
‘Jij organiseert prima…,’ ik hoor het mijn man nog zeggen.
Hans vertrok 3 juli naar Sofia en liet de verhuizingen verder aan mij over, leuk!
Binnen een maand hadden we het nodige achter de rug. Een huizenjacht in Sofia op kantoorruimte en woonruimte, een flat in Brussel gekocht en het bod op ons Wassenaarse huis aanvaard.
‘Maar je komt wel over naar Brussel voor de verhuizing,’ zei ik dreigend.
Een groot huis noodt tot bewaren, recent ontvingen we nog een hele inboedel uit een erfenis en het huisje in Bulgarije was piepklein.
Afgelopen Kerstmis stond nog in mijn geheugen gegrift, want toen waren onze net afgestudeerde kinderen niet te porren om dingen weg te doen.
14 dagen had ik.
Wat ging naar Brussel, wat wilden we meteen in Boyana hebben en wat zou later komen, als het te bouwen huis klaar was. Al zouden de verhuizers het gedeelte dat naar Sofia zou gaan inpakken, alles moest eerst door mijn handen gaan. Brussel kwam geheel voor mijn rekening, maar gelukkig kreeg ik van vele kanten hulp, al was het alleen maar voor het inpakken voor de duizenden boeken.
Was het toeval of stond het in de sterren hoe we aan dit huisje in Bulgarije waren gekomen?
Een van mijn porselein beschilder vriendinnen, had als makelaar een Bulgaarse diplomaat als klant. Leuk om kennis te maken opperde ze en zij nodigde ons met de Bulgaren uit voor een etentje en wel de dag voor ons vertrek naar Bulgarije om op huizenjacht te gaan.
Aardige lui. Samen met zijn moeder Ana, weduwe van een hoge communist, bezat de diplomaat een jachtdacha. Pa was chef de protocol geweest en had samen met vriend Boyev eigenhandig dit optrekje in het uitsluitend voor goede communisten geprivilegieerde deel van Boyana gebouwd.
‘Geknipt voor jullie. Het grenst ook nog aan het huis van de president en in het bos kan je de honden uitlaten. Ik bel mijn vriend Milan. Hij was ambassadeur in Parijs en spreekt vloeiend Frans. Mijn moeder beheerst naast Bulgaars alleen Russisch. Jullie kunnen dit huren,’ sprak hij enthousiast.
Balkan Air had de kortste trip voor onze dieren zonder stop-over. Kennel huren bleek uitgesloten, die moesten we op het laatst op het vliegveld kopen.
Maandag 25 juli 1994. Met een gevoel van licht onbehagen stapte ik met onze honden in de taxi.
Daar stonden we dan op het oude kleine vliegveld Zaventem. Al hadden wij een maand geleden Sofia even gedaan en wist ik waar we terecht kwamen, ik vond het toch best spannend. Voelde me half landverhuizer en vluchteling. Onze enige koffer zat vol met hondenvoer, lakens, handdoeken, theedoeken, een kleine radio met wereldontvanger, een rol WC papier, plus een rampen pakket voor de eerste dagen zoals koekjes, plakken chocolade, worstjes en ronde doosjes Zwitserse kaas in zilverpapier. Geen jas, nauwelijks schoon ondergoed, want al onze goederen zouden twee dagen later aankomen.
Op het oude vliegveld Zaventem moesten de honden deze plastic-met-tralies-hokken passen. De labrador stond bij de eerste aandacht al vrolijk te kwispelen, maar de slimme beagle zag de bui al hangen. Het grondpersoneel smeerde grote maten aan, waarin de dieren ook konden staan. Hierna werden ze met loeizware kennels en al gewogen om hun tarief te berekenen.
‘Dat is niet niks, $ 25 per kilo, onze honden betalen meer dan wij in de business! Zeg, krijgen ze daarvoor champagne?’
Flux werd het bakje dat aan de tralies hing met vers water gevuld. Er vormde zich een groepje lieden met duidelijk Slavische trekken om dit pas en meet gebeuren te bekijken. Ik stootte Hans aan: ‘Ik zie jou niet in zo’n auberginekleurig pak lopen, of dat foute groen, nog erger.’
