. De labrador stond bij de eerste aandacht al vrolijk te kwispelen, maar de slimme beagle zag de bui al hangen. Het grondpersoneel smeerde grote maten aan, waarin de dieren ook konden staan. Hierna werden ze met loeizware kennels en al gewogen om hun tarief te berekenen.
‘Dat is niet niks, $ 25 per kilo, onze honden betalen meer dan wij in de business! Zeg, krijgen ze daarvoor champagne?’
Flux werd het bakje dat aan de tralies hing met vers water gevuld. Er vormde zich een groepje lieden met duidelijk Slavische trekken om dit pas en meet gebeuren te bekijken. Ik stootte Hans aan: ‘Ik zie jou niet in zo’n auberginekleurig pak lopen, of dat foute groen, nog erger.’
Ik gaf onze dieren pillen ter kalmering en vervolgens liet ik ze achter bij de vriendelijke Sabena jongelui.
Globe trottende vrienden hadden mij voor vliegen met dieren al gewaarschuwd; verkeerde bestemming, doodgevroren dieren omdat de verwarming niet aan stond…
Tot halverwege de vlucht naar Sofia, hoorde ik onze beagle in het vrachtruim, luid blaffend protesteren tegen de in zijn ogen hondse behandeling.
De vlucht naar Sofia verliep prima. Voor we bij de paspoortcontrole kwamen, hoorde ik onze beagle Dandy er al luid bovenuit blaffen. Ik keek even richting geblaf en hoorde achter mij in prima Engels: ‘Your dogs are there, you need car, where is your luggage?’ en voor we het wisten waren we met bagage, honden in kennels en al door de douane. Alle moeite om gezondheidsverklaringen voor de dieren te verkrijgen…
Als de rest ook zo vlot verliep als de werkmethode van de twee efficiënte kruiers, die ons op Sofia airport door de douane loodsten, dan zou het met de minimale verbouwing ook wel meevallen, dacht ik.

Achter de dranghekken stond een hele commissie van ontvangst en dat deed deugd. Milan, Boyev en de chauffeur van Penyo, de man die dit project om een Bulgaarse investeringsbank op te richten, had aangezwengeld.
Tussen de iets te nieuwsgierige Bulgaren begon Hans de kennels te demonteren. Met handen vol schroeven stond ik met een omvallende beagle. Op Milans gebaar, dat ik goed op onze spullen moest passen, trok ik onze koffer en Hans’ documenten koffertje tussen de benen.
De schroeven in mijn handtas gewurmd, droeg ik de beagle, hield de labrador aan de lijn en probeerde mijn zware reistas op mijn schouder te houden en wilde ik zoveel mogelijk in me opnemen. Hans nam de koffers, Milan, Boyev en de chauffeur pakten de kennels op.
Intussen was het bijna donker geworden. We reden de berg op naar Boyana, het commy ghetto, gelegen op 700 meter. Een bergklimaat, erg gezond zegt men. Ja, dat hadden die commies goed bekeken. Vroeger mocht de gewone man hier niet eens komen. Nu stond de slagboom open, knipperde het stoplicht continu en zat er nog een ventje in een hokje te niksen.
Een heldere sterrenhemel en de lichtjes van het achterliggend Sofia gaven een romantische touch aan de start van ons avontuur.
In konvooi reden we naar het “commy”-huisje, feitelijk een jacht dacha. Blij verrast dat de bedjes al waren opgemaakt. Ook aan handdoeken, een stuk zeep en zowaar een rol WC papier was gedacht. Geroerd door deze warme aandacht voelden we ons echt welkom.
Ik bewonderde het schilderwerk. Het leek iets groter nu een aantal meubels eruit gehaald waren. De binnenkant was beneden zonnig geel, en boven wit geschilderd, net zoals Hans gevraagd had. Gelukkig waren Ana en Boyev zo slim geweest om het allernoodzakelijkste meubilair te laten staan.
Van het rotan (zorgvuldig gerestaureerd met verhuizers plakband) zitje hebben we veel plezier beleefd in de anderhalve week dat we ons meubilair nog niet hadden, maar dat konden wij toen nog niet vermoeden.
Bij inspectie bleek dat de werkzaamheden nog lang niet klaar waren. Niet verwacht, wel gehoopt, maar in mediterrane landen, zoals Bulgarije, was het: “manyana” of “outre” zoals dat in het Bulgaars heet. Douchen of badderen was er jammer genoeg nog niet bij, maar wij wisten dat dit avontuur de nodige kommer en kwel met zich zou meebrengen. Boyev beloofde dat alles binnen de kortst mogelijke keren af zou zijn. De oude brommende ijskast stond in de woonkamer wat blijkbaar de vaste plaats was, want de keuken was te klein voor dit exemplaar. Wij waren voorlopig dolblij met dit museumstuk. De keuken was nog in staat van afbraak, maar morgen zou er verder gewerkt worden.
Mijn eerste indruk was dat de Bulgaren vreselijk hun best deden om het ons naar de zin te maken, al ging dat begrijpelijk ook met Dollar-ogen gepaard. Wij waren ook onder de indruk van de tijd en moeite, die Milan en Boyev aan Ana besteed hadden. Zou dit een Bulgaarse gewoonte zijn, of was het een wederdienst. Misschien had Ana’s overleden echtgenoot, die generaal bij het protocol was, als belangrijke communist destijds veel voor Milan en Boyev kunnen doen.
Wij sliepen niet bijster veel, al was de nacht stil en zorgde de koele berglucht voor een weldadige frisheid. Godzijdank was het niet zo bloedheet als het de afgelopen dagen in Wassenaar en Brussel geweest was. Onze rust werd onderbroken door gespook van Dandy, die net zo lang blafte tot hij op onze kamer mocht. Natuurlijk ging ik door de knieën, want het dier voelde zich beslist niet op zijn gemak. Na een paar pogingen om op mijn bed te springen, gaf hij dat op. Hij probeerde heel ludiek een mandje te maken van mijn grote last-minute reistas. Ik werd vroeg gewekt door een natte hondenneus. Plassen. Hondjes in de tuin. Ze besnuffelden alles en ik zag aan hun gedrag dat ze het heel vreemd vonden. De buren hadden poezen! Dat was een feest en daar moest natuurlijk flink tegen geblaft worden.
Voor de dieren was het natuurlijk een hele schok, eerst een vliegreis en daarna een wildvreemde omgeving, waar alles ook nog anders rook.
Nog ruim tijd om ons in de keuken tussen een meter hoge berg puin en aangekoekte cementresten, met koud water te wassen, voordat het werkvolk zou komen.
Voor het ontbijt aten wij wat koekjes, die ik uit ons overlevingspakket haalde. Ik was blij dat de verhuizers mijn keukenmes vergeten waren, zo kon ik de worstjes van het noodrantsoen tenminste snijden. Gelukkig was het kraanwater in Boyana drinkbaar, bovendien was het erg lekker koel en fris. In Sofia was dit niet het geval, zelfs niet in het Vitosha hotel, zoals ik vorige maand had geconstateerd.

Bij inspectie tijdens het ochtendgloren, bleek dat het meubilair, de hertengeweien en het opgezette-vogel-assortiment in de kelder stonden, geheel tegen afspraak. De badkamer was gesloopt en de muren werden betegeld. Vraag alleen niet hoe! Onhandig, slordig en scheef! Blinden zouden het waarschijnlijk beter doen. De keukenkastjes waren van de muur af gehaald en zodanig “afgezaagd” om plaats te maken voor een nieuwe rioleringsbuis dat meer dan de helft van de plankruimte verloren was gegaan. Van huilen wordt je lelijk, dus…

Met punaises in de wangen begroette ik om 9 uur het equipe van stoere jongens dat met de werkzaamheden zou doorgaan. Verder dan “dober den” ging de conversatie niet. De drilboor werd hier en daar ingestoken om het aanrechtje, een “home-made” steenklomp, ludiek versierd met mozaïek van kapotte tegels, te slopen. Gevolg: een gigantische stofboel. Dweilen of ander schoonmaakmateriaal zat in de verhuisauto. Verlichting in de gang en de WC werkte niet.
Voor de badkamer had Ana nog een “nieuw” bad. Dit had al jaren in de kelder gestaan en het was helemaal dof en roestig geworden. Wij zouden dit bij het groot huisvuil zetten, maar dat was zo’n verspilling, dat wij maar toestemden dat dit gebruikt zou worden. Hans schoot alle kosten voor, die we later zouden delen, want de Bulgaren trokken een zielig gezicht.
De werklui, ik noemde ze voor het gemak maar Jut en Jul, spraken uiteraard alleen maar Bulgaars. Jut kon “alles” en Jul was goed in het aangeven en kijken of alles wel goed ging. Zij stonden weer onder toezicht van een man die zich voorstelde als “ingenieur”. Tekeningen kon hij niet lezen leek het en ik vroeg me af of hij echt iets van bouwkunde begreep of alleen maar goed was in vernietiging werkzaamheden. Hij zou een tweelingbroer geweest kunnen zijn qua uiterlijk van Chriet Titulaer met zijn tuinkabouter achtige uiterlijk. Echter een zeer vreugdeloze en tobberige tuinkabouter, die overal problemen zag. Ik heb me suf getekend om bepaalde dingen uit te leggen. Communiceren met een pocket woordenboek, lukte maar gedeeltelijk, want een specifieke “bouwvocabulaire” stond er niet in.
Boyev, de communistische buurman van huiseigenaresse Ana zou af en toe langs komen om te helpen vertalen, want zo schoot het niet op. Het viel al mee dat Jut en Jul niet bang van onze honden waren. We hadden begrepen, dat het tijdens het communisme voor gewone stervelingen blijkbaar verboden was om honden te hebben. Omdat er dus nauwelijks hondenbezit in Bulgarije was toen wij kwamen, hadden veel Bulgaren geen idee hoe ze zich tegenover honden moesten gedragen.
De werkbespreking was wel komisch want Boyev sprak een paar woorden Duits en een aantal zinnen Frans. Verder werd er driftig met gebaren gecommuniceerd en gewezen op het papier waarop het hele plan tijdens Hans’ eerdere verblijf uiteen gezet was. Hierna kon Hans meerijden naar Sofia in de Lada van Boyev.
Ik bleef met de laptop achter, waarop ik mijn eerste ervaringen in briefvorm aan onze familie en vrienden ging zetten schrijven met de honden aan mijn voeten.
Het weer was en bleef stralend, zodat ik ook af en toe heerlijk in het zonnetje kon zitten. Voor mij bestond de dag verder uit het surveilleren van het werk en van de honden, die naast het schamele gereedschap, het lunchpakket van het komische duo Jut en Jul een interessant snuffel object vonden. Ik was toch nieuwsgierig waarmee ze hun maag gingen vullen. Dat bestond uit een stuk brood, tomaten en een stuk watermeloen, wat ze met water doorspoelden. Werken met de radio keihard aan en blikjes consumeren, was er hier nog niet bij. Ze genoten royaal van de lunchpauze en deden zelfs een tukje.
Tegen de avond kwam Hans per taxi “thuis”. Deze tweede avond aten wij uit arren moede weer uit ons rampen pakket, aangevuld met heerlijk vers fruit uit onze tuin.
‘Zo doorgaan gaat niet. Is er een winkel op loopafstand? Er moet toch ergens een restaurantje zijn?’
‘Kom maar mee,’ sprak Boyev en reed naar Supermarket Boyana.
Ik keek mijn ogen uit. Gelukkig wist ik nu ook de weg naar een restaurantje, hier tien minuten lopen vandaan. Toen Hans thuis was zei ik: ‘Hans, die supermarkt… je weet niet wat je ziet, brood in roestige rekken, koelbanken waar het water uit loopt en dat met steeds uitvallende elektriciteit. Het is bovendien een aardige klim terug. Ik kan dat echt niet sjouwen. Je zou toch een auto met chauffeur krijgen? Kan de EBRD niet regelen? Die man sprak over un project de haute prestige maar het lijkt op een camping reis met blikken mee, alleen zijn we nu door de voorraad uit het rampen pakket heen.’
In de avond pakten we de benenwagen en liepen met onze viervoeters naar Gargana.
De sfeer in dit met maar 4 tafeltjes in de boomgaard uitgeruste tentje kwam zeer relaxed over. Ook weer zo’n privé initiatief’je. Tussen de fruitbomen wat grind, daarop 4 tafeltjes en voilà je had er een restaurantje bij (de vijfde tafel was voor de stamgasten.) Het feit dat dit restaurantje goed bezet was, vonden wij een prima teken. Het bestek en de borden waren simpel maar schoon. Wij zagen dat de buren, die een geit koesterden, een kan met geitenmelk over de heg aan het dienstertje van dit eettentje aanreikten. Gelukkig waren er wat vriendelijke mensen die wat Engels spraken en bereidwillig vertaalden wat er zoal te eten was. We konden aanschuiven aan een deels bezet tafeltje. Toen deze mensen uitgegeten waren, vroegen andere Bulgaren of zij bij ons konden gaan zitten. Hieruit ontsproot een zeer gezellige en interessante conversatie! Beiden “zaten” in computers en wie weet was dat nog een nuttig contact! Hun namen waren: Nelly en Kiril. Hij stond op toen zijn vrouw na een neus poeder operatie weer aan tafel wilde gaan zitten, en wat ik belangrijker vond: beiden keken goed uit hun ogen. Voor een oud tientje (de Euro was ons nog niet door de strot geduwd) waren we klaar, inclusief voorgerecht, gegrilde spiesen, wijn en koffie toe.
Over tientje gesproken, toen Kiril enkele dagen later ons kwam opzoeken in het restaurantje, nodigde hij ons uit om bij hem thuis te komen eten. Ook vroeg hij of Hans serieus was toen hij had laten doorschemeren dat hij iemand zocht om het computersysteem van de bank te kunnen regelen. ‘Is $10 per uur niet te veel gevraagd?’ vroeg hij. Tja, daar werden wij weer even stil van.

Ik kon niet tegen de onverschilligheid waarmee hier met schaars materiaal werd omgesprongen. Als er weer een pakje tegels uit het Trabantje van de “ingenieur” kwam, werd dat niet voorzichtig neergezet, maar kwakten ze het achteloos op de grond. Het resultaat was natuurlijk dat een groot gedeelte van deze tegels brak. Een emmer om cement in te roeren, maakten zo ook niet schoon, net zo min als het andere werk materiaal. Als hun werkdag erop zat, koekte het gereedschap gedurende de nacht lekker aan, maar dat mocht de pret niet drukken!
De Berlijnse muur was toch al een aantal jaren geleden doorbroken, waardoor ik in Bulgarije een andere houding had verwacht omtrent bezit, dienstbaarheid en de waarde van geld en goed. Vastgeroest aan het oude systeem, zat een verandering van mentaliteit er nog lang niet in. Van ijver was ook nog zeer weinig te bespeuren.
Ik heb wel 1000 keer uitermate vriendelijk geprobeerd uit te leggen dat het onnodig beschadigen van materiaal toch zonde was. Maar ik werd bekeken alsof ik van de maan kwam en ze haalden onverschillig hun schouders op. Het lukte me niet altijd om mijn geduld te bewaren en dit schouders ophalen begon als een rode lap op een stier te werken.

Inmiddels werd het maandag 1 Augustus 1994. De verhuisauto stond al sinds afgelopen vrijdag bij de douane, maar onze goederen werden niet vrijgegeven. Hans nam weer contact op met de correspondent van de verhuizer. De hele maandag werd Hans op het douanekantoor van het kastje naar de muur gestuurd. De jonge vlerk die het daar voor het zeggen had, speelde met zijn voeten op het bureau computer spelletjes of reed af en toe rondjes op een dure motor. Ambtenaren maakten bedremmeld bij hem zijn opwachting. Verveeld nam hij ook af en toe een envelopje aan. Maar we kregen onze spullen niet.

Ondertussen vorderden de werkzaamheden in het poppenhuisje maar matig. De tegels werden weer van de muur afgehaald, toen bleek dat de kranen lekten. Ook de stopcontacten voor afwasmachine en scheerapparaat in de badkamer zorgden voor de nodige consternatie. Meer tegels er af, opnieuw afbikken, het was om dol van te worden. De spiegel boven de wastafels, bleek een oud exemplaar te zijn, die Boyev nog ergens vandaan had getoverd. Als verlichting moesten daar maar pottenkijkers boven komen, die waren neutraal. De “luxe” armaturen, die ik gezien had, vond ik van zulk een kitscherige slechte kwaliteit, dat ik daar pijn van aan mijn ogen kreeg. Hierna bleek dat zelfs simpele pottenkijkers nauwelijks te krijgen waren.

Inmiddels was het dinsdag geworden. Op mijn verzoek dat ik het huisje wel schoon wilde hebben voordat onze meubels kwamen, kwam Ana met een slachtoffer-achtig-gezicht aanzetten met een aftandse vriendin en samen gingen ze op z’n boerenfluitjes met oude kranten de ramen te lijf! Nu had ik beslist niet gesuggereerd dat zij dat zelf moest schoonmaken. Ana had nog geen idee van de waarde van het geld. Ze realiseerde zich totaal niet dat ze per maand royaal een Bulgaars jaarsalaris ontving. Ja, die communisten hadden het prima bekeken! Altijd geprofiteerd. Huisje door soldaten laten bouwen, waarschijnlijk de grond onder bedreiging zich toegeëigend en nu weer profiteren van de buitenlanders!
Je kon nooit inschatten hoe Bulgaren zouden reageren en dat was soms best lastig. Hoe aardig Ana was om de bedjes op te maken, zo pinnig en negatief werd ze als wij iets vroegen over schoonmaken of haar spullen uit het huisje halen.

Dinsdagmiddag zou alles bij de douane in orde zijn, verzekerde de verhuizer Voerman. Hij was speciaal uit Praag overgekomen om de douane faciliteiten af te handelen. Hans zou om 2 uur opgehaald worden. Mooi dat er om 4 uur nog niemand kwam. Toen maar weer proberen te bellen. Wat bleek: ineens werden er grote problemen gemaakt omdat er nog geen verblijfsvergunning afgegeven was! Deze verblijfsvergunning was een klein blauw boekje waar “pasport” op stond. We kregen de meubels pas als dat blauwe boekje er zou zijn. We verkeerden in een uitermate vreemde situatie, waar de EBRD advocaten gewoon niet aan gedacht hadden. Het was wel erg slordig, want deze club, was toch al een aantal jaren bezig om hulpprojecten in Oost Europa op te zetten. Al was Hans benoemd tot directeur, hij zou zijn verblijfsvergunning pas kunnen krijgen als de bank een licentie had gekregen. De licentie moest door Justitie verleend worden en die was een maand met vakantie. Een maand in een leeg huis? Wij hadden niet eens een jas meegenomen in onze enige koffer en van mijn in het roestwater met de hand gewassen ondergoed werd ik ook niet vrolijk.

Toen ben ik ontploft! Ik belde de verhuis correspondent zelf en ging tieren, dat ik er een politiek schandaal van zou maken. ‘Morgen staat het op de voorpagina van de Herald Trib en ik zal het ook laten uitzenden door CNN’, gilde ik dreigend. Tevens suggereerde ik dat ze de hele handel maar meteen rechtsomkeert moesten sturen en dat ik geen seconde meer in dit stomme land wilde blijven. Dat hielp. Ze zouden er meteen aankomen. Er kwam ook een hogere vent mee. Binnen 20 minuten stonden ze bij ons op de stoep en dat was heel erg snel, zelfs voor Bulgaren.
Inmiddels werd er druk gewuifd; daar stonden Ivan en Irina die we een paar dagen geleden in onze tuin aantroffen. Toen zij van onze problemen hoorden, boden zij spontaan hulp aan. Ze zouden meteen proberen met mensen van de douane te gaan praten. Door hun import business, kenden zij het klappen van de douane zweep blijkbaar goed. De volgende ochtend stonden twee van Ivan’s vrienden, compleet met zwarte zonnebrillen, bij de douane klaar om Hans te helpen. Inmiddels schoot Balkan Cargo, de verhuis agent geld voor als een soort “bankgarantie”, dus was hun hulp niet nodig. Wij vonden het buitengewoon aardig, want uiteindelijk waren wij wildvreemden.

Eindelijk kon de verhuisauto komen. Ik stond op de uitkijk. In plaats van de verhuisauto kwam Hans aanrijden met mijn Jeep. De telefoondraden hingen zo laag over de weg, dat de verhuisauto er niet onderdoor kon. Eer alles in kleinere auto’s was overgeladen…
Het was een uitje voor de straat. Acht gnoom-achtige mannetjes die zo uit een Fellini film waren gestapt, probeerden zonder mes, breekijzer of wat dan ook, de grote houten kisten (van zeker 8m3 per stuk) open te maken. Ik zag geen mechanische hulpmiddelen om de lood zware stukken, zoals de piano en mijn keramische oven, uit de vrachtauto te tillen.
Trots liet de chauffeur vallen dat dit hun eerste verhuizing was. Zelf sjouwen dan maar?
Op de dozen had ik de inhoud in het Engels geschreven, tja…
Binnen een mum was het huisje vol. Ik probeerde nog zoveel mogelijk orde aan te brengen. Achteraf viel het nog mee dat er weinig kapot was gegaan.
We lieten de grote stukken uitpakken door deze sterkte kerels, die alleen maar ervaring bleken te hebben met kratten sjouwen, maar ons glaswerk en serviesgoed en zeker mijn porselein, verf, boeken en andere fragiele zaken deden we liever zelf, ook al was er een lieve duit voor betaald! Trouwens als alles uitgepakt zou zijn, waar zouden we het dan moeten laten? Het vergde veel geplus om een grote hoeveelheid in een piepklein huisje te proppen, en wel zodanig, dat je het ook weer kon vinden! Gelukkig was Hans daar zeer bedreven in.
De legen kartonnen dozen scheurden ze stuk, in plaats van ze plat te vouwen voor hergebruik. In dit land van schaarste, bleef ik mij verbazen over de enorme verspilling. De buren kwamen al gauw vragen of ze het oude papier (mooie kwaliteit vonden zij!) mochten hebben. Ook Ana pikte driftig dozen mee. Boyev’s Lada werd helemaal volgestouwd. De schoonmaak vriendin had het slimme idee om een paar dozen met afval te vullen. Wij begonnen over een volgende verhuizing na te denken en gingen ook “Bulgaars” doen. Dozen keurig uit elkaar en papier opvouwen.

Boyev hielp zelfs mee met het naar boven sjouwen van onze matrassen. De 5 centimeter dunne matrassen van Ana wilden wij zo snel mogelijk vervangen door onze eigen exemplaren. Toen hij onze donzen dekbedden zag, was hij onder de indruk van de goede kwaliteit! Ondertussen waren Jut en Jul ook nog aan de arbeid! Ana was natuurlijk razend benieuwd om te zien hoe haar huisje eruit zou zien met onze spullen. Boyev had 2 heerlijke meloenen meegenomen, een fles champagne en een fles uitstekende Rakia. Moe van het uitpakken, streken we met z’n allen op het terras neer, waar wij met Ana, Boyev en Ana’s werk-vriendin de inmiddels gevonden glazen hieven. Een mes om de meloen te snijden kon ik ook zowaar opduiken. Ik had het niet beter kunnen doen, dan er vorken bij geven om de stukjes voortreffelijke meloen te eten, want dit bleek hier “bon ton” te zijn; ieder zijn eigen vork en prikken maar. We waren echt bekaf, waardoor de conversatie zich beperkte tot knikken en elkaar toelachen.
Boyev had zijn belofte niet na kunnen komen, dat alle werkzaamheden in het huisje klaar waren voor ons meubilair kwam. De keukenvloer moest nog een laklaag krijgen en om de voordeur zou nog het een en ander gestuukt worden. Maar we hadden tenminste onze eigen spullen en zo te zien had de douane daarvan niets “geleend”.
Het nieuwe fornuis had geen elektrisch snoer, dus aten we maar weer in Gargana. Boyev kende een elektricien.
‘De man werkt in de Boyana Residenz,’ zei hij trots. Ja, hier komen communistische staatshoofden bij elkaar. Wij hebben later ook eens een dergelijke sessie meegemaakt. Net of ik in een James Bond film from Russia with love meespeelde. Ook de satelliet moest geplaatst worden en zo bleven er de eerste dagen nog duizend kleine probleempjes om op te lossen.

EEN ONVERWACHT PAKJE

15 Tuesday Feb 2022

Posted by annemarieenters in Uncategorized

≈ Leave a comment

De oude man schrok wakker van een vaag geluid. Moeizaam richtte hij zich op. Met zijn hand schoof hij over de tafel totdat hij zijn gehoorapparaat voelde. Met een van de apparaten in zijn oor hoorde hij duidelijk gebonk op de deur.
“Ja, ja, ik kom eraan”
Het geklop ging door.
Hij gleed zijn voeten in de sloffen en stond kreunend op.
Hijgend vroeg hij zich af wie dat kon zijn. Bezoek kreeg hij nauwelijks sinds Miep was overleden.
Zijn stok tikte regelmatig op de vloer toen hij een traag loopritme had gevonden. Door het raampje van de voordeur zag hij iemand staan.
Beverig ontgrendelde hij het slot en schuifelde achteruit.
“Pakje mijnheer van Holte.”
“Kom binnen jongen,” zei Alexander van Holte tot Springer.
Een praatje zou de dag breken.
De jongeman ondersteunde Alexander op weg naar de keukentafel.
Alexander ging zitten en vroeg, “Moet ik tekenen?”
De jongeman knikte en haalde een formulier tevoorschijn. Met zijn vinger wees hij op de plaats waar Alexander een krabbel moest zetten. Vervolgens reikte hij een ballpoint aan.
Alexander pakte de bril die aan een koordje om zijn nek hing en zette deze langzaam op zijn neus. Hij tekende op de aangegeven plek.
De postbode maakte aanstalten om weer weg te gaan.
“Moet je nu al gaan jongen?”
“Ja mijnheer, het werk roept.”
“Nou bedankt. Jij bent toch Piet, de zoon van Arnold.”
De jongeman knikte.
“Hier is uw pakje. Vergeet het niet open te maken. Wie weet is het iets bijzonders. U moest immers tekenen?”
“Ja, ja Piet, je komt er zelf uit?”
Piet knikte en vertrok.
Alexander pakte het pakketje. Hij rammelde ermee en hoorde niets. Vervolgens rook hij eraan. Hij bekeek het vreemde handschrift. Zijn naam was met een fors handschrift geschreven. De aanhef De HoogWelgeboren Heer en niet De Heer, zoals hij af en toe las op een verjaardagskaart van een van zijn kleinkinderen, stemde hem tevreden.
Het pakje, met een touwtje dicht gemaakt was aan de achterkant op het knoopje zelfs met lak gedicht. Heel ouderwets.
Hij zuchtte en leunde achterover. Zijn geliefde Marieke… zo plachten ze elkaar hun liefdesbrieven te sturen, dichtgeplakt en gezegeld met rode lak. Hij maakte met zijn, eerst met spuug natgemaakte, zegelring een keurige afdruk van zijn familiewapen in de nog warme lak. Goh, wat was dat lang geleden. Marieke was er niet meer. Ook het grote huis waarin hij was opgegroeid was verdwenen. Had hij toch een verkeerde keuze gemaakt? Zijn leven was niet over rozen gegaan.
Nadat Marieke met een auto-ongeluk om het leven was gekomen, raakte hij aan de drank. Zijn vader onterfde hem toen Miep in zijn leven kwam.
Miep, een pronte kroegbazin zag hem, een jongeman van adellijke afkomst, wel zitten.
Dat hij regelmatig haar beste klant was, maakte hun contact alleen maar steviger.
Ze schonk hem 3 dochters.
Hij staarde weer naar het pakje en schoof met het handvat van zijn stok de schaar over de tafel dichterbij.
Knap, zei het touwtje toen hij het doorknipte. Bevend maakte hij het platte doosje dat tevoorschijn was gekomen open.
Hij kreeg een hoestbui, waardoor het pakje uit zijn handen gleed.
Water, schoot door zijn hoofd.
Alexander stond moeizaam op en schuifelde naar het aanrecht. Hij pakte het glas waaruit hij gisteren ook had gedronken en draaide de kraan open om dit te vullen.
Gulzig dronk hij het glas leeg. Enkele druppels waren op zijn donkerblauwe trui terechtgekomen. Hij pakte een theedoek om het water op te deppen. Vroeger zou Miep dat gedaan hebben.
Miep was bloedmooi en zeer sexy. De eerste jaren van hun huwelijk waren gelukkig.
Zijn ouders hadden hem liever met Aleida getrouwd gezien. Aleida, de keurigheid zelf. Saai en stijf.
Haar ouders waren zeer gefortuneerd. Laatst zag hij haar nog. Na de dood van Miep, kreeg hij weer een uitnodiging van de vereniging van adellijke lieden. Even leek het of hij weer thuis kwam, maar hij was zijn milieu te veel ontgroeid om zich op zijn plaats te voelen. De jongere generatie had zich in zijn ogen nogal brallerig gedragen. In feite stelden ze niet veel voor. Teren op de zak van pa. Zo zou zijn leven er ook hebben uitgezien als hij Miep niet getrouwd had. Aleida was op hem afgekomen; haar grijze haar strak achterover in een knot. De smalle lippen keken nog even afkeurend als vroeger. Ze droeg de grote diamanten broche van haar moeder die deze destijds betitelde met mijn vluchtkapitaal.
Vluchtig had hij haar uitgestoken hand gekust toen ze voor hem stond; de koude bloed-loze vingers gekromd om een stok met een zilveren knop. Haar pinnige oogjes die hem nooit hadden kunnen bekoren, keken hem afkeurend aan.
“Aleida, dat is lang geleden. Hoe maak je het? Ben je hier alleen?” vroeg hij beleefd.
“Ik ben altijd alleen Alexander. Wij waren voor elkaar bestemd, maar…”
Een jongmens botste tegen haar op en zei: “Pardon freule.”

Alexander merkte dat hij het pakje nog steeds niet had kunnen openen. De herinneringen aan vroeger waren door het zien van het lakstempel boven gekomen.
Bukken kon hij niet meer. Hij zou moeten wachten totdat iemand het pakketje voor hem zou kunnen oprapen.
Ongeduldig probeerde hij of hij het pakje toch van de grond kon krijgen. Met de stok schoof hij het langzaam richting muur. Hij pakte zijn jachtgeweer van de muur en probeerde samen met de stok het pakje langzaam omhoog te schuiven. De loop van zijn oude jachtgeweer was glad. De rubberen knop van zijn stok bood meer houvast.
Hij kreeg het pakje 20 centimeter van de grond toen de voordeur openvloog. Van schrik liet hij de stok vallen en in een reflex pakte hij het jachtgeweer, waarmee hij als jongeman menige jachtpartij had meegemaakt.
“Alexander, wat doe je nou,” hoorde hij verschrikt roepen.
Hij moest de tafel vastpakken om niet te vallen.
In de deuropening stond een jonge vrouw. Hij keek naar de deur en herkende een van de diensters uit het café.
“Emma, wat verschaft mij de eer,” sprak Alexander.
“Nou, ik hoorde dat jij een pakje hebt gekregen en wel aangetekend. Ik was gewoon nieuwsgierig.”
Hij wees naar de grond.
“Oh, heb je het laten vallen? Vast geen bom,” zei Emma schaterend, die altijd om haar eigen grapjes moest lachen.
“Moet ik het dan maar voor je pakken ouwetje?”
Inwendig verstijfde hij, maar hij knikte gedwee.
“Dank je Emma. Als je het niet erg vindt, pak ik het liever uit als ik alleen ben.”
“Oké ouwe. Hier.”
Emma smeet het pakje op de tafel en liep heupwiegend zijn woning uit.
Alexander zuchtte.
Schuifelend langs de tafelrand zocht hij zijn stoel op. Hij sloot zijn ogen, haalde diep adem en maakte voor de tweede keer voorzichtig het dekseltje open die door de val weer was dichtgeklapt.
Bovenop lag een kort briefje van de notaris van zijn ouders met de woorden op verzoek doorgestuurd.
Hij fronste zijn wenkbrauwen en pakte een enveloppe met Italiaanse poststempels, geadresseerd aan de erven Van Holte tot Springer. De enveloppe was opengescheurd. Nieuwsgierig schudde hij de inhoud van de enveloppe op tafel uit. Het bevatte een brief van een Italiaans notariskantoor en een zacht pakje in vloeipapier.
Voorzichtig bevoelde hij het vloeipapier. Het was zacht als zijde. Langzaam bewoog hij het pakje heen en weer. Hij had nog steeds geen idee wat hierin kon zitten. Voorzichtig ontrolde hij het papier. Een haarlok. Blond met een krul en samen gebonden door een zachtroze satijnen strik. Zachtjes streek hij over het zachte blonde haar.

Hij zag de zomer aan het meer weer voor zich. Het grote buitenhuis in Italië aan het Lago Maggiore.
Hier had hij met zijn ouders gelogeerd. 17 was hij.
Patricia was 16. Het mooiste meisje dat hij ooit gezien had. Het enige kind van de Italiaanse vrienden van zijn ouders.
Enkele jaren geleden hadden ze in het grote huis in Rome gelogeerd. Patricia had toen vlechten en hij was een jongen, een kind nog. Samen hadden ze verstoppertje gespeeld. Enkele jaren later zag hij een bekoorlijke jonge vrouw.

Hij sloot zijn ogen.
“Alexander, ga je mee varen?”
Patricia keek hem stralend aan. Haar witte batisten jurk sloot om haar mooie jonge lichaam en haar borsten tekende zich fier door de stof af.
Samen liepen ze naar het botenhuis.
“Onze ouders zijn naar het casino vertrokken. Ze komen pas vanavond laat thuis.”
Hij had haar hand gepakt en haar naar zich toe getrokken. Voorzichtig kuste hij haar lippen.
“Straks, nu wil ik varen,” zei ze en duwde hem van zich af.
Pietro de tuinman hielp hen om de donkerbruin gelakte roeiboot in het water te laten glijden.
Hij zette zijn pet op en draaide zich om.
“Zo, hij moet toch vandaag het gras maaien. We zullen niet gestoord worden,” zei Patricia en lachte ondeugend.
Hij roeide in de richting die Patricia aangaf.
“Je wordt helemaal rood. Kom laten we gaan zwemmen.”
Ze trok haar kleren uit en rolde deze op.
“Nu jij,” sprak ze bevelend.
Verlegen om zijn erectie niet te laten zien trok hij langzaam zijn kleren uit.
“Wat groot,” zei ze. Ze begon zichzelf te strelen. Alexander raakte opgewonden en trok haar naar zich toe. Bevend van begeerte drong hij bij haar naar binnen.
Ze kreunden van genot.
“Heb ik je pijn gedaan? Ik wist niet dat jij nog maagd was,” zei hij na wat hem een eeuwigheid in de zevende hemel leek.
“En jij?”
“Ik ook,” had hij zachtjes gefluisterd.
“Nog een keer, toe,” zei ze smekend.
Plotseling verstrakte haar lichaam.
“Ik kan zwanger worden. We hebben niet opgepast.”
“Nou als het kwaad toch geschiedt is, kunnen we het best nog een keer doen,” had hij theatraal uitgeroepen.
Tegen het donker roeide hij naar huis.
Patricia meerde de boot aan in het botenhuis. Ze sloop langs de bosjes richting huis.
“Ik zie de auto nog niet. Kom mee naar mijn kamer, dan doen we het nog een keer.”
“Ben je niet bang dat we betrapt worden?” had hij angstig gevraagd.
“Welnee, ik doe gewoon de deur op slot.”
In haar slaapkamer kleedden ze zich beiden weer snel uit.
“Beloof je dat jij altijd van mij zal blijven houden?”
“Ja, Patricia, jij bent voor mij de eerste en de enige.”
Net toen ze zich tegen hem aandrukte, werd er op de deur geklopt. Ze hield haar vinger voor haar lippen en begon hem te kussen.
“De deur is afgesloten, waar zou ze zijn?” hoorden ze zacht. Het was de stem van een van de meiden.
Van schrik kon hij niet meer.
Plagend pakte ze zijn deel en kuste het. Het verwarde hem, de keurig Calvinistisch opgevoede jongen die nooit was voorgelicht. Patricia’s warmbloedige lichaam had van de jongen een man gemaakt.

Alexander voelde dat zijn broek nat was geworden. Hij was op zijn oude dag klaar gekomen. Verward legde hij de haarlok op tafel terug. Hij rook haar lichaamsgeur weer en schaamde zich dat hij haar nooit meer had geschreven.
Al gauw had hij Marieke ontmoet…
Hij schoof ongemakkelijk in zijn stoel en voelde dat zijn erectie was verdwenen.
Met bevende vingers pakte hij de enveloppe.
Met enkele woorden werd hem verzocht om contact op te nemen met een Italiaanse notaris.
Verder niets. Hij vroeg zich af wat de notaris hem te melden had. Zou Patricia zijn overleden en had ze hem in haar testament bedacht? Hij verweet zich dat hij zich zo gemakkelijk had laten inpalmen door Marieke. Hoe zou zijn leven verlopen zijn als hij met Patricia zou zijn verder gegaan? In ieder geval was zij hem nooit vergeten.
Hij probeerde het telefoonnummer dat in de brief stond te bellen, maar hij kreeg geen gehoor. Op zijn horloge zag hij dat het al na vijven was.
Hij besloot een borrel te nemen. God, Patricia… ze bleef door zijn hoofd spoken.
Doordat zijn vader het steeds drukker kreeg om het familiebezit draaiende te houden, gingen ze niet meer op reis naar Italië. Studeren en een goed betaalde baan zien te krijgen, dat was de gedachte van zijn vader, zodat hij later het grote landhuis en de landerijen zou kunnen beheren. Wat was ervan terecht gekomen?
Alexander schuifelde naar de oude kast en pakte een fles cognac. Kristallen cognacglazen had hij al lang niet meer, dus nam hij genoegen met het glas waaruit hij ook water dronk. Bevend schonk hij een flinke scheut in het glas. Na een grote slok voelde hij zich iets rustiger, maar de scene in de roeiboot bleef op zijn netvlies. Kon hij de klok maar terugdraaien.
Het werd donker en hij besloot te gaan slapen. Trek had hij niet meer.

De volgende ochtend pakte hij de telefoon en belde naar de notaris in Italië.
“Tja, u zult hierheen moeten komen. De situatie is nogal ingewikkeld,” kreeg hij te horen.
Parbleu, dacht Alexander terwijl hij tijdens zijn huwelijk met Miep shit gezegd zou hebben.
Op naar Italië! Door de gedachte aan Patricia voelde hij zich plotseling 20 jaar jonger. Hij zocht zijn paspoort op en boekte telefonisch een reis naar Milaan.
De nieuwsgierigheid overwon de kwaaltjes van zijn gekwelde zeventig jarige lichaam.
Geestelijk voelde hij zich weer de jongeling en de woorden chercher la femme, drongen weer tot hem door. Hij nam een warm bad en schoor zich zorgvuldig, net als vroeger voordat hij ging stappen.
Met de gepakte koffer stond hij de volgende dag klaar om de taxi naar de luchthaven te nemen. Eerste klas had hij ietwat overdreven gevonden, maar toen hij de mensenmassa op het vliegveld zag, verwenste hij zijn zuinigheid.
De vlucht verliep prima. In Milaan nam hij een taxi. Hier werd hij weer behandeld zoals hij vroeger gewend was.
Het notariskantoor oogde voornaam. In de wachtkamer kwamen zijn vragen boven. Vol ongeduld wachtte hij tot de notaris hem te woord zou kunnen staan. Eindelijk ging de deur open. De secretaresse, een jonge vrouw van ruim 25 lentes verzocht hem haar te volgen. Ze liet hem plaats nemen in een comfortabele stoel. Na enkele ogenblikken kwam een snelle jongeman, strak in het pak, gehaast de kamer binnen.
“Signore, mille excuses voor het wachten,” riep hij theatraal.
Alexander knikte en toonde de brief.
De jonge notaris las het epistel en begon ongemakkelijk op zijn stoel heen en weer te schuiven.
“Eh, eh, tja, de erfenis is nogal ingewikkeld. Hoe zal ik het zeggen,” begon de man.
“Nou gewoon bij het begin,” antwoordde Alexander.
“Eh, u bent erfgenaam maar ook weer niet. Mejuffrouw Patricia is in het klooster getreden toen ze merkte dat ze zwanger was. Eh, eh, u bent de vader van haar zoon en u erft het buitenhuis aan het Lago Maggiore op voorwaarde dat u daar voor uw zoon zult zorgen.”
“Wat?” sprak Alexander verbijsterd.
“Ja, u hebt bij mijn cliënt een zoon verwekt.”
“Mijn God, maar dat kind moet zeker 50 zijn!”
“Juist, 52 om precies te zijn.”
“Maar…”
“Uw zoon heeft een afwijking.”
Alexander voelde de grond onder zijn voeten weg zinken. Hij had een achterlijke zoon verwekt.
De notaris zag zijn schrik en vroeg beleefd of hij zich wel goed voelde.
“Hoe kan iemand zich na dit nieuws goed voelen,” antwoordde Alexander verontwaardigd.
De notaris stond met de mond vol tanden.
“En wat nu?” vroeg Alexander.
“Ik kan een auto sturen zodat u uw zoon in de kliniek kunt ontmoeten. Hierna mag u beslissen of u de erfenis aanvaardt.”
Alexander zag dat het officiële document jaren geleden getekend was. Heel vreemd.
Hij vroeg zich af welke beperkingen zijn zoon zou hebben. Kon de jongen wel praten? Hoe moest hij de dagen met een achterlijk kind van 52 in het schitterende buitenhuis doorbrengen. Zou er voldoende geld zijn om hulp te kunnen aannemen? Zijn Italiaans was niet bepaald vloeiend, maar dat kon hij leren.
In ieder geval mocht hij hierover een nachtje slapen voordat hij de erfenis zou aanvaarden.
De notaris keek uitdrukkelijk op zijn horloge, een teken dat hij het interview voor gezien hield.
Nadat de notaris op een bel had gedrukt verscheen de secretaresse, die hem meetroonde naar een wachtende limousine. Bedrukt keek hij naar het voorbij schietende landschap. Hij zag Patricia weer in haar witte jurk voor zich. Zou ze haar mooie haar hebben moeten afknippen toen ze non werd? Door de ondragelijke gedachte dat ze door hem in het klooster was gegaan voelde hij zijn schuld met de minuut groter worden.
De auto reed een oprijlaan in en na enkele minuten stopte de taxi voor een groot wit landhuis. Verplegers stonden al klaar om hem verder te helpen. Bedrukt liep hij langzaam naast de hoofdzuster die hem naar zijn zoon zou brengen.
“Het spijt me dat u even moet wachten. De dokter is nog bezig,” meldde een verpleegster eerbiedig alsof het een heel speciaal iemand betrof.
Hij had een zoon, een erfgenaam! Alleen… verward staarde hij voor zich uit.
Plotseling ging een deur open. Een knappe man in doktersjas stond voor hem en zei met een warme stem: “Dag vader, blij je eindelijk te leren kennen.”
Verbluft staarde Alexander naar zijn evenbeeld. Zo had hij eruit gezien toen hij begin 50 was.
“Maar…,” stamelde hij.
“Ik ben niet gek vader. Moeder is doodziek en is uit het klooster getreden. Ze zou het zo fijn vinden wanneer u haar laatste maanden met haar zou willen delen.”
Spontaan sloeg hij zijn armen om zijn zoon en fluisterde: “Jongen.”
Hij deed een pas achteruit en vroeg met zijn hand op de arm van de arts: “Hoe heet je eigenlijk?”
“Alexander vader.”
De oude man sloot zijn ogen.
“Waar is, ze? Wat heeft ze?” stamelde hij.
“Ik zal het u vanavond allemaal rustig vertellen. De auto zal u zo naar het buitenhuis brengen.”
Hij begreep dat zijn zoon een drukke praktijk in een privékliniek had. Zou hij ook zijn eigen moeder behandelen? Duizend vragen stormden door zijn hoofd en hij was blij dat de arts hem niet had uitgefoeterd.
Zijn zoon schonk hem een warme glimlach en draaide zich om. Door de dichte deur hoorde hij hem een patiënt toespreken.
“Komt u mee, de auto wacht,” zei de verpleegster.
Hij knikte verstrooid.
“Uw zoon is een briljant arts. Hij is geniaal, maar af en toe heeft hij een depressie. Wat heerlijk dat u gekomen bent.”
Blijkbaar was de verpleegster van de situatie op de hoogte.
Als een zombie liep hij naar de wachtende auto. Tijdens de rit sloot hij zijn ogen. Toen hij voelde dat de auto een scherpe bocht maakte, wist hij dat hij bij het buitenhuis was aangekomen.
De voordeur op het statige bordes zwaaide open en hij zag een fragile vrouw naar buiten lopen. Hij pakte zijn stok en liep zo snel hij kon naar haar toe en sloot haar voorzichtig in zijn armen. “Patricia, ik laat je nooit meer gaan,” snikte hij.
De vrouw keek hem verstrooid aan en zei met zachte stem: “Wie bent u mijnheer.”
O God, laat het niet waar zijn; ze herkent me niet meer.
Ze draaide zich om en riep bevelend: “Agnes, maak een kamer voor mijnheer klaar.”
Haar stok tikte op de marmeren vloer en ze verdween in een kamer.
De bediende die hij haar Agnes had horen noemen, kwam op hem af en zei: “Mevrouw is helaas de weg kwijt. Af en toe heeft ze een helder moment. Mevrouw heeft de grote slaapkamer voor u in orde laten maken. Volgt u mij.”
Moeizaam liep hij de trap op. In het slaapvertrek liet hij zich op het bed zakken en barstte in snikken uit.

STRIJD

05 Saturday Feb 2022

Posted by annemarieenters in Uncategorized

≈ Leave a comment

‘Jezus, Sabine, ben je gek geworden.’ Inspecteur Tollenaar pakte ruw haar pols beet.
‘Man, zie je dan niet dat hij nog leeft?’ Sabine wees met de kruiskopschroevendraaier naar de neergestoken man op de grond.
Tollenaar brieste: ‘Onzin, je hebt het bewijsmateriaal in je hand. Hoe kon je zo stom zijn om het moordwapen… Sukkel, jij zult het nooit ver schoppen.’
Sabine keek Tollenaar vuil aan. ‘Jij bent een te oud voor dit vak, je teert op je roem, je hebt geen idee van moderne technieken… hoor je mij.’
Tollenaar draaide haar pols om.
Sabine gilde.
Op het geluid kwamen agenten Dirk en Johan aangerend.
Tollenaar wilde haar arm op haar rug draaien.
Sabine siste: ‘Die oude zak moet loslaten, vooruit bel 112, het slachtoffer leeft nog. Hij werd razend toen ik deze schroevendraaier uit het lichaam trok. Godsamme, als ik dit niet gedaan had, had zijn hart niet meer…’
Dirk pakte Tollenaar beet. ‘Loslaten.’
‘Ik ben hier nog altijd de baas, ik zal er voor zorgen dat jullie ontslagen worden.’
Tollenaar liet niet los. Sabine kreeg de neiging om hem met de schroevendraaier een mep te geven.
‘Eikel, zie je dan niet dat ik een handschoen aan heb…’
‘Rustig maar,’ riep Johan. ‘Vooruit Tollenaar laat los. Wil jij een moord op je geweten hebben?’
Tollenaar liet haar los. ‘Waar heb jij het over lamzak. Ik ben hier degene met de meeste…’
Sabine richtte haar hoofd op en wreef haar pijnlijke schouder. Ze zei zacht: ‘De ambulance komt er aan.’
Dirk en Johan keken op. ‘Dat is vlug.’
Johan zette de hoofdinspecteur op een stoel.
‘Ik zal je,’ siste Tollenaar.
Sabine hield de schroevendraaier op en Dirk pakte een zakje voor bewijsmateriaal.
‘Vlug naar het lab ermee Dirk.’
‘Komt voor mekaar.’
Johan sprak in zijn walkietalkie met de broeder van de ziekenauto. Hij gaf de precieze locatie op.
Sabine bukte zich over het slachtoffer, voelde zijn hals en knikte goedkeurend. Voorzichtig beklopte ze het lichaam en haalde zijn portefeuille tevoorschijn. Ze hield het op. Dirk pakte het aan en bekeek de papieren van het slachtoffer. Hij klakte met zijn tong. Weet je met wie je te maken hebt?’
Sabine knikte. ‘Dit is de kok van Le Bistrot, hier aan de gracht.’
‘Grote genade, wie zou…’
‘Kan een afrekening zijn. Het restaurant verdient schatten met zijn eten en de boefjes…’
Sabine draaide zich om naar de ambulancebroeders.
Tollenaar stond op en begon: ‘Het slachtoffer leeft nog. Ik was zo slim om het wapen, een doodgewone kruiskopschroevendraaier uit de hartstreek te verwijderen.’
‘Daarmee heeft u zijn leven gered mijnheer.’ De broeders legden een brancard naast het slachtoffer en zette hem een zuurstofmasker op.’
Sabine draaide zich woest om. ‘Tollenaar, hoe durf je…’
Met een gemeen lachje draaide hij zich om.
‘Godnogantoe Dirk, die rotzak… Ik heb de kok gered. Hij gilde dat ik… Altijd hetzelfde liedje, ik zal blij zijn als hij met pensioen is. Ik kan daar niet tegen. Met de eer willen strijken, terwijl…’
Johan mengde zich in het gesprek: ‘Hij is nu eenmaal zo, maak je niet druk.’
‘Jawel, ik wil ook eens promotie maken. Ben nu 45 en…’ Ze zag hoe behendig de broeders te werk gingen.
Een knikte goedkeurend na het meten van de bloeddruk. Ze gaven de kok een beademingsapparaat en schoven de brancard in de ziekenauto. Met loeiende sirene reed de ambulance weg.
‘Ik laat het er niet bij zitten, ik ga dit met onze hoogste baas opnemen.’
Johan haalde zijn schouders op: ‘Wees verstandig, tegen dit stuk vreten kan je toch niet op.’
‘Heeft iemand het restaurant al gebeld?’
Beide agenten knikten ontkennend.
Sabine kneep haar lippen samen en liep de loods uit. Ze zag Tollenaar niet meer. ‘Vast naar het restaurant,’ mompelde ze in zichzelf. Ze begon te rennen. Na tien minuten stond ze voor Le Bistrot en duwde de deur open.
Emile de eigenaar keek verbaasd. ‘Hé Sabine, we zijn nog niet open.’
Ze schudde haar hoofd. ‘Ik ben hier beroepsmatig. Het gaat om Jules, je kok. Hij is neergestoken in de loods even verderop. Als het goed is ligt hij nu in het ziekenhuis.’
‘Hoe…, hemel, ik moet even gaan zitten.’
Sabine rook dat de keukenbrigade bezig was met de voorbereidingen voor het diner.
Ze pakte een stoel en keek Emile ernstig aan. ‘Is er iemand die het op Jules gericht kan hebben?’
‘Niet dat ik weet… wat is er gebeurd?’
We kregen een anonieme melding over een steekpartij in de loods aan de gracht. Ik was het eerst ter plaatse, zag de schroevendraaier in zijn lichaam… in de hartstreek en die trok ik in een reflex eruit. Het was een kruiskopschroevendraaier en zoiets in een kloppend hart…’
‘Juist, je hebt hem dus het leven gered, als ik er van uit mag gaan dat hij het redden zal.’
‘Natuurlijk hoop ik dat.’
Sabine hoorde de telefoon overgaan.
Een van de obers kwam aanlopen met het toestel en fluisterde: ‘inspecteur Tollenaar.’
Emile pakte het toestel. ‘Fijn dat u belt, heeft u al nieuws over de toestand van Jules?’
Vaag hoorde Sabine: ‘Hoe weet u…’
Ze leunde achterover en zag dat Emile haar vragend aankeek.
‘Ik zit hier met een collega Sabine.’
Sabine wenkte Emile om het toestel aan haar te geven.
‘Tollenaar, je hoeft je er niet mee te bemoeien hoor. Ik heb alles al verteld.’ Ze verbrak de verbinding en vertelde in het kort wat er gaande was. ‘Ik weet niet of dit ook in het restaurant wereldje speelt, maar ik word hier echt niet goed van. Het gaat tenslotte om een mensenleven.’ Ze stond op. ‘Sterkte Emile, ik hou je op de hoogte.’ Ze stak haar hand uit.
Emile drukte die met beide handen. ‘Dank, als Jules weer aan de slag is, nodig ik je uit voor een etentje.’
‘Dat mag ik niet aannemen, maar het is erg aardig van je om dit te zeggen.’
Sabine liep het restaurant uit, keek op haar horloge en zag dat ze nog net tijd had om op het bureau in de Warmoestraat een rapport te schrijven.
Het begon al donker te worden. Ze liep de gracht af en keek spiedend om zich heen. Enkele jongeren hingen rond. Ze vertrouwde die leren jackers niet. Met haar dienstpistool in haar hand begon ze sneller te lopen. Vlugge voetstappen volgden haar. De adrenaline stroomde door haar lichaam. Nog steeds was ze woest op Tollenaar en die woede kon ze mooi gebruiken, mocht een van die knakkers te dicht bij haar komen. Ze draaide zich plotseling om en stond oog in oog met een van die boefjes.
‘Wat moet dat, kan een vrouw niet rustig lopen? Vooruit wegwezen.’
‘Mooie meid, we kunnen samen lol maken.’
‘Flikker op ik ben politie-inspecteur.’
‘Ha, ha.’
Ze duwde het pistool op de borst van de jongeman. ‘En nu geen geintjes of ik schiet. Ik ben er echt voor in de stemming.’
Het jongmens schrok van haar houding en hij aarzelde. Zodra hij een klik van de veiligheidspal hoorde, rende hij er vandoor.
Trillend op haar benen vervolgde Sabine haar weg naar het bureau. Ze liep naar haar werkplek, waar Tollenaar het hoogste woord had.
Met een klap smeet ze haar dienstpistool op haar werkblad.
Johan keek op, liep naar het wapen en vergrendelde de veiligheidspal. ‘Jezus Sabine… je wapen… wat is er, je ziet zo bleek.’
‘Op weg hier heen, zaten een stel jochies achter mij aan. Een bedreigde mij… en…’
‘Je hebt toch niet geschoten?’
‘Nee, maar het scheelde niet veel. Jullie moeten de gracht beter beveiligen als het donker wordt. Nu zitten jullie liever binnen achter de koffie. Ik vind dat slap en zal hierover een rapport schrijven.’
‘Sabine, zo ken ik je niet, je lijkt Tollenaar wel.’
‘Hou op over die vent of ik ga echt schieten. Dit was niet mijn dag. Ik kots van jullie gedrag.’
Ze pakte haar sjaal van de rugleuning van haar stoel, trok haar dons-jas aan en liep het bureau uit.
Op een elektrische fiets reed ze naar haar appartement. Na het stallen van dit vervoer, opende ze haar voordeur. Nog met haar jas aan, pakte ze een fles wijn en schonk ze zich een goed glas in. Met uitgeschopte schoenen plofte ze op de bank. Het huilen stond haar nader dan het lachen.
Automatisch dacht ze aan haar carrière. Ze wist best dat Tollenaar haar als een bedreiging zag, maar ze had nooit gedacht dat de vent haar zo zou tegenwerken. Pesten op het werk, kwam overal voor, al had ze dit bij de politie niet in die mate gedacht. Ze keek op haar horloge. Bijna 11 uur alweer. Ze trok haar jas uit. In gedachten verwenste ze Tollenaar. Viel hij maar dood neer, dan was ze van hem af. Een beter salaris kon ze best gebruiken nu de buurt waarin ze nu al jaren woonde verloederde. Ze had er genoeg van om ook op weg naar huis op haar hoede te moeten zijn. Samenwonen vond ze maar niets. Na 3 relaties, waar de vriend telkens het zo manipuleerde dat ze voor het huishouden moest opdraaien, prefereerde ze het om alleen te wonen, maar wel in een betere buurt.
Bah, die mannenmaatschappij. Ze schonk zich nog eens in. Na een vierde glas viel ze in slaap.
De wekker maakte haar wakker. Als een haas nam ze een douche en kleedde ze zich aan. Met een dubbelgevouwen boterham in haar mond pakte ze haar fiets. Al etend fietste ze hard door.
Ze liep het politiebureau in. ‘Goedenmorgen jongens, nog nieuws?’ Ze schrok van de bedrukte sfeer en keek haar ondergeschikten vragend aan.
‘Weet je het nog niet?’
Sabine schudde haar hoofd. ‘Wat moet ik weten, hoe gaat het met onze kok?’
Johan kuchte even en sprak ernstig: ‘Die overleeft het wel, maar…’
‘Gelukkig. Zeg wat kijk jij…’
‘Tollenaar…’
‘Wat is er met hem, heeft hij een vrije dag genomen?’
‘Hij heeft nu eeuwig vrij.’
‘Wat bedoel je?’
‘Hij, eh, kreeg klokke 11 een hartstilstand.’
‘Wat zeg je. Dood?’
‘Yep, zo te zien zat je daar op te wachten.’
‘Oh God, zo had ik het niet bedoeld.’ Sabine hield haar hand voor haar mond en ze vroeg zich af of hij nog zou leven als ze hem niet zo hartgrondig had verwenst.
Johan overhandigde haar een brief. ‘Je moet bij de ouwe komen, onze hoogste baas.’
Sabine stond op. ‘Goed, ik ga meteen.’
Met lood in haar schoenen liep ze naar de kamer van Joris Eggenstein. Voordat ze zacht klopte rechtte ze haar schouders.
‘Binnen.’ Zij stem klonk bars.
Ze opende de deur en zag hem nog net een sigaar wegmoffelen.
‘Kom verder, en ga zitten. Je hebt vast al gehoord dat Tollenaar…’
‘Ja, inderdaad.’ Het woord vreselijk kon ze niet over haar lippen krijgen.
Eggenstein keek haar peinzend aan. ‘Ik weet heus wel wat zich hier afspeelde. Jammer dat je zo door Tollenaar werd behandeld.’
‘Ach…, maar waarom deed u niets?’
‘Ik moet hier een kantoor leiden en jullie menselijke problemen, kan ik daarbij niet hebben. Sorry.’
Sabine zuchtte.
Eggenstein pakte een dossier op en haalde daar zorgvuldig een papier uit dat hij op zijn bureau naar haar toe draaide.
‘Je krijgt de functie van Tollenaar. Je bent een prima kracht. Ik neem aan dat jij blij zult zijn met zijn salaris, dan kan je iets beters huren.’
Hij wees op het papier en maakte een gebaar op een lijntje waar ze moest tekenen.
‘Ik neem aan dat jij de tekst wel kent. Zodra je getekend hebt, ben jij nu hoofdcommissaris. Gefeliciteerd.’
Ze tekende als in trance en ze voelde niet de euforie die ze zich had voorgesteld bij deze promotie.
Hij stond op. ‘Dat was het. Dit gaat per vandaag in. Voor een feestje hebben we geen tijd. Trouwens prima dat jij die kok het leven hebt gered. Een fijne dag.’
Wat een anticlimax, maar goed, ze had nu de begeerde functie. Langzaam liep ze terug naar haar bureau. Ze scheurde de enveloppe open en moest even gaan zitten toen ze het bericht was. Tollenaars laatste woorden. Het speet hem dat hij haar zo had behandeld, maar hij wilde zijn gezag niet verliezen, temeer daar Sabine beter functioneerde dan hij zelf ooit had kunnen doen.
Ze liet de brief uit haar hand glijden en sloeg haar handen voor haar ogen.
De woorden van Johan ‘zo reageer je net zoals Tollenaar,’ schoten door haar hoofd. Ging ze zich ook zo gedragen?
Het zou niet meevallen om een uitstekende hoofdinspecteur te zijn en zich ook geliefd te maken bij haar ondergeschikten, maar ze wilde het proberen.
Ze liep naar de kantine waar Johan en Dirk zaten. Ze kuchte hard.
Dirk en Johan keken op.
‘Jongens, ik heb net de functie van Tollenaar gekregen. We moeten aan de slag. Hebben jullie de schroevendraaier al naar het lab gebracht om op vingerafdrukken te controleren?’
Ze zag een schaapachtige uitdrukking op het gezicht van Dirk.
‘Hum, ik zal hier niet over vallen, maar doe het meteen. Ik wil nog even zeggen dat ik erg mijn best zal doen. Ik verwacht hetzelfde van jullie en nog iets… Die brief… jullie mogen hem lezen. Ja, van Tollenaar. Ik hoop dat ik niet een zelfde gedragsfout ga maken, maar daarvoor heb ik jullie steun hard nodig. Deal?’
Beide agenten knikten. Johan pakte de brief al op en slaakte een diepe zucht voordat hij dit epistel aan Dirk gaf.

Recent Posts

  • HET DIERENPENSION
  • Koken met de Franse slag
  • VERHUIZEN NAAR BOYANA
  • EEN ONVERWACHT PAKJE
  • STRIJD

Recent Comments

annemarieenters on Leuke verrassing! NEERGEKNALD…
Femmy Fijten on Leuke verrassing! NEERGEKNALD…
Mijn romantische kor… on Heel Nederland Schrijft beoord…
Mijn romantische kor… on HET INTERVIEW
Mijn romantische kor… on HET SCHOT fragment

Archives

  • February 2022
  • January 2022
  • April 2021
  • November 2020
  • December 2019
  • May 2019
  • April 2019
  • March 2019
  • February 2019
  • January 2019
  • October 2018
  • August 2018
  • July 2018
  • May 2018
  • April 2018
  • March 2018
  • February 2018
  • January 2018
  • December 2017
  • November 2017
  • September 2017
  • August 2017
  • July 2017
  • June 2017
  • May 2017
  • April 2017
  • March 2017
  • February 2017
  • January 2017
  • December 2016
  • November 2016
  • October 2016
  • September 2016
  • August 2016
  • July 2016
  • June 2016
  • May 2016
  • April 2016
  • March 2016
  • February 2016
  • December 2015
  • January 2015
  • May 2014
  • November 2013
  • September 2013
  • February 2013
  • December 2012
  • October 2012

Categories

  • Uncategorized

Meta

  • Register
  • Log in
  • Entries feed
  • Comments feed
  • WordPress.com

Blog at WordPress.com.

Privacy & Cookies: This site uses cookies. By continuing to use this website, you agree to their use.
To find out more, including how to control cookies, see here: Cookie Policy
  • Follow Following
    • Annemarie Enters
    • Already have a WordPress.com account? Log in now.
    • Annemarie Enters
    • Customize
    • Follow Following
    • Sign up
    • Log in
    • Report this content
    • View site in Reader
    • Manage subscriptions
    • Collapse this bar
 

Loading Comments...