
Al kon ze dit telefoontje elk moment verwachten, toch gaf het bericht haar een schok. Ze bekeek haar agenda, zag geen afspraken en reed naar haar ouderlijk huis. Brenda, de zwarte hulp deed met een bedrukt gezicht open. Willemijn keek om de hoek de kamer in. Pa zat er nog net zo bij. Hij leek een dutje te doen. Ze trok haar jas uit en ze knikte de jonge vrouw die haar vader de laatste maanden verzorgd had vriendelijk toe.
‘Uw vader…’
‘Je schrok zeker toen je vanmorgen binnenkwam.’
‘Ja, mijnheer zat gisteren nog vol grapjes.’
‘Ach Brenda, bijna 100. Het zat eraan te komen. Een hartstilstand is voor hem een mooie dood.’
Brenda liep naar de keuken, Willemijn hoorde haar met het koffiezetapparaat rommelen. Het wachten was op de dokter voor de overlijdensverklaring; weer nodig voor de acte van erfrecht. Waarschijnlijk zou zij als oudste dochter de taak krijgen om de boel te regelen, al had pa dat nooit met zoveel woorden gezegd.
Haar blik ging door de kamer. Een gigantische troep. Pa deed nooit iets weg en sinds de dood van haar moeder was het huis helemaal dichtgeslibd. Stapels kranten, waar naar zijn zeggen een interessant artikel instond dat hij wilde herlezen, waar toch nooit iets van kwam, rezen als paddenstoelen van de grond.
Willemijn belde haar middelste zus Anneke. Meteen bood zij aan om te komen helpen met opruimen. ‘Je bent ook de jongste niet meer Willemijn,’ deed haar beseffen dat zij nu de oudste van de familie was.
In Sydney nam Alice meteen op met de woorden: ‘Jezus, weet je wel hoe laat het hier is?’
‘Pa is net overleden, dat wilde ik je even zeggen. Kom je over voor de crematie? We moeten ook nog naar de notaris.’
‘Oh jee. Is het huis nog iets waard?’ begon haar jongere zus. Willemijn kreeg de neiging om de telefoon op de haak te gooien. Altijd aan centen denken.
‘Meid, ik ben wel eerlijk. Jij kunt ook best een tonnetje gebruiken toch? Pa kreeg zijn centen van opa en ma zat er, nadat haar ouders waren overleden, best warmpjes bij.’
Willemijn keek ongeduldig op haar horloge. Kwam die dokter nu maar, dan kon ze verder. Zitten wachten was niets voor haar; blijkbaar verleerd door alle tijd die ze aan pa had besteed, waarbij ze zijn grillen op de koop toe had genomen.
Al kon pa nauwelijks meer lopen, hij was nog goed bij. Elke ochtend las hij de financiële pagina van de Telegraaf en bekeek de koersen. Hij wist dondersgoed hoeveel zijn portefeuille waard was, al liet hij het bellen met de bank om zijn orders te laten uitvoeren door zijn doofheid aan haar over.
‘Jij bent toch gescheiden en je zoon is zelfstandig, dus…’ was zijn argument om haar voor zijn karretje te spannen.
Met een glimlach pakte ze de koffie aan en zei: ‘Brenda, jij neemt toch ook?’
De donkere vrouw lachte verlegen. ‘Ik dronk elke morgen koffie met mijnheer… ik zal hem missen. Hij had altijd een vriendelijk woord en… oh, daar zal de dokter zijn.’
Brenda had de auto al gehoord.
Meer dan een blik op haar vader werpen deed de dokter niet.
‘Ik was vorige week nog bij hem. Hartfalen. Mooie leeftijd. Mijn condoleances. Hij had het er nog over dat u alles zou regelen.’
Willemijn knikte en wees op het bureau van haar vader.
‘Hij had alles al op schrift gezet. Crematie en bijzetten naast moeder.’
De dokter bromde goedkeurend, overhandigde haar de overlijdensverklaring, gaf haar een hand en vertrok.
Ze haalde de map uit het bureau, belde de begrafenisondernemer en vroeg de notaris te spreken.
Toen haar moeder 15 jaar geleden was overleden, had pa alle instructies van moeder opgevolgd. Ma was een harde geweest. Altijd regelen, zelfs haar eigen dood. Toen de kanker terug kwam, vertikte ze het om zich te laten behandelen.
Dinsdag wil ik dood, ze hoorde het haar nog zeggen. Ma had afscheid genomen en wachtte op het fatale spuitje. Toen die dinsdag ochtend aanbrak wilde de verpleegster haar geen spuitje geven.
‘Dat zullen we even zien, niets ervan, het is afgesproken, bel jij de dokter maar,’ riep haar moeder boos. Ze kreeg haar zin. Ze had pa voorgehouden niet te gaan zitten treuren en dat had hij braaf ook niet gedaan.
Willemijn kon de centjes best gebruiken, want na haar scheiding was het niet vetsoppen. Vreemd dat pa, die altijd op de belasting zat te kankeren nooit eerder giften aan zijn dochters had gedaan. Ze kende de belastingtarieven. Zonde om zoveel te moeten betalen.
Brenda stak haar hoofd om de hoek en vroeg of ze nog iets kon doen.
‘Ga maar Brenda. Heel veel dank wat je voor mijn vader hebt gedaan. Over een uur komt de begrafenisondernemer. Ik heb je adres en stuur je een kaart.’
‘Graag mevrouw, ik wil nog even afscheid van mijnheer nemen.’
Ze liet Brenda uit en ging naast haar vader zitten. Hij zag er helemaal niet dood uit. Het leek net of hij elk moment iets kon gaan zeggen. Ze pakte een zakdoek en moest even huilen.
Natuurlijk dacht ze aan de erfenis. Ze gniffelde en dacht aan de woorden die haar vader vroeger zei als zij of haar zusjes vervelend waren geweest. ‘Als jullie niet ophouden met kibbelen, vermaak ik al mijn geld aan het dierenpension.’
Hij was dol op zijn honden geweest en de dieren hadden het daar zalig gevonden als hij met moeder op reis ging.
De begrafenisondernemer kwam met een busje.
‘Gaat u maar even de kamer uit mevrouw, dit is geen prettig gezicht. Hebt u al kleren klaarliggen voor in de kist? Straks zoeken we de kist uit.’
Ze liep naar boven en zocht zijn beste pak uit. Beneden zag ze dat het lichaam van haar vader al weg was. De deur van het busje ging net dicht.
‘Zo, mevrouw, mijn condoleances. Ik heb hier een aantal voorbeelden waaruit u een keuze kunt maken.’
‘Mijnheer, mijn vader heeft alles al op schrift staan, tot de rouwadvertentie toe, behalve de datum natuurlijk.’
‘Dat vergemakkelijkt de zaak mevrouw. Weet u al in welke kranten?’
Ze zag de tarieven en riep: ‘Zoveel? Dat adverteren kost een vermogen! Belachelijk, doet u maar een achtste pagina.’
‘Zoals u wilt mevrouw.’
Ze hoorde Anneke met haar aftandse Range Rover aankomen. Zij zou nu mooi een nieuwe bolide kunnen kopen.
Anneke omhelsde haar. Ze zette haar grote tas neer en pakte een schort.
‘Laat dat maar, we moeten toch eerst horen wat zijn testament inhoudt.’
Anneke bekeek de kamer, liep naar de keuken waar de koffie nog warm stond en kwam met een dampende Wedgwood kop de kamer in. ‘Wat een troep. Denk je dat we 500 vangen voor het huis in deze staat? Niemand heeft meer zin in gedoe van een verfbeurt of een verbouwing. Die keuken… en de badkamer… oeroud. Dat wil geen hond meer.’
Willemijn schoot in de lach.
‘Weet je nog dat pa dreigde ons te onterven als we weer eens vervelend waren geweest?’
‘Natuurlijk, alles zou dan naar het dierenpension gaan.’
‘Zeg wanneer komt Alice?’
‘Ze moet eerst een ticket regelen.’
‘Ik ga toch maar eerst de bedden verschonen, dan kunnen we hier met ons drietjes slapen.’
Willemijn liep met Anneke naar boven, waar Anneke een gebaar met haar vingers maakte: ‘Heb je al enig idee…?’
‘Nee, pa wilde nooit dat ik erbij zat als de notaris kwam. Idioot natuurlijk, tenzij hij een buitenechtelijk kind heeft. Je wist toch dat oma in zonde geboren was? Dat hoorde ik later pas.’
‘Gut, ja en ze deed zo vreselijk chic.’
Ze stonden met een stapel lakens te gieren van de lach, net zoals vroeger.
‘Weet je wel hoeveel hij had?’
‘Ja, geen fortuin. Acht ton. Het huis brengt hopelijk vijf op, maar daar moeten we niet op rekenen, de tuin is een wildernis. Dan die klote belasting. Als we schoon twee ton in onze handjes krijgen, mogen we blij zijn. Het meubilair is niets meer waard. Wie wil nog antiek? Zag je hoe versleten het bankstel is? De zitting van pa’s bureaustoel is helemaal door. Hij was te krenterig om dit te laten repareren. Hij kocht wel een nieuwe auto.’
‘Is er nog iets te eten?’
‘Jezus, goed dat je het zegt. Ik moet de thuiszorg afbellen, tafeltje dekje en de hele rataplan.’
Willemijn wilde de trap af gaan.
‘Zeg de telefoon maar niet op.’
‘Nee, die houden we aan. Kan je het alleen verder af?’
Anneke knikte. Willemijn liep naar beneden en ging achter haar vaders bureau zitten. Ze was enkele uren bezig. Ondertussen mestte Anneke vloekend de keuken uit en gooide bendes weg, steeds mopperend over bolstaande blikken en potjes die al jaren over de uiterste verbruiksdatum heen waren.
Laat in de middag belde Alice: ‘Ik heb een ticket! Kan een van jullie mij van Schiphol halen? Ik mail je mijn vluchtnummer wel.’
‘Zo, morgen aan het eind van de dag komt Alice. Ik zal haar van het vliegveld halen.’
‘Kan je nog wel autorijden met die artrose handen?’
‘Ik ben nog niet fossiel hoor. Was er nog iets eetbaars? Ik heb eigenlijk zin om een hapje buiten de deur te eten.’
‘Prima, we pikken een Chineesje.’
De drie zusjes zaten in hun mantelpak en met de parelketting om die ze voor hun 18e verjaardag hadden gekregen in de wachtkamer van de notaris.
Alice keek strijdlustig. Voor ik op het vliegtuig stap wil ik mijn centen anders draait Jaap mijn nek om.’
‘Je man boert toch goed?’
‘Puh, Sydney is duur hoor. Het komende huwelijk van Antje gaat veel geld kosten.’
‘Hoeft toch niet?’
‘We kunnen niet achterblijven. De knaap met wie ze trouwt bulkt van het geld en dan…’
Ze werden opgeschrikt.
‘Dames wilt u mij volgen…?’
Ze stonden op en liepen achter de jongeman aan. Hij hield beleefd de deur voor hen open.
De notaris stond op en groette hen plechtig met: ‘Uw vader was een goede vriend van mij. Ik zal hem missen.’
Alice keek op haar horloge.
De notaris begreep de hint en zei: ‘Ik begrijp dat u weer terug moet naar Australië. Ik heb het dossier al voor mij. Voordat ik het testament zal voorlezen, is hier eerst nog een brief. Speciaal aan u gericht.’ De zusjes keken elkaar verbaasd aan.
De notaris pakte de brief met het hun bekende handschrift.
‘Lieve kinderen. Vaak sprak ik mijn ongenoegen uit over jullie gedrag, maar ik heb altijd veel van jullie gehouden en deed dit voor jullie bestwil. Na het overlijden van jullie moeder heb ik voor elk van jullie iets speciaals uitgezocht. Voor mijn oudste, Willemijn, heb ik de zilveren theepot bedacht. Anneke krijgt de oude hondenmand en voor Alice zocht ik mijn wandelstok uit.’
De notaris zweeg en verschoof enkele papieren.
Verbaasd riep Alice: ‘Nou, mooi aandenken. Ik ben er kapot van. Nu de centen.’
De notaris pakte het testament. Hij keek de dochters een voor een aan, wreef over zijn wang en begon:
‘Heden voor mijn verschenen…..’
‘Ja, laat die flauwe kul maar mijnheer. Details alstublieft,’ zei Alice luid.
De notaris boog zijn hoofd. Hij liep rood aan en zei: ‘Als u het persé wilt, ik zal kort zijn: uw vader heeft zijn gehele bezit vermaakt aan het dierenpension.’
‘Wat!’ Riepen de zusters in koor.
Willemijn zakte achterover in de stoel en begon te snikken.
Anneke balde haar vuisten en Alice stond op en wilde de notaris te lijf gaan.
‘Hebben jullie dit bekonkeld? Godsamme, wat een achterbaks gedoe.’
‘Hieraan is niet te tornen.’
‘En de successierechten, moeten wij die soms ook betalen? Nou dan weiger ik die hele handel. Kom meiden we gaan.’
Woedend stapte Alice op. Anneke en Willemijn volgden.
Anneke drukte op de afstandsbediening van de Range Rover. Bedrukt stapten ze in.
‘Nou, dan kan de notaris dit in zijn reet stoppen, we pakken onze spullen en laten hem de zooi maar uitzoeken. Dierenpension… huh…’
Mokkend reden ze naar het ouderlijk huis.
Willemijn opende de voordeur. Ze renden alle drie naar boven, trokken hun nette kleren uit, waarbij Alice bromde: ‘Heb ik goddomme speciaal een mantelpak aangetrokken en die stomme parels…’
In jeans gekleed liepen ze de trap af. Alice pakte de stok en wilde deze doormidden breken.
Willemijn zei: ‘Wacht… kijk die knop eens?’
Ze pakte de stok aan en draaide aan de zilveren knop. Nieuwsgierig keken Anneke en Alice toe.
Met de knop in haar hand zei ze schor: ‘Hol… hemel… er zit iets in,’ ze keek en trok er voorzichtig een papier uit.
‘Postzegels… verrek is dat niet de Mauritius zegel?’
Verbaasd keken ze elkaar aan. Willemijn liep naar de hoekkast en pakte de in plastic verpakte theepot. Ze rammelde hiermee en voelde dat er iets zachts in zat. Ze keerde de pot om op de kussens van de bank. Er viel een vies oud zakje met een koordje uit. Ademloos keken ze hoe Willemijn hier een aantal edelstenen uit haalde.
‘Nu de hondenmand, waar is die? Toch niet weggegooid?’ begon Anneke helemaal opgewonden.
‘Pa had zo zijn eigenaardigheden. Ik stond wel even goed op het verkeerde been bij die notaris,’ zei Alice.
Anneke riep: ‘Zeg, ik heb nog niets, help eens mee zoeken. Laten we in de garage kijken.’
Daar was niets te vinden. Ze voelden zich hoe langer hoe ongemakkelijker.
Anneke zei met een klein stemmetje: ‘Brenda heeft toch een hond? Zou zij die mand hebben?’
‘Ik hoop van niet. Kom verder zoeken. Op naar de zolder.’
Willemijn hield de wrakke vlizotrap vast en Anneke kroop op haar knieën de zolder op. Enkele motten fladderden om haar gezicht.
In een hoek zag ze de hondenmand. Ze trok haar neus op en mompelde: ‘Stinkt als de ziekte en half opgevreten. Kan iemand een vuilniszak geven?’
Toen Anneke de gouden munten had gevonden, begon Alice: Dat gezicht van die notaris. Hij moest eens weten… en wij maar denken dat pa ons wilde onterven.Volgens mij zitten we hier met een miljoen per persoon en dat is niet te achterhalen.’
De hun toebedeelde spullen lieten ze anoniem in Londen veilen. Het geld werd prima belegd en van de rente gingen ze leuke dingen doen.
Twee jaar later lag er weer een brief van de notaris in de bus, of ze zo spoedig mogelijk konden komen.
De zusjes belden elkaar. ‘Heb jij ook bericht van de notaris gekregen?’
‘Ja, begon Willemijn. Ik hoop niet dat de fiscus er achter is gekomen.’
Nieuwsgierig en bedrukt gingen Willemijn en Anneke naar het notariskantoor.
‘Zo dames, ik had niet verwacht u zo snel weer te zien. De eigenaar van het dierenpension is eergisteren overleden. Hij voelde zich bezwaard dat u zo berooid was achtergelaten. Dus heeft hij het pension in zijn testament aan u vermaakt.’
‘Dierenpension?’ herhaalden ze in koor.
‘Ja, u hebt het goed gehoord. U moet daar straks naartoe want er wachten een tiental honden om verzorgd te worden.’
‘En het geld?’
‘Het pension is helemaal opgeknapt,’ zei de notaris.
Gniffelend liepen ze naar de auto.
‘Ik kon de man wel zoenen,’ zei Willemijn.