Ik gaf onze dieren pillen ter kalmering en vervolgens liet ik ze achter bij de vriendelijke Sabena jongelui.
Globe trottende vrienden hadden mij voor vliegen met dieren al gewaarschuwd; verkeerde bestemming, doodgevroren dieren omdat de verwarming niet aan stond…
Tot halverwege de vlucht naar Sofia, hoorde ik onze beagle in het vrachtruim, luid blaffend protesteren tegen de in zijn ogen hondse behandeling.
De vlucht naar Sofia verliep prima. Voor we bij de paspoortcontrole kwamen, hoorde ik onze beagle Dandy er al luid bovenuit blaffen. Ik keek even richting geblaf en hoorde achter mij in prima Engels: ‘Your dogs are there, you need car, where is your luggage?’ en voor we het wisten waren we met bagage, honden in kennels en al door de douane. Alle moeite om gezondheidsverklaringen voor de dieren te verkrijgen…
Als de rest ook zo vlot verliep als de werkmethode van de twee efficiënte kruiers, die ons op Sofia airport door de douane loodsten, dan zou het met de minimale verbouwing ook wel meevallen, dacht ik.
Achter de dranghekken stond een hele commissie van ontvangst en dat deed deugd. Milan, Boyev en de chauffeur van Penyo, de man die dit project om een Bulgaarse investeringsbank op te richten, had aangezwengeld.
Tussen de iets te nieuwsgierige Bulgaren begon Hans de kennels te demonteren. Met handen vol schroeven stond ik met een omvallende beagle. Op Milans gebaar, dat ik goed op onze spullen moest passen, trok ik onze koffer en Hans’ documenten koffertje tussen de benen.
De schroeven in mijn handtas gewurmd, droeg ik de beagle, hield de labrador aan de lijn en probeerde mijn zware reistas op mijn schouder te houden en wilde ik zoveel mogelijk in me opnemen. Hans nam de koffers, Milan, Boyev en de chauffeur pakten de kennels op.
Intussen was het bijna donker geworden. We reden de berg op naar Boyana, het commy ghetto, gelegen op 700 meter. Een bergklimaat, erg gezond zegt men. Ja, dat hadden die commies goed bekeken. Vroeger mocht de gewone man hier niet eens komen. Nu stond de slagboom open, knipperde het stoplicht continu en zat er nog een ventje in een hokje te niksen.
Een heldere sterrenhemel en de lichtjes van het achterliggend Sofia gaven een romantische touch aan de start van ons avontuur.
In konvooi reden we naar het “commy”-huisje, feitelijk een jacht dacha. Blij verrast dat de bedjes al waren opgemaakt. Ook aan handdoeken, een stuk zeep en zowaar een rol WC papier was gedacht. Geroerd door deze warme aandacht voelden we ons echt welkom.
Ik bewonderde het schilderwerk. Het leek iets groter nu een aantal meubels eruit gehaald waren. De binnenkant was beneden zonnig geel, en boven wit geschilderd, net zoals Hans gevraagd had. Gelukkig waren Ana en Boyev zo slim geweest om het allernoodzakelijkste meubilair te laten staan.
Van het rotan (zorgvuldig gerestaureerd met verhuizers plakband) zitje hebben we veel plezier beleefd in de anderhalve week dat we ons meubilair nog niet hadden, maar dat konden wij toen nog niet vermoeden.
Bij inspectie bleek dat de werkzaamheden nog lang niet klaar waren. Niet verwacht, wel gehoopt, maar in mediterrane landen, zoals Bulgarije, was het: “manyana” of “outre” zoals dat in het Bulgaars heet. Douchen of badderen was er jammer genoeg nog niet bij, maar wij wisten dat dit avontuur de nodige kommer en kwel met zich zou meebrengen. Boyev beloofde dat alles binnen de kortst mogelijke keren af zou zijn. De oude brommende ijskast stond in de woonkamer wat blijkbaar de vaste plaats was, want de keuken was te klein voor dit exemplaar. Wij waren voorlopig dolblij met dit museumstuk. De keuken was nog in staat van afbraak, maar morgen zou er verder gewerkt worden.
Mijn eerste indruk was dat de Bulgaren vreselijk hun best deden om het ons naar de zin te maken, al ging dat begrijpelijk ook met Dollar-ogen gepaard. Wij waren ook onder de indruk van de tijd en moeite, die Milan en Boyev aan Ana besteed hadden. Zou dit een Bulgaarse gewoonte zijn, of was het een wederdienst. Misschien had Ana’s overleden echtgenoot, die generaal bij het protocol was, als belangrijke communist destijds veel voor Milan en Boyev kunnen doen.
Wij sliepen niet bijster veel, al was de nacht stil en zorgde de koele berglucht voor een weldadige frisheid. Godzijdank was het niet zo bloedheet als het de afgelopen dagen in Wassenaar en Brussel geweest was. Onze rust werd onderbroken door gespook van Dandy, die net zo lang blafte tot hij op onze kamer mocht. Natuurlijk ging ik door de knieën, want het dier voelde zich beslist niet op zijn gemak. Na een paar pogingen om op mijn bed te springen, gaf hij dat op. Hij probeerde heel ludiek een mandje te maken van mijn grote last-minute reistas. Ik werd vroeg gewekt door een natte hondenneus. Plassen. Hondjes in de tuin. Ze besnuffelden alles en ik zag aan hun gedrag dat ze het heel vreemd vonden. De buren hadden poezen! Dat was een feest en daar moest natuurlijk flink tegen geblaft worden.
Voor de dieren was het natuurlijk een hele schok, eerst een vliegreis en daarna een wildvreemde omgeving, waar alles ook nog anders rook.
Nog ruim tijd om ons in de keuken tussen een meter hoge berg puin en aangekoekte cementresten, met koud water te wassen, voordat het werkvolk zou komen.
Voor het ontbijt aten wij wat koekjes, die ik uit ons overlevingspakket haalde. Ik was blij dat de verhuizers mijn keukenmes vergeten waren, zo kon ik de worstjes van het noodrantsoen tenminste snijden. Gelukkig was het kraanwater in Boyana drinkbaar, bovendien was het erg lekker koel en fris. In Sofia was dit niet het geval, zelfs niet in het Vitosha hotel, zoals ik vorige maand had geconstateerd.
Bij inspectie tijdens het ochtendgloren, bleek dat het meubilair, de hertengeweien en het opgezette-vogel-assortiment in de kelder stonden, geheel tegen afspraak. De badkamer was gesloopt en de muren werden betegeld. Vraag alleen niet hoe! Onhandig, slordig en scheef! Blinden zouden het waarschijnlijk beter doen. De keukenkastjes waren van de muur af gehaald en zodanig “afgezaagd” om plaats te maken voor een nieuwe rioleringsbuis dat meer dan de helft van de plankruimte verloren was gegaan. Van huilen wordt je lelijk, dus…
Met punaises in de wangen begroette ik om 9 uur het equipe van stoere jongens dat met de werkzaamheden zou doorgaan. Verder dan “dober den” ging de conversatie niet. De drilboor werd hier en daar ingestoken om het aanrechtje, een “home-made” steenklomp, ludiek versierd met mozaïek van kapotte tegels, te slopen. Gevolg: een gigantische stofboel. Dweilen of ander schoonmaakmateriaal zat in de verhuisauto. Verlichting in de gang en de WC werkte niet.
Voor de badkamer had Ana nog een “nieuw” bad. Dit had al jaren in de kelder gestaan en het was helemaal dof en roestig geworden. Wij zouden dit bij het groot huisvuil zetten, maar dat was zo’n verspilling, dat wij maar toestemden dat dit gebruikt zou worden. Hans schoot alle kosten voor, die we later zouden delen, want de Bulgaren trokken een zielig gezicht.
De werklui, ik noemde ze voor het gemak maar Jut en Jul, spraken uiteraard alleen maar Bulgaars. Jut kon “alles” en Jul was goed in het aangeven en kijken of alles wel goed ging. Zij stonden weer onder toezicht van een man die zich voorstelde als “ingenieur”. Tekeningen kon hij niet lezen leek het en ik vroeg me af of hij echt iets van bouwkunde begreep of alleen maar goed was in vernietiging werkzaamheden. Hij zou een tweelingbroer geweest kunnen zijn qua uiterlijk van Chriet Titulaer met zijn tuinkabouter achtige uiterlijk. Echter een zeer vreugdeloze en tobberige tuinkabouter, die overal problemen zag. Ik heb me suf getekend om bepaalde dingen uit te leggen. Communiceren met een pocket woordenboek, lukte maar gedeeltelijk, want een specifieke “bouwvocabulaire” stond er niet in.
Boyev, de communistische buurman van huiseigenaresse Ana zou af en toe langs komen om te helpen vertalen, want zo schoot het niet op. Het viel al mee dat Jut en Jul niet bang van onze honden waren. We hadden begrepen, dat het tijdens het communisme voor gewone stervelingen blijkbaar verboden was om honden te hebben. Omdat er dus nauwelijks hondenbezit in Bulgarije was toen wij kwamen, hadden veel Bulgaren geen idee hoe ze zich tegenover honden moesten gedragen.
De werkbespreking was wel komisch want Boyev sprak een paar woorden Duits en een aantal zinnen Frans. Verder werd er driftig met gebaren gecommuniceerd en gewezen op het papier waarop het hele plan tijdens Hans’ eerdere verblijf uiteen gezet was. Hierna kon Hans meerijden naar Sofia in de Lada van Boyev.
Ik bleef met de laptop achter, waarop ik mijn eerste ervaringen in briefvorm aan onze familie en vrienden ging zetten schrijven met de honden aan mijn voeten.
Het weer was en bleef stralend, zodat ik ook af en toe heerlijk in het zonnetje kon zitten. Voor mij bestond de dag verder uit het surveilleren van het werk en van de honden, die naast het schamele gereedschap, het lunchpakket van het komische duo Jut en Jul een interessant snuffel object vonden. Ik was toch nieuwsgierig waarmee ze hun maag gingen vullen. Dat bestond uit een stuk brood, tomaten en een stuk watermeloen, wat ze met water doorspoelden. Werken met de radio keihard aan en blikjes consumeren, was er hier nog niet bij. Ze genoten royaal van de lunchpauze en deden zelfs een tukje.
Tegen de avond kwam Hans per taxi “thuis”. Deze tweede avond aten wij uit arren moede weer uit ons rampen pakket, aangevuld met heerlijk vers fruit uit onze tuin.
‘Zo doorgaan gaat niet. Is er een winkel op loopafstand? Er moet toch ergens een restaurantje zijn?’
‘Kom maar mee,’ sprak Boyev en reed naar Supermarket Boyana.
Ik keek mijn ogen uit. Gelukkig wist ik nu ook de weg naar een restaurantje, hier tien minuten lopen vandaan. Toen Hans thuis was zei ik: ‘Hans, die supermarkt… je weet niet wat je ziet, brood in roestige rekken, koelbanken waar het water uit loopt en dat met steeds uitvallende elektriciteit. Het is bovendien een aardige klim terug. Ik kan dat echt niet sjouwen. Je zou toch een auto met chauffeur krijgen? Kan de EBRD niet regelen? Die man sprak over un project de haute prestige maar het lijkt op een camping reis met blikken mee, alleen zijn we nu door de voorraad uit het rampen pakket heen.’
In de avond pakten we de benenwagen en liepen met onze viervoeters naar Gargana.
De sfeer in dit met maar 4 tafeltjes in de boomgaard uitgeruste tentje kwam zeer relaxed over. Ook weer zo’n privé initiatief’je. Tussen de fruitbomen wat grind, daarop 4 tafeltjes en voilà je had er een restaurantje bij (de vijfde tafel was voor de stamgasten.) Het feit dat dit restaurantje goed bezet was, vonden wij een prima teken. Het bestek en de borden waren simpel maar schoon. Wij zagen dat de buren, die een geit koesterden, een kan met geitenmelk over de heg aan het dienstertje van dit eettentje aanreikten. Gelukkig waren er wat vriendelijke mensen die wat Engels spraken en bereidwillig vertaalden wat er zoal te eten was. We konden aanschuiven aan een deels bezet tafeltje. Toen deze mensen uitgegeten waren, vroegen andere Bulgaren of zij bij ons konden gaan zitten. Hieruit ontsproot een zeer gezellige en interessante conversatie! Beiden “zaten” in computers en wie weet was dat nog een nuttig contact! Hun namen waren: Nelly en Kiril. Hij stond op toen zijn vrouw na een neus poeder operatie weer aan tafel wilde gaan zitten, en wat ik belangrijker vond: beiden keken goed uit hun ogen. Voor een oud tientje (de Euro was ons nog niet door de strot geduwd) waren we klaar, inclusief voorgerecht, gegrilde spiesen, wijn en koffie toe.
Over tientje gesproken, toen Kiril enkele dagen later ons kwam opzoeken in het restaurantje, nodigde hij ons uit om bij hem thuis te komen eten. Ook vroeg hij of Hans serieus was toen hij had laten doorschemeren dat hij iemand zocht om het computersysteem van de bank te kunnen regelen. ‘Is $10 per uur niet te veel gevraagd?’ vroeg hij. Tja, daar werden wij weer even stil van.
Ik kon niet tegen de onverschilligheid waarmee hier met schaars materiaal werd omgesprongen. Als er weer een pakje tegels uit het Trabantje van de “ingenieur” kwam, werd dat niet voorzichtig neergezet, maar kwakten ze het achteloos op de grond. Het resultaat was natuurlijk dat een groot gedeelte van deze tegels brak. Een emmer om cement in te roeren, maakten zo ook niet schoon, net zo min als het andere werk materiaal. Als hun werkdag erop zat, koekte het gereedschap gedurende de nacht lekker aan, maar dat mocht de pret niet drukken!
De Berlijnse muur was toch al een aantal jaren geleden doorbroken, waardoor ik in Bulgarije een andere houding had verwacht omtrent bezit, dienstbaarheid en de waarde van geld en goed. Vastgeroest aan het oude systeem, zat een verandering van mentaliteit er nog lang niet in. Van ijver was ook nog zeer weinig te bespeuren.
Ik heb wel 1000 keer uitermate vriendelijk geprobeerd uit te leggen dat het onnodig beschadigen van materiaal toch zonde was. Maar ik werd bekeken alsof ik van de maan kwam en ze haalden onverschillig hun schouders op. Het lukte me niet altijd om mijn geduld te bewaren en dit schouders ophalen begon als een rode lap op een stier te werken.
Inmiddels werd het maandag 1 Augustus 1994. De verhuisauto stond al sinds afgelopen vrijdag bij de douane, maar onze goederen werden niet vrijgegeven. Hans nam weer contact op met de correspondent van de verhuizer. De hele maandag werd Hans op het douanekantoor van het kastje naar de muur gestuurd. De jonge vlerk die het daar voor het zeggen had, speelde met zijn voeten op het bureau computer spelletjes of reed af en toe rondjes op een dure motor. Ambtenaren maakten bedremmeld bij hem zijn opwachting. Verveeld nam hij ook af en toe een envelopje aan. Maar we kregen onze spullen niet.
Ondertussen vorderden de werkzaamheden in het poppenhuisje maar matig. De tegels werden weer van de muur afgehaald, toen bleek dat de kranen lekten. Ook de stopcontacten voor afwasmachine en scheerapparaat in de badkamer zorgden voor de nodige consternatie. Meer tegels er af, opnieuw afbikken, het was om dol van te worden. De spiegel boven de wastafels, bleek een oud exemplaar te zijn, die Boyev nog ergens vandaan had getoverd. Als verlichting moesten daar maar pottenkijkers boven komen, die waren neutraal. De “luxe” armaturen, die ik gezien had, vond ik van zulk een kitscherige slechte kwaliteit, dat ik daar pijn van aan mijn ogen kreeg. Hierna bleek dat zelfs simpele pottenkijkers nauwelijks te krijgen waren.
Inmiddels was het dinsdag geworden. Op mijn verzoek dat ik het huisje wel schoon wilde hebben voordat onze meubels kwamen, kwam Ana met een slachtoffer-achtig-gezicht aanzetten met een aftandse vriendin en samen gingen ze op z’n boerenfluitjes met oude kranten de ramen te lijf! Nu had ik beslist niet gesuggereerd dat zij dat zelf moest schoonmaken. Ana had nog geen idee van de waarde van het geld. Ze realiseerde zich totaal niet dat ze per maand royaal een Bulgaars jaarsalaris ontving. Ja, die communisten hadden het prima bekeken! Altijd geprofiteerd. Huisje door soldaten laten bouwen, waarschijnlijk de grond onder bedreiging zich toegeëigend en nu weer profiteren van de buitenlanders!
Je kon nooit inschatten hoe Bulgaren zouden reageren en dat was soms best lastig. Hoe aardig Ana was om de bedjes op te maken, zo pinnig en negatief werd ze als wij iets vroegen over schoonmaken of haar spullen uit het huisje halen.
Dinsdagmiddag zou alles bij de douane in orde zijn, verzekerde de verhuizer Voerman. Hij was speciaal uit Praag overgekomen om de douane faciliteiten af te handelen. Hans zou om 2 uur opgehaald worden. Mooi dat er om 4 uur nog niemand kwam. Toen maar weer proberen te bellen. Wat bleek: ineens werden er grote problemen gemaakt omdat er nog geen verblijfsvergunning afgegeven was! Deze verblijfsvergunning was een klein blauw boekje waar “pasport” op stond. We kregen de meubels pas als dat blauwe boekje er zou zijn. We verkeerden in een uitermate vreemde situatie, waar de EBRD advocaten gewoon niet aan gedacht hadden. Het was wel erg slordig, want deze club, was toch al een aantal jaren bezig om hulpprojecten in Oost Europa op te zetten. Al was Hans benoemd tot directeur, hij zou zijn verblijfsvergunning pas kunnen krijgen als de bank een licentie had gekregen. De licentie moest door Justitie verleend worden en die was een maand met vakantie. Een maand in een leeg huis? Wij hadden niet eens een jas meegenomen in onze enige koffer en van mijn in het roestwater met de hand gewassen ondergoed werd ik ook niet vrolijk.
Toen ben ik ontploft! Ik belde de verhuis correspondent zelf en ging tieren, dat ik er een politiek schandaal van zou maken. ‘Morgen staat het op de voorpagina van de Herald Trib en ik zal het ook laten uitzenden door CNN’, gilde ik dreigend. Tevens suggereerde ik dat ze de hele handel maar meteen rechtsomkeert moesten sturen en dat ik geen seconde meer in dit stomme land wilde blijven. Dat hielp. Ze zouden er meteen aankomen. Er kwam ook een hogere vent mee. Binnen 20 minuten stonden ze bij ons op de stoep en dat was heel erg snel, zelfs voor Bulgaren.
Inmiddels werd er druk gewuifd; daar stonden Ivan en Irina die we een paar dagen geleden in onze tuin aantroffen. Toen zij van onze problemen hoorden, boden zij spontaan hulp aan. Ze zouden meteen proberen met mensen van de douane te gaan praten. Door hun import business, kenden zij het klappen van de douane zweep blijkbaar goed. De volgende ochtend stonden twee van Ivan’s vrienden, compleet met zwarte zonnebrillen, bij de douane klaar om Hans te helpen. Inmiddels schoot Balkan Cargo, de verhuis agent geld voor als een soort “bankgarantie”, dus was hun hulp niet nodig. Wij vonden het buitengewoon aardig, want uiteindelijk waren wij wildvreemden.
Eindelijk kon de verhuisauto komen. Ik stond op de uitkijk. In plaats van de verhuisauto kwam Hans aanrijden met mijn Jeep. De telefoondraden hingen zo laag over de weg, dat de verhuisauto er niet onderdoor kon. Eer alles in kleinere auto’s was overgeladen…
Het was een uitje voor de straat. Acht gnoom-achtige mannetjes die zo uit een Fellini film waren gestapt, probeerden zonder mes, breekijzer of wat dan ook, de grote houten kisten (van zeker 8m3 per stuk) open te maken. Ik zag geen mechanische hulpmiddelen om de lood zware stukken, zoals de piano en mijn keramische oven, uit de vrachtauto te tillen.
Trots liet de chauffeur vallen dat dit hun eerste verhuizing was. Zelf sjouwen dan maar?
Op de dozen had ik de inhoud in het Engels geschreven, tja…
Binnen een mum was het huisje vol. Ik probeerde nog zoveel mogelijk orde aan te brengen. Achteraf viel het nog mee dat er weinig kapot was gegaan.
We lieten de grote stukken uitpakken door deze sterkte kerels, die alleen maar ervaring bleken te hebben met kratten sjouwen, maar ons glaswerk en serviesgoed en zeker mijn porselein, verf, boeken en andere fragiele zaken deden we liever zelf, ook al was er een lieve duit voor betaald! Trouwens als alles uitgepakt zou zijn, waar zouden we het dan moeten laten? Het vergde veel geplus om een grote hoeveelheid in een piepklein huisje te proppen, en wel zodanig, dat je het ook weer kon vinden! Gelukkig was Hans daar zeer bedreven in.
De legen kartonnen dozen scheurden ze stuk, in plaats van ze plat te vouwen voor hergebruik. In dit land van schaarste, bleef ik mij verbazen over de enorme verspilling. De buren kwamen al gauw vragen of ze het oude papier (mooie kwaliteit vonden zij!) mochten hebben. Ook Ana pikte driftig dozen mee. Boyev’s Lada werd helemaal volgestouwd. De schoonmaak vriendin had het slimme idee om een paar dozen met afval te vullen. Wij begonnen over een volgende verhuizing na te denken en gingen ook “Bulgaars” doen. Dozen keurig uit elkaar en papier opvouwen.
Boyev hielp zelfs mee met het naar boven sjouwen van onze matrassen. De 5 centimeter dunne matrassen van Ana wilden wij zo snel mogelijk vervangen door onze eigen exemplaren. Toen hij onze donzen dekbedden zag, was hij onder de indruk van de goede kwaliteit! Ondertussen waren Jut en Jul ook nog aan de arbeid! Ana was natuurlijk razend benieuwd om te zien hoe haar huisje eruit zou zien met onze spullen. Boyev had 2 heerlijke meloenen meegenomen, een fles champagne en een fles uitstekende Rakia. Moe van het uitpakken, streken we met z’n allen op het terras neer, waar wij met Ana, Boyev en Ana’s werk-vriendin de inmiddels gevonden glazen hieven. Een mes om de meloen te snijden kon ik ook zowaar opduiken. Ik had het niet beter kunnen doen, dan er vorken bij geven om de stukjes voortreffelijke meloen te eten, want dit bleek hier “bon ton” te zijn; ieder zijn eigen vork en prikken maar. We waren echt bekaf, waardoor de conversatie zich beperkte tot knikken en elkaar toelachen.
Boyev had zijn belofte niet na kunnen komen, dat alle werkzaamheden in het huisje klaar waren voor ons meubilair kwam. De keukenvloer moest nog een laklaag krijgen en om de voordeur zou nog het een en ander gestuukt worden. Maar we hadden tenminste onze eigen spullen en zo te zien had de douane daarvan niets “geleend”.
Het nieuwe fornuis had geen elektrisch snoer, dus aten we maar weer in Gargana. Boyev kende een elektricien.
‘De man werkt in de Boyana Residenz,’ zei hij trots. Ja, hier komen communistische staatshoofden bij elkaar. Wij hebben later ook eens een dergelijke sessie meegemaakt. Net of ik in een James Bond film from Russia with love meespeelde. Ook de satelliet moest geplaatst worden en zo bleven er de eerste dagen nog duizend kleine probleempjes om op te lossen